Wandelen in geloof, niet in aanschouwen
Daggi Ramirez de Vargas is al vijftien jaar blind, maar in veel opzichten ziet ze heel duidelijk. ‘Aan lichamelijk zicht kun je veel plezier beleven’, zegt de zeventigjarige, ‘maar het kan wel je geestelijke zicht vertroebelen.’
Zuster Daggi, zoals ze bekend is, verloor haar gezichtsvermogen toen haar netvlies losliet na een staaroperatie aan beide ogen.
‘Eerst vroeg ik mij af hoe ik alles moest klaren’, zegt ze, ‘maar het lukt mij aardig. Ik strijk, ik naai en ik kook. Niemand komt in mijn buurt als ik kook’, lacht ze. ‘Ik gebruik een paar grote messen.’
Zo bezorgd als zuster Daggi was of ze wel haar dagelijkse bezigheden zou kunnen blijven doen, zo vastbesloten was ze om geestelijk zelfredzaam te blijven, in het licht van haar getuigenis van Christus in plaats van zich afhankelijk te maken van anderen voor haar kennis van de waarheid.
Het licht van het evangelie
Vóór ze in 1962 lid van de kerk werd, was zuster Daggi, die nu deel uitmaakt van de wijk Miraflores in de ring Viña del Mar-Archupallas (Chili), net getrouwd en vroeg ze zich af welke kerk de ware kerk was.
Op een keer droomde ze over mensen die van ver waren gekomen, en zag ze opmerkelijk witte kleding. De volgende dag herkende ze dezelfde kleding die aan de waslijn hing te drogen bij het huis waar ze als schoonmaakster werkte.
Haar werkgever vertelde haar dat de kleding te maken had met de tempels van de mormoonse kerk. Zuster Daggi was al gauw in gesprek met zendelingen die van ver waren gekomen om haar geestelijke ogen te openen voor het het licht van het evangelie.
Een door het woord verlicht pad
Zuster Daggi houdt van het evangelie van Jezus Christus en ze was gewoon dagelijks in de Schriften te lezen totdat ze blind werd.
‘Toen ik mijn gezichtsvermogen verloor, bad ik dat ik zijn woord mocht vasthouden’, herinnert ze zich. Zijn woord vasthouden was belangrijk voor haar als een symbool van geestelijk zicht.
En hoewel ze het evangelie nu op andere manieren bestudeert, gelooft zuster Daggi dat het ‘woord […] een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad [is]’ (Psalmen 119:105). Zij is een levend voorbeeld van Jezus’ belofte: ‘Ik ben het licht der wereld, wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben’ (Johannes 8:12).
Volgens haar man, Juan, heeft de Heer haar verzoek ingewilligd. ‘Ze heeft een uitstekend geheugen. Ze kan uren over het evangelie praten’, glimlacht hij zuinig.
‘Als je vraagt, ontvang je’, reageert zij. ‘Mijn geest ziet het nog steeds heel scherp.’
De werken Gods openbaar geworden
De ervaringen die zuster Daggi sinds ze haar gezichtsvermogen verloor heeft gehad, om zowel haar lichamelijke als geestelijke zelfredzaamheid vast te houden, doen denken aan de blinde man in het evangelie van Johannes, over wie de discipelen vroegen: ‘Rabbi, wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is?’
‘Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd noch zijn ouders, maar de werken Gods moesten in hem openbaar worden’ (Johannes 9:2–3).
De werken Gods zijn openbaar geworden in zuster Daggi’s leven. Hoewel zij haar gezichtsvermogen kwijt is, heeft ze vele wonderen gezien en kan zij getuigen dat ‘wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen’ (2 Korintiërs 5:7).
Op een zondagavond kwamen de huisonderwijzers op bezoek. Het gezin werd in die tijd getroffen door werkloosheid en die avond had ze maar een half kopje rijst, een beetje bakolie en twee kleine tomaten. Maar ze mocht deze twee getrouwe huisonderwijzers en vroeg of ze wilden blijven eten.
‘Mijn dochter vroeg hoe ik dat kon doen’, herinnert zuster Daggi zich. Ze zei haar dochter de tafel te dekken. Toen ging ze naar de keuken en bad: ‘Heer, u heeft eerder vijfduizend mensen te eten gegeven. Ik vraag U, hier gaat het maar om zeven.’
‘Er was genoeg rijst voor zeven mensen’, getuigt ze.
Dank voor zijn wonderbare licht
Hoewel het nu in lichamelijk opzicht donker om haar heen is, weet zuster Daggi dat er een groter licht is dat zicht biedt.
Jesaja verkondigde: ‘De zon zal u niet meer tot licht zijn bij dag, noch de maan tot een schijnsel voor u lichten; maar de Here zal u tot een eeuwig licht zijn en uw God tot uw luister’ (Jesaja 60:19).
‘Jezus sprak over mensen die ziende blind waren. Dat geldt ook tegenwoordig nog’, beklaagt zuster Daggi zich. ‘Overal om ons heen zijn wonderen, maar zovelen zien die niet.’
Zuster Daggi is dankbaar voor de vele zegeningen die zij geniet en probeert Petrus’ aansporing na te leven, ‘om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht’ (1 Petrus 2:9).
‘Ik ben tevreden. Vader in de hemel heeft mij een geweldige kameraad gegeven. We zijn naar de tempel gegaan en zijn daar verzegeld’, zeg ze. ‘Mijn leven is vol wonderen. Geestelijk kan ik prima zien.’