In mijn meisjesjaren was ik nogal perfectionistisch aangelegd. Toen ik dus mijn patriarchale zegen ontving, klonk één aansporing mij bijzonder logisch in de oren: om mijn taken ‘naar beste vermogen, tot in de perfectie’ af te maken. Pas jaren later begon ik in te zien hoe weinig ik afwist van perfectie — en de werking van genade.
In 1998 keerde ik om gezondheidsproblemen vervroegd terug van zending. Ik had huizenhoge schuldgevoelens omdat ik mijn zending niet ‘tot in de perfectie’ had afgemaakt. Behalve dit faalgevoel was er ook de onzekerheid over mijn ziekte. De artsen hadden niets kunnen vinden.
Ziek of niet, ik wist dat ik verder moest met mijn leven. Daarom zette ik mijn studie voort aan de universiteit. Na slechts twee semesters zat ik echter weer met pijn thuis, in afwachting van een dringende operatie. Rond die tijd ontdekten de artsen dat ik een auto-immuunziekte had.
Toen ik hersteld was van de operatie begon ik parttime te werken bij een snoepwinkel waar ik als tiener had gewerkt. Hoewel ik deed wat ik kon, had ik niet het gevoel dat ik iets zinnigs met mijn leven deed, laat staan dat ik het ‘tot in de perfectie’ afmaakte. Ik begon mezelf met anderen te vergelijken, in het bijzonder met mijn vrienden die hun opleiding afrondden, op zending gingen of een gezin stichtten. Ik hing er maar wat bij.
Toen maakte ik kennis met Stephanie. Ze liep op een goede dag de snoepwinkel binnen met een zwarte sjaal over haar hoofd. Terwijl ik haar mijn lievelingschocolade aanwees, voelde ik dat ik naar haar situatie moest informeren. Ze glimlachte, verwijderde haar sjaal en zei dat ze, terwijl ze op haar kale hoofd wees, een chemokuur onderging. Dat gesprekje was het begin van een bijzondere, openhartige vriendschap.
Stephanie stapte geregeld de winkel binnen om een lekkernij te nuttigen en over het leven te praten. Ze bleek lid van de kerk te zijn en had zowel geestelijk als lichamelijk donkere tijden gekend. Ze vertelde mij over bepaalde verkeerde keuzes en hoeveel moeite ze had gedaan om tot bekering te komen. Ze was met zichzelf in het reine aan het komen, want ze wilde in de tempel aan haar man worden verzegeld.
Op zekere dag begon ik over mijn problemen. Ik vertrouwde haar toe hoe ontmoedigd ik soms was. ‘Ik doe hetzelfde wat ik in mijn middelbareschooltijd deed: bolletjes ijs scheppen’, legde ik uit. ‘Ik heb mijn zending noch mijn studie afgemaakt, en ik heb geen idee hoe het verder moet.’
Stephanie antwoordde: ‘Waarom wil je de wedren van het leven binnen een bepaalde tijd uitrennen? Waarom ren je de wedren niet gewoon?’
En voor het eerst drong het tot mij door dat ik naar beste vermogen deed wat ik kon en dat dat genoeg was. De Heiland hield van mij, en zijn genade, wegens zijn verzoening, was genoeg voor mij, genoeg voor mijn gebreken. Hoewel ik dacht altijd wel op Hem vertrouwd te hebben, had ik, totdat Stephanie mij wakker schudde, om de een of andere reden een belangrijke les over zijn rol in mijn leven gemist.
In Ether 12:27 staat: ‘Mijn genade is genoeg voor alle mensen die zich voor mijn aangezicht verootmoedigen; want indien zij zich voor mijn aangezicht verootmoedigen en geloof hebben in Mij, zal Ik zwakke dingen sterk voor hen laten worden.’ Toen ik mij verootmoedigde en meer geloof in de Heer kreeg, zag ik keer op keer dat Hij inderdaad zwakke dingen sterk laat worden. Deze waarheid heeft mij de kracht gegeven om mijn problemen met meer geloof en hoop tegemoet te treden.
Een paar maanden na ons gesprek verliet ik mijn woonplaats om een nieuwe baan te beginnen, waardoor ik het contact met mijn vriendin verloor. Op een dag belde mijn moeder op om te zeggen dat ze Stephanies overlijdensbericht in de krant had zien staan. Ik ging naar huis om haar begrafenis bij te wonen en hoorde daar dat ze amper drie weken voor haar dood aan haar man was verzegeld.
Ik was innig dankbaar dat Stephanie in mijn leven was gekomen en mij had geleerd wat het inhoudt een perfecte wedren uit te rennen. Ik hoef niet altijd te sprinten. Af en toe is alles wat ik kan doen de kant van het finishdoek op kijken. De wedren naar beste vermogen uitlopen — wat onze snelheid ook mag zijn — is oké. Onze inspanningen kunnen perfect worden, omdat de genade van de Heer ons allen genoeg is (zie Moroni 10:32).