2011
De Heiland—de Meesterleraar
Januari 2011


De Heiland de Meesterleraar

Wij moeten ons vergasten aan de woorden van Christus — de Schriften — en ze, net als Hij, gebruiken om anderen te onderwijzen en te sterken.

Elder Jay E. Jensen

Op aanwijzing van zijn Vader heeft Jezus Christus talloze werelden geschapen. Hij was de grote Jehova, de God van het Oude Testament. Hij was de Zoon van een sterfelijke moeder, Maria, en van God, de eeuwige Vader. Hij is de belangrijkste persoon die ooit op aarde heeft geleefd. Hij zei dat Hij was gekomen om ‘de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen’ (Johannes 4:34).

Zijn boodschap en bediening waren ondubbelzinnige verklaringen dat Hij Jezus Christus is, de Zoon van God, de beloofde Messias.

In zijn leringen citeerde Hij vaak teksten uit het Oude Testament. Hij gebruikte de Schriften om Zich voor te bereiden op zijn bediening, om kwaad en verleidingen te weerstaan, om de rechtsgeldigheid van de oude profeten te bevestigen en om anderen te sterken. Door zijn voorbeeld kunnen we leren hoe we de Schriften beter kunnen gebruiken als ouder, leider en leerkracht. Hij heeft ons, onder andere als Meesterleraar, het volmaakte voorbeeld gegeven.

Voorbereiding op zijn bediening

Toen de Heer op aarde kwam, had Hij net als wij een sluier van vergetelheid gekregen, en Hij heeft net als wij van genade tot genade vooruitgang gemaakt (zie LV 93:11–17). Hij werd door zijn hemelse Vader (zie Johannes 8:28; 12:49) en door aardse leraren onderricht. Ouderling James E. Talmage (1862–1933) heeft als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen gezegd: ‘Onze kennis van het Joodse leven in die tijd bevestigt de conclusie dat de jongen goed in de wet en de Schriften was onderricht, want dat was de gewoonte. Hij vergaarde kennis door studie, en Hij verkreeg wijsheid door gebed, overpeinzing en inspanning.’1

Van zijn kindertijd totdat Hij aan zijn bediening begon, hebben we alleen het verhaal dat Hij op twaalfjarige leeftijd in de tempel onderwees, waarbij Hij blijk gaf van uitzonderlijke wijsheid en kennis: ‘En het geschiedde na drie dagen, dat [Jozef en Maria] Hem vonden in de tempel, waar Hij zat te midden der leraren, terwijl Hij naar hen hoorde en hun vragen stelde’ (Lucas 2:46). In de Bijbelvertaling van Joseph Smith wordt deze tekst verduidelijkt, waaruit blijkt dat de leraren naar Jezus luisterden en Hem vragen stelden.

Dat Hij al in kennis was toegenomen voordat Hij aan zijn bediening begon, is een illustratie van de raad die Hij in 1829 aan Hyrum Smith gaf: ‘Tracht niet mijn woord te verkondigen, maar tracht eerst mijn woord te verkrijgen, en dan zal uw tong worden losgemaakt; dan, indien u dat verlangt, zult u mijn Geest en mijn woord hebben, ja, de macht Gods om mensen te overtuigen’ (LV 11:21).

Ook wij kunnen instructie en inspiratie in de Schriften vinden als we aan onze bediening beginnen --- of die bediening een nieuwe roeping is, een nieuwe taak (zoals het ouderschap), of eenvoudigweg een gezinsavondles.

Kwaad en verleiding weerstaan

Aan het begin van zijn bediening werd Jezus door de duivel in verleiding gebracht. Twee van de drie verleidingen begonnen met een sarcastische opmerking: ‘Indien Gij Gods Zoon zijt (…)’ (Matteüs 4:3, 6). Om Satan te weerstaan citeerde de Heiland drie teksten uit het Oude Testament, en zei: ‘Er staat geschreven (…)’ (verzen 4, 7, 10).

