Goede vragen, goede discussies
De auteur woont in Utah (VS).
In de klas een discussie op gang brengen vergt meer dan vragen stellen. We moeten de juiste soort vragen stellen.
Een zondagsschoollerares vraagt: ‘Wie waren de eerste twee mensen op aarde?’ Ze kijkt vol verwachting naar de tieners in haar klas, maar niemand steekt zijn hand op. De leden in de klas kijken naar hun voeten of bladeren door de Schriften. ‘Het is een eenvoudige vraag’, zegt de lerares. ‘Weet niemand het antwoord?’
In de les Evangelieleer in het lokaal ernaast vraagt de leerkracht: ‘Wat is het belangrijkste evangeliebeginsel?’
Een zuster steekt verlegen haar hand op. ‘Geloof?’ vraagt ze.
‘Dat is een goed antwoord,’ zegt de leerkracht, ‘maar niet precies waar ik naar op zoek ben. Iemand anders?’
Stilte.
Leerkrachten stellen vragen omdat ze de leden in de klas bij de les willen betrekken. Ze begrijpen dat iemand die betrokken is, meer leert dan iemand die alleen maar zit en luistert. Maar vragen zoals hierboven werken over het algemeen niet.
‘Wie waren de eerste twee mensen op aarde?’ is een zinloze vraag, want het antwoord is zó duidelijk dat niemand antwoord wil geven — of daar de noodzaak van inziet.
‘Wat is het belangrijkste evangeliebeginsel?’, is ook een zinloze vraag. Niemand weet het antwoord waar de leerkracht naar op zoek is, behalve de leerkracht, die dus in wezen zegt: ‘Raad eens waar ik aan denk.’
Dit zijn feitelijke vragen, met steeds één bepaald antwoord. Maar goede discussies tijdens de les ontstaan door andere soorten vragen te stellen — vreemd genoeg door vragen zonder een bepaald antwoord. Dat is de sleutel.
Open vragen stellen
Als u leerkracht van een groep volwassenen bent, kunt u vragen: ‘Welk evangeliebeginsel is voor u het belangrijkste, en waarom?’ Leden in de klas denken dan waarschijnlijk even over hun eigen belevenissen na, en dat geeft niet. Als u ontspant en even wacht, zullen er mensen hun hand opsteken en zullen ze u waar gebeurde, oprechte ervaringen met het evangelie vertellen. U zult ook merken dat de opmerking van de ene persoon opmerkingen van anderen aansteekt. Voor u het weet, houdt de klas een interessante en inspirerende discussie.
Als u wilt dat de klas een discussie over een bepaald onderwerp houdt, zoals geloof, overweeg dan om bijvoorbeeld het volgende te zeggen: ‘Vandaag gaan we het hebben over geloof, het eerste evangeliebeginsel.’ Stel dan een vraag over geloof zonder dat er een bepaald antwoord gegeven moet worden:
-
‘Wat voor rol speelt geloof in uw leven?’
-
‘Waarom zou de Heer van ons verwachten dat wij geloof hebben?’
-
‘Hoe kunnen we ons geloof vergroten?’
Dan krijgt u verschillende antwoorden. En die wilt u wellicht (in het kort) op het bord schrijven. Als u klaar bent, hebt u een mooie lijst waarmee u de discussie kunt samenvatten.
Er zit nóg een voordeel aan open vragen stellen: Zelfs leden in de klas die niets aan de discussie toevoegen, denken over de vragen na. Hun begrip en getuigenis kunnen groeien, ook al hebben ze niets gezegd.
De Schriften bespreken
Als u de Schriften bespreekt, kunnen open vragen nuttig zijn. Veel leerkrachten denken dat een goede manier om de klasleden bij de les te betrekken is door hen teksten voor te laten lezen. Jammer genoeg is dat niet altijd zo. Sommige mensen zijn niet zo goed in lezen en struikelen over de woorden. Andere leden in de klas horen de lezer misschien niet zo goed.
De leerkracht is het beste hoorbaar, aangezien hij of zij voor de klas staat. Ook kan een leerkracht het voorlezen van een tekst onderbreken en een vraag stellen om een discussie op gang te brengen. Kijk in onderstaand voorbeeld eens hoe de leraar de discussie op gang brengt:
Leraar: ‘Vandaag gaan we een bekend verhaal bespreken: de gelijkenis van de verloren zoon. Maar ik zou graag willen dat we niet alleen aan de verloren zoon denken, maar ook aan zijn familieleden. Sla alstublieft uw Bijbel open en ga naar Lucas 15:11.’ (U kunt het paginanummer erbij vertellen om mensen te helpen die niet bekend met de indeling van de Schriften.)
De leraar wacht tot ieder zijn of haar plaats heeft gevonden en begint dan te lezen: ‘“Een man had twee zoons.
De jongste van hen zeide tot zijn vader: Vader, geef mij het deel van ons vermogen, dat mij toekomt. En hij verdeelde het bezit onder hen.” Wat kunnen we in elk geval al over dit gezin zeggen?’ (Let op, dit is een open vraag.)
Klaslid: ‘De vader is blijkbaar bereid om zijn jongste zoon te geven wat hij wil.’
Leraar: ‘Ja, hè? Normaal gezien zou een zoon zijn erfdeel pas na het overlijden van zijn vader krijgen. Maar de vader is schijnbaar een liefhebbende, gulle vader. Wat nog meer?’
