Participatieperiode
‘Mijn huis is een huis van orde’
‘Organiseert u; bereidt alle nodige dingen voor; en vestigt een huis, ja, een huis van gebed, een huis van vasten, een huis van geloof, een huis van leren, een huis van heerlijkheid, een huis van orde, een huis van God’ (LV 88:119).
De Heer heeft gezegd: ‘Mijn huis is een huis van orde’ (LV 132:8). De tempel is het huis van God, maar ons huis kan ook een huis van orde zijn. Een huis van orde is een huis waarin we proberen te doen wat Jezus deed. Het is een huis waar we liefde en vrede voelen.
Onze hemelse Vader heeft ouders de taak gegeven om hun kinderen liefdevol en vriendelijk te onderwijzen en te verzorgen. Hij heeft kinderen de taak gegeven om hun ouders te gehoorzamen en te eren. Onze hemelse Vader wil dat het hele gezin er samen aan werkt om van hun thuis een gelukkige, vredige plek te maken waar de Geest kan zijn.
Ouderling Glenn L. Pace van de Zeventig vertelde hoe zijn jongste dochter de anderen hielp om bepaalde dingen op de manier van de Heer te doen. Hij zei: ‘Zij was het die ons eraan herinnerde gezinsgebed te houden. Zij was het die ons enthousiast probeerde te maken voor de gezinsavond. Zij bedacht de spelletjes; zij zorgde voor de lekkernijen; zij wilde werkelijk alles doen om gezinsavond te hebben’ (‘Friend to Friend’, Friend, februari l997, p. 7).
Activiteit
Haal pagina K4 uit de Liahona en plak hem op stevig papier. Knip de puzzelstukjes uit. Lees Leer en Verbonden 88:119, en zet dan de puzzel in de juiste woordvolgorde als het vers in elkaar. Als u de puzzel afhebt zegt u de tekst een paar maal op om hem uit het hoofd te leren.
Denk aan dingen die je kunt doen om je familie een huis te laten hebben zoals onze hemelse Vader dat graag ziet — een huis waarin je liefde en vrede voelt, een huis waarin je zijn Geest kunt voelen.
Organiseert u;
Bereidt alle nodige dingen voor;
en vestigt een huis,
Ja, een huis van gebed,
een huis van vasten,
een huis van geloof,
een huis van leren,
een huis van heerlijkheid,
een huis van orde,
een huis van God.
Ideeën voor de participatieperiode
-
Vraag een jeugdwerkleidster over een keer dat zij haar ouders gehoorzaamde. Laat haar vertellen wat de gevolgen waren. Laat de kinderen Kolossenzen 3:20 opslaan. Leg uit dat dit vers door Paulus is geschreven, die een apostel van Jezus Christus was. Voordat het vers samen wordt gelezen, vraag u de kinderen voor antwoorden op de volgende vragen te letten: Tot wie richt Paulus zich? Wat zegt Paulus hen te doen? Lees de tekst en vraag om reacties. Vraag dan: Hoe heeft gehoorzaam zijn aan je ouders jou veiligheid geboden en je geholpen om het goede te kiezen? Gooi aan verschillende kinderen een bonenzakje toe en vraag ze te vertellen wat hun ouders hun gevraagd hebben te doen wat ze kunnen gehoorzamen. Getuig hoe belangrijk het is om je ouders te gehoorzamen.
-
Zangoefening:‘Aan een gezin bouwen’ (Kinderprogramma in de avondmaalsdienst en overzicht participatieperiode 2009). Laat de kinderen een paar keer naar de muziek luisteren. Speel de muziek daarna weer en laat de kinderen het ritme van de melodie meeroffelen door hun vuist in de palm van hun andere hand te slaan om een timmerende bouwer voor te stellen. Zoek platen die overeenkomen met de sleutelwoorden in het eerste vers (zie Jeugdwerk 1 platenpakket). Plak elke plaat op een doos. Schrijf het sleutelwoord aan de andere kant van de doos. Leer het lied eerst door de sleutelwoorden te tonen. Als de kinderen een zinsnede uit het hoofd leren, stapelt u de doos alsof u een huis van blokken aan het bouwen bent. Als de kinderen het lied helemaal kunnen zingen met gebruik van de sleutelwoorden, zet u de dozen in willekeurige volgorde naast elkaar met de platen naar voren gericht. Zing elke zinsnede en laat de kinderen een plaat aanwijzen die overeenkomt met de zinsnede. Als dat klopt laat u een kind de doos op zijn plek terugzetten om met de plaat zichtbaar een huis te bouwen. Elke keer als de kinderen de woorden ‘Ik ben een bouwer’ zingen, laat u ze op het ritme hun vuist in hun hand slaan.
Leer ze het tweede vers door een plaat van een gezin in puzzelstukje te knippen. Op de achterkant van elk puzzelstukje schrijft u een sleutelwoord uit elke zinsnede in het tweede vers. Leer ze de zinsnede met gebruik van het sleutelwoord. Als de kinderen de zinsnede kennen, plakt u het stukje op het bord met de plaatkant voor. Herhaal dat met ieder puzzelstuk totdat de puzzel van het gezin af is. Leer ze het refrein.