Aan de hand van voorbeelden uit de Schriften leerde de Heiland zijn volgelingen hoe ze het kwaad konden overwinnen. De Meesterleraar citeerde uit het Oude Testament om de mensen te leren dat ze het kwaad moesten weerstaan om de ontzettende gevolgen ervan te vermijden: ‘Het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor die stad [zij die zijn evangelie verwerpen]’ (Matteüs 10:15).

Als wij het woord van God gehoorzamen kan het ons beschermen: ‘En wie ook naar het woord Gods luisterden en zich eraan vasthielden, zouden nimmer verloren gaan; evenmin konden de verzoekingen en brandende pijlen van de tegenstander hen overweldigen’ (1 Nephi 15:24).

Een van mijn lievelingsteksten om Satan tegenwoordig te weerstaan, luidt: ‘Ik zeg u dat mijn ogen op u rusten. Ik ben in uw midden’ (LV 38:7). Dat verdrijft voor eeuwig de leugen dat ‘niemand erachter zal komen.’

Profeten uit het verleden eren

De Heiland betuigde zijn erkentelijkheid voor de profeten vanouds en citeerde hen. In deze bedeling gebood Hij Sidney Rigdon om zich te ‘beroepen op de heilige profeten om [de woorden van Joseph Smith] te bewijzen’ (LV 35:23).

Om van de profeten uit het Oude Testament te getuigen en ze te eren, sprak de Heiland over Noach (zie Matteüs 24:37–38); Abraham (see Lucas 16:22–31; Johannes 8:56–58); Abraham, Isaak en Jakob (zie Matteüs 8:11); Mozes (zie Johannes 5:46); David (zie Lucas 6:3); Elia (zie Lucas 4:25–26); en Jesaja (zie Lucas 4:16–21; Johannes 1:23). Hij eerde en steunde ook zijn tijdgenoot, Johannes de Doper (zie Matteüs 11:7–11).

Tijdens de bergrede legde de Heiland een belangrijke verbinding tussen de profeten uit het Oude Testament en hun leringen over Hem. Een goed voorbeeld daarvan is het verband tussen enkele zinsneden uit de zaligsprekingen (zie Matteüs 5:3–11) en uit Jesaja 61:1–3.2

Ook wij kunnen de profeten uit het heden en verleden eren als we hun leringen op de juiste wijze inschatten: als het woord en de wil van de Heer (zie LV 68:4). Wanneer we ons voorbereiden om uit de Schriften te onderwijzen, moeten we met een gebed in ons hart beginselen uitkiezen die van toepassing zijn op de mensen die we onderwijzen.

Anderen sterken

Een uiterst belangrijke boodschap uit het leven van de Meester is zijn toespraak over ‘het brood des levens’ (zie Johannes 6). Daaruit blijkt zijn kennis en gebruik van de Schriften en hoe belangrijk ze voor ons zijn.

De dag voordat Hij zijn toespraak hield, had de Heer een wonder verricht door vijfduizend mensen te voeden, waardoor Hij meer volgelingen had gekregen (zie Johannes 6:5–14). Alsof dit en andere wonderen nog niet voldoende waren om anderen in Hem te laten geloven, legde Hij in zijn toespraak over het brood des levens openlijk uit wie Hij was. Deze toespraak droeg ook bij tot de opleiding van zijn apostelen, vooral Petrus, van wie het getuigenis werd versterkt (zie de verzen 63–71).

De Meesterleraar verwees naar een gebeurtenis uit het Oude Testament om zijn toespraak over het brood des levens in te leiden:

‘Niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel;

‘want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft’ (Johannes 6:32–33; zie ook Exodus 16).

Waarop zij zeiden: ‘Geef ons altijd dit brood’ (Johannes 6:34).