Klaslid: ‘De jongste zoon lijkt mij egoïstisch. Dat is iets heel groots wat hij vraagt aan zijn vader, die nog in leven is.’
Leraar: ‘Inderdaad. Het lijkt erop dat hij alleen aan zichzelf denkt. En hoe staat het met de oudste zoon?’
Klaslid: ‘Tot nu toe heeft hij niet veel te zeggen.’ De klas lacht.
Leraar: ‘Ja, maar dat zegt misschien ook iets over zijn karakter. Laten we daarop letten als we verder lezen.’
Wat valt u op aan dit voorbeeld? Wat deed de leraar om de discussie op gang te brengen? U kunt een lijst maken. Dat wordt dan uw lijst en uw interpretatie van de situatie, dus zijn al uw antwoorden goed. Waarom? Omdat de eerste vraag in deze alinea een open vraag was, die u niet verkeerd kunt beantwoorden zolang uw antwoord op zo’n vraag eerlijk is. Als u soortgelijke vragen in de klas stelt, geldt hetzelfde voor alle leden in de klas. Dat betekent dat ze al snel ontdekken dat hun opmerkingen worden gewaardeerd en dat ze vrijuit antwoorden kunnen geven.
Daarnaast is het u misschien opgevallen dat u iets las voordat u het voorbeeld hebt gelezen, zodat uw aandacht erbij bleef. Er staat: ‘Kijk in onderstaand voorbeeld eens hoe de leraar de discussie op gang brengt.’ Ik heb dat geschreven omdat ik wist dat u daardoor zou nadenken over wat u zou lezen en voorbereid zou zijn om aan de ‘discussie’ erna deel te nemen.
De leraar in het voorbeeld gebruikte die techniek twee keer. De eerste keer zei hij: ‘Ik zou graag willen dat we niet alleen aan de verloren zoon denken, maar ook aan zijn familieleden.’ En de tweede keer zei hij: ‘Laten we daarop letten als we verder lezen.’ Door beide suggesties kunnen de leden in de klas zich ergens op concentreren, zodat ze daarna antwoorden klaar hebben op de open vragen van de leerkracht.
Hierdoor brengen de leden in de klas het antwoord in verband met de gelezen tekst. In plaats van passief op hun stoel te zitten, lezen ze mee en denken ze echt over de Schriften na. En als de tekst gelezen is, zijn ze klaar om vragen te beantwoorden. Dan hoeft u ze slechts de beurt te geven en de discussie te leiden.
Ziet u ook dat u met zo’n discussie écht uit de Schriften onderwijst, en niet enkel uit het lesboek? Hoewel het lesboek er is om de les voor te bereiden, en hoewel het vol open vragen staat, moeten we ons voornamelijk op de Schriften blijven concentreren bij het lesgeven en leren.
Bij het onderwerp blijven
Het kan een uitdaging zijn om de discussie in goede banen te leiden: de discussie kan makkelijk afdwalen. Het is belangrijk om uw les goed voor te bereiden, zodat u weet waar u met de discussie naartoe wilt en dat u gereed bent om die zo nodig terug naar het hoofdonderwerp te brengen. Meestal hoeft u slechts een beetje bij te sturen: ‘Dat is interessant, maar volgens mij dwalen we een beetje af. Laten we het maar weer over geloof hebben.’
Het helpt ook om een duidelijke, interessante inleiding te hebben, zodat de leden van uw klas weten waar de les over gaat. Houd vervolgens een discussie, die u goed in de hand houdt.
Geef tenslotte een inspirerende samenvatting van het geleerde. Vaak zijn de woorden van een lofzang of gedicht een goede samenvatting. President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft gezegd: ‘Vertel uw luisteraars wat u hun gaat vertellen, vertel het ze dan, en vertel hun daarna wat u ze hebt verteld. Dat is een nuttige techniek.’1
Denk eraan om uw getuigenis te geven van de waarheden die u hebt besproken.
Gevoelens en ervaringen vertellen
Het gaat echter om veel meer dan alleen een goede discussie houden. De Geest zal leden in de klas op gepaste momenten bij hun opmerkingen inspireren, zodat ze zeggen wat de Heer wil dat de klas hoort. De Heer heeft tegen zijn discipelen gezegd: ‘Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden’ (Matteüs 18:20).
Natuurlijk moeten we voorzichtig zijn met het vertellen van uiterst persoonlijke of heilige belevenissen. Maar leden in de klas kunnen veel aan een les toevoegen door verhalen te vertellen. In het lesboek Evangelieleer staat het advies: ‘Maak de klas deelgenoot van uw inzichten, gedachten en ervaringen met betrekking tot de les. Nodig ook de klas daartoe uit.’2
Er komt veel meer kijken bij een discussie in de les dan ervoor zorgen dat men iets zegt. Uiteindelijk is het een uiterst geestelijke aangelegenheid waardoor de klas dichter tot God kan komen.
Gebruikt u deze technieken, dan zult u zien dat uw klas in geestelijkheid en evangeliekennis toeneemt, en u ook. In plaats van u af te vragen hoe u de tijd vol krijgt, komt u dan tijd tekort. Misschien wordt uw klas zelfs groter omdat de leden van de klas weten dat ze aan een goede discussie mee gaan doen, waar ze leren uit de Schriften, van elkaar, van de Geest en van de Heer.