Het Nederlandse aardappelproject
De heiligen in Nederland stonden na de Tweede Wereldoorlog voor de zware opgave om hun leven weer op te bouwen. De Duitse bezetting had de infrastructuur schade toegebracht en voedsel was in sommige streken schaars. Er heerste in veel gemeenten van de kerk diepe verdeeldheid. Sommige leden hadden namelijk met Duitse bezetters meegewerkt en anderen hadden voor het verzet gekozen. Zendingspresident Cornelius Zappey en andere plaatselijke kerkleiders zetten in 1947 een welzijnsproject op touw om de voedseltekorten aan te pakken en goodwill onder de kerkleden te herstellen.
De Nederlandse heiligen zorgden voor pootaardappelen en pootten die in braakliggende grond. Ze baden om de zegen van de Heer, kweekten het gewas op en tegen het eind van de zomer lag er een overvloedige oogst in het verschiet.
Terwijl het gewas goed groeide, bracht Walter Stover, president van de Oost-Duitse zending, Zappey een bezoek. Hij vertelde hem van de netelige situatie van de heiligen in Duitsland. Alle Duitsers hadden erg onder de gevolgen van de oorlog geleden en zagen nu een winter zonder voldoende voedselvoorraden tegemoet. Zappey besloot om de aardappelen aan de Duitse heiligen te schenken. Hij wist echter niet zeker of hij de Nederlandse heiligen ertoe kon bewegen hun oogst aan hun voormalige vijanden te geven.
De leden waren aanvankelijk geschokt. ‘We wisten niet wat we hoorden’, vertelde Truus Allert. ‘Hoe konden ze ons vertellen dat we die aardappels voor hen [de Duitsers] hadden gepoot?’ President Zappey en zijn raadgever Pieter Vlam bezochten de gemeenten en wezen de leden erop dat de Duitse heiligen hun broeders en zusters waren. Velen waren eerst terughoudend, maar de Nederlandse heiligen maakten de geoogste aardappelen klaar voor verzending naar Duitsland.
Een functionaris probeerde bij de grens nog te voorkomen dat Zappey het land met zo’n grote lading voedsel zou verlaten. Zappey deed hem het verhaal van opoffering door de heiligen uit de doeken, waarna de functionaris overstag ging. De aardappelen kwamen daarna bij de heiligen in Duitsland terecht. ‘Ze betoonden ons zo veel goedheid en liefde’, vertelde Ruth Wittwer, een van de begunstigden. ‘Dat gaf me hoop op een betere toekomst.’
De Nederlandse heiligen schonken in 1948, terwijl de wederopbouw in beide landen voortging, een tweede aardappeloogst aan hun Duitse broeders en zusters, plus een grote lading pekelharing, wat in Nederland veel gegeten werd. Deze vriendelijke daden hielpen de heiligen in zowel Nederland als Duitsland om de gevolgen van de oorlog te boven te komen, en de eenheid en het vertrouwen onder de Europese heiligen te herstellen.