Blijvend discipelschap
We kunnen geestelijk zelfvertrouwen en vrede vinden door heilige gewoonten en rechtschapen routines te ontwikkelen die het geloofsvuur brandend houden en laten oplaaien.
Afgelopen zomer zijn meer dan tweehonderdduizend jongeren over de hele wereld in geloof gegroeid op een van de honderden weekkampen van Voor de kracht van de jeugd, oftewel FSY-conferenties. Na de corona-isolatie was het voor velen al een geloofsdaad op zich om ernaartoe te gaan. Bij veel van de jonge deelnemers ging de verdieping van hun bekering in stijgende lijn. Aan het eind van de week stelde ik graag de vraag: ‘Hoe was het?’
Soms antwoordden ze ongeveer zo: ‘Tja, op maandag was ik humeurig omdat mijn moeder wilde dat ik ging. En ik kende niemand. En ik vond het niets voor mij. En ik had het gevoel dat ik met niemand vriendschap zou sluiten. Maar nu is het vrijdag, en ik zou hier wel willen blijven. Ik wil gewoon de Geest voelen. Ik wil zoals hier leven.’
Ze hebben allemaal verhalen over verlichte momenten en geestelijke gaven die hen voortstuwden op hun groei in die stijgende lijn. Ik ben ook veranderd in deze zomer vol FSY-conferenties, doordat ik zag hoe de Geest van God onophoudelijk inging op de rechtschapen hartsverlangens van al deze jongeren, die de moed hadden om Hem te vertrouwen en een week onder zijn hoede door te brengen.
Net zoals glanzende scheepsrompen op zee, leven wij in een geestelijk bijtende omgeving, waarin de meest glansrijke overtuigingen bewust onderhouden moeten worden om niet te worden aangetast, te gaan roesten en daarna af te brokkelen.
Wat kunnen we doen zodat ons geloofsvuur blijft branden?
FSY-conferenties, kampen, avondmaalsdiensten en zendingen kunnen ons getuigenis helpen oppoetsen, zodat we in stijgende lijn blijven groeien en geestelijke ontplooiing doormaken, en relatieve vrede bereiken. Maar wat moeten we doen om dat zo te houden en ‘standvastig in Christus voorwaarts [te blijven] streven’ (2 Nephi 31:20), zodat we niet achteruit gaan? We moeten datgene blijven doen wat ons daar in de eerste plaats heeft gebracht, zoals vaak bidden, onszelf in de Schriften onderdompelen en oprecht dienen.
Voor sommigen van ons kan het misschien zelfs al een oefening in Godsvertrouwen zijn om naar de avondmaalsdienst te gaan. Maar als we er eenmaal zijn, kunnen de genezende invloed van het avondmaal van de Heer, de evangeliebeginselen en de zorg van de kerkgemeenschap ons naar een hoger niveau tillen.
Waarin ligt de kracht van fysiek samenkomen?
Tijdens de FSY-conferenties leerden ruim tweehonderdduizend van onze jongeren de Heiland beter kennen, doordat ze de simpele formule gebruikten van samenkomen, daar waar twee of meer in zijn naam bijeengekomen waren (zie Mattheüs 18:20), zich daar bezig te houden met het evangelie en de Schriften, samen te zingen, samen te bidden en vrede in Christus te vinden. Dat is een krachtig recept voor geestelijke bewustwording.
Deze troepen broeders en zusters zijn nu overal ter wereld naar huis gegaan om uit te zoeken wat het betekent om nog steeds ‘op de Heer te vertrouwen’ (Spreuken 3:5; jongerenthema 2022) als ze in de kakofonie van een luidruchtige wereld worden meegesleept. ‘Hem horen’ (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:17) op een stille plek van overpeinzing, met de Schriften wijd open, is één ding. Maar het is heel wat anders om ons discipelschap uit te dragen in deze sterfelijke storm van afleidingen, waarin we moeite moeten doen om Hem boven het rumoer van zelfzucht en wankelend vertrouwen uit te horen. Laat hier geen twijfel over bestaan: onze jongeren zijn heldhaftig wanneer zij zich er met hart en geest op toeleggen om pal te staan tegen de verschuivende normen van onze tijd.
Wat kunnen gezinnen doen om verder te bouwen op het momentum van kerkactiviteiten?
Mijn vrouw was eens jongevrouwenpresidente van de ring. Op een avond kreeg ik de taak om koekjes klaar te zetten in de hal, terwijl mijn vrouw in de kapel een haardvuuravond hield voor ouders en hun dochters die de daaropvolgende week naar het jongevrouwenkamp zouden gaan. Nadat ze had uitgelegd waar ze moesten zijn en wat ze moesten meenemen, zei ze: ‘Dinsdagochtend, wanneer u uw lieve meisje op de bus zet, moet u haar maar een dikke knuffel geven. En geef haar maar een afscheidskus, want ze komt niet meer terug.’
Ik hoorde iemand geschrokken naar lucht happen en besefte dat ik dat zelf was. ‘Ze komt niet meer terug?’