Zijn antwoord openbaarde aan de geestelijk ingestelde mensen dat Hij de Zoon van God was, de beloofde Messias en Heiland: ‘Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten’ (Johannes 6:35).

De Heiland gaf toen de goddelijke leer over het verband tussen de verzoening en de symbolen van het brood en het water in het avondmaal: ‘Tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf’ (Johannes 6:53).

We weten dat Petrus zich daardoor gesterkt voelde, want hij getuigde: ‘En wij hebben geloofd en erkend, dat Gij zijt de heilige Gods’ (Johannes 6:69). De toespraak over het brood des levens is belangrijk voor ons, want ook wij zullen geloven en zeker weten dat Jezus de Christus is als wij de heilige Schriften lezen, bestuderen en citeren — niet parafraseren — om onszelf en anderen te sterken.

Vervulling: de intocht in Jeruzalem

De intocht van de Heer in Jeruzalem was een geïmpliceerde bevestiging van zijn kennis en gebruik van de Schriften: ‘Gezegend hij, die komt in de naam des Heren’ (Psalm 118:26; zie ook Marcus 11:9–10). Hij reed op een ezel Jeruzalem in, en vervulde deze profetie: ‘Jubel luide, gij dochter van Sion; (…) uw koning komt tot u, (…) rijdende op een ezel’ (Zacharia 9:9; zie ook Matteüs 21:4–5).

Vanaf het begin van zijn aardse bediening tot aan de hof van Getsemane, het kruis en het lege graf, heeft Jezus Christus bewezen dat Hij de beloofde Messias was — door oude schriftuur en door zijn bediening, wonderen en boodschappen.

In de hof van Getsemane bad Jezus: ‘Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!’ (Lucas 22:42). Deze verklaring van zijn onderworpenheid en zijn vervulling van het eeuwige zoenoffer zijn een getuigenis dat Hij daadwerkelijk de Zoon van God is, de grootste leraar die ooit heeft geleefd of zal leven.

De Schriften getuigen en onderwijzen over Jezus Christus. Als wij ons erin verdiepen, zullen we Hem en zijn stem leren kennen: ‘Deze woorden zijn niet van mensen, noch van de mens, maar van Mij; daarom zult u getuigen dat ze van Mij zijn en niet van de mens’ (LV 18:34). Ik heb gemerkt dat als ik mij thuis met mijn vrouw en kinderen in de Schriften verdiep, ik effectiever in mijn werk in de kerk ben.

Ik houd van de Schriften. Ik getuig dat ze het woord van God zijn. Ik hoop en bid dat wij net als de Heiland eruit zullen onderwijzen, thuis en in onze roeping, dat ‘de kracht van het woord Gods’ een ‘krachtiger uitwerking’ zal hebben op de mensen die we onderwijzen (Alma 31:5).

Noten

  1. James E. Talmage, Jesus the Christ, 3e editie (1916), p. 112.

  2. Zie Thomas A. Wayment, ‘Jesus’ Uses of the Psalms in Matthew’, in Frank F. Judd en Gaye Strathearn, Sperry Symposium Classics: The New Testament, (2006), pp. 137–149.

‘Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.’

Brood des levens, Chris Young © 2004 IRI

‘En het geschiedde na drie dagen, dat zij Hem vonden in de tempel, waar Hij zat te midden der leraren, terwijl Hij naar hen hoorde en hun vragen stelde.’

Links: De dingen mijns Vaders, Harry Anderson, welwillend ter beschikking gesteld door de zevendedagsadventisten; rechts: foto-illustratie Matthew Reier © IRI; Jezus in de synagoge in Nazaret, Greg Olsen, welwillend ter beschikking gesteld door Leo en Annette Beus

‘Jubel luide, gij dochter van Sion; (…) uw koning komt tot u, (…) rijdende op een ezel.’

TRIUMPHAL ENTRY Walter Rane © 2009, kopiëren niet toegestaan; illustratie Robert A. McKay; foto-illustratie Craig Dimond © IRI