Maar toen vertelde ze verder: ‘Wanneer u uw dochters op dinsdagochtend uitzwaait, zullen ze de afleidingen van minder belangrijke zaken achter zich laten en een week lang samen leren en groeien en op de Heer vertrouwen. We zullen samen bidden, zingen, koken, dienen en ons getuigenis geven, en de dingen doen waardoor we de hele week de Geest van onze hemelse Vader kunnen voelen, zodat die helemaal in ons doordringt. En de meisjes die u op zaterdag uit de bus ziet stappen, zullen niet dezelfde meisjes zijn die u op dinsdag hebt gebracht. Ze zullen nieuwe schepsels zijn. En als u ze helpt om dat hoge niveau te behouden, zullen ze u versteld doen staan. Ze zullen blijven veranderen en groeien. En uw gezin ook.’
Die zaterdag ging het precies zoals ze had voorspeld. Terwijl ik de tenten inlaadde, hoorde ik de stem van mijn vrouw in het kleine amfitheater in het bos waar de meisjes waren samengekomen voordat ze naar huis gingen. Ik hoorde haar zeggen: ‘O, daar zijn jullie. We wachten al de hele week op jullie. Onze zaterdagmeisjes.’
De dappere jeugd van Zion maakt een tocht door ongekende tijden. Het is hun specifieke taak om vreugde te vinden in deze wereld van geprofeteerde ontwrichting, zonder onderdeel te worden van die wereld, die blind is voor heiligheid. Ongeveer honderd jaar geleden sprak G.K. Chesterton alsof hij voorzag dat deze tocht thuisgericht en kerkgesteund zou zijn toen hij zei: ‘We moeten het universum zien als een kasteel van een reus, dat wij moeten bestormen, en het tegelijkertijd zien als ons eigen huisje, waarin we ons ’s avonds kunnen terugtrekken.’ (Orthodoxy [1909], 130.)
Gelukkig hoeven ze het niet alleen te doen. Ze hebben elkaar. En ze hebben u. En ze volgen een levende profeet, president Russell M. Nelson, die leidt met het welbewuste optimisme van een ziener en verkondigt dat het grote werk van deze tijd – de vergadering van Israël – groots en majestueus zal zijn. (Zie ‘Hoop van Israël’ [wereldwijde devotional voor jongeren, 3 juni 2018], ChurchofJesusChrist.org.)
Afgelopen zomer moesten mijn vrouw, Kalleen, en ik overstappen op de luchthaven van Amsterdam, waar ik jaren eerder als nieuwe zendeling was aangekomen. Na maanden blokken op de Nederlandse taal was onze KLM-vlucht geland, waarna de gezagvoerder een onverstaanbare mededeling deed. We waren even stil, en toen mompelde mijn collega: ‘Volgens mij was dat Nederlands.’ We keken op en lazen elkaars gedachten: dit komt niet goed.
Maar het kwam wel goed. Terwijl ik zo terugdacht aan de sprong in het duister die we vervolgens hadden genomen terwijl we door de luchthaven liepen, op weg naar de vele wonderen die onze zending zouden vergezellen, werd ik abrupt naar het heden teruggehaald door een zendeling in levenden lijve, die op een vliegtuig naar huis stapte. Hij stelde zichzelf voor en vroeg: ‘President Lund, wat moet ik nu doen? Wat moet ik doen om sterk te blijven?’
Dat is dezelfde vraag die onze jongeren hebben wanneer ze naar huis gaan na een FSY-conferentie, jeugdkamp, tempelreis en elke keer dat ze de machten van de hemel hebben gevoeld: ‘Hoe kan God liefhebben veranderen in blijvend discipelschap?’
Ik voelde een opwelling van liefde voor deze stralende zendeling in de laatste uren van zijn zending, en op dat stille moment van de Geest zei ik enigszins geroerd eenvoudigweg: ‘Je hoeft geen naamplaatje te dragen om zijn naam te dragen.’
Ik wilde mijn handen op zijn schouders leggen en zeggen: ‘Dit moet je doen. Ga naar huis en wees gewoon zoals je nu bent. Je doet het zo goed dat je bijna licht geeft. De discipline en opofferingen op je zending hebben een geweldige zoon van God van je gemaakt. Blijf thuis doen wat hier zo krachtig heeft gewerkt. Je hebt leren bidden, je hebt geleerd tot wie je bidt en je hebt de taal van gebed geleerd. Je hebt zijn woorden bestudeerd en bent van de Heiland gaan houden, doordat je probeerde zoals Hij te worden. Je hebt je hemelse Vader liefgehad zoals Hij zijn Vader liefhad, hebt anderen gediend zoals Hij diende en de geboden nageleefd zoals Hij ze naleefde – en wanneer je dat niet deed, heb je je bekeerd. Je discipelschap is geen slogan op een T-shirt – het is onderdeel van je leven geworden, dat je bewust voor anderen leeft. Dus ga naar huis en doe dat. Dat moet je zijn. Neem dit geestelijke momentum mee in je verdere leven.’
Ik weet dat we door te vertrouwen op de Heer Jezus Christus en zijn verbondspad, geestelijk zelfvertrouwen en vrede kunnen vinden. Blijf heilige gewoonten en rechtschapen routines ontwikkelen die het geloofsvuur brandend houden en laten oplaaien. Mogen wij allen steeds dichter tot dat verwarmende vuur komen en daar blijven, wat er ook gebeurt. In de naam van Jezus Christus. Amen.