Getuigenis door het seminarie
De auteur woont in São Paulo (Brazilië).
Mijn moeder heeft me het evangelie met de paplepel ingegoten, maar omdat mijn vader geen lid was, vroeg ik me altijd af of ik me op het juiste pad bevond. Ik begreep maar nooit waarom mijn vader geen lid van de kerk was geworden als het echt waar was. Toch vond ik het leuk in het jeugdwerk en zong ik graag lofzangen. Ik vond het ook fijn als mijn moeder me uit de Schriften voorlas. Stukje bij beetje ontwikkelde ik mijn eigen getuigenis.
Toen ik jongevrouw werd, was een van de eerste doelen die ik stelde om elke vastenzondag mijn getuigenis te geven. Het werd een gewoonte om mijn getuigenis te geven. Toen ik naar het seminarie ging, kreeg ik er een groter verlangen door om kennis op te doen.
Mijn eerste seminariejaar ging over het Oude Testament. Dat jaar ging ik het Oude Testament niet alleen meer waarderen en op waarde schatten, maar ontdekte ik ook hoe belangrijk tempels en genealogie zijn.
Samen met andere cursisten van mijn wijk raakte ik betrokken bij familiehistorisch werk. We extraheerden honderden namen en kregen veel liefde voor mensen van wie we bijna niets afwisten — enkel hun naam en andere beperkte gegevens. Hoewel ik wist dat ons werk belangrijk was, was ik soms ontmoedigd en gefrustreerd. Hoewel ik verordeningen verrichtte voor mensen die ik niet kende, kon ik maar niet tot mijn vader doordringen. Hij begreep niet hoe belangrijk het was wat ik deed. Ik bleef bidden en vasten dat de Heer zijn hart zou raken.
Het daaropvolgende jaar bestudeerden we het Nieuwe Testament in het seminarie. Op een ochtend werd ik wakker en begon ik over de Heiland in Getsemane te lezen. De tranen stroomden over mijn wangen toen ik besefte dat Hij zijn bloed voor mij had vergoten. Had ik maar nooit gezondigd! Ik moest denken aan de woorden van Jesaja die ik het jaar ervoor had bestudeerd: ‘Om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem’ (Jesaja 53:5). Toen ik over de kruisiging en de opstanding las, kwam mijn moeder de kamer binnen. Ik vertelde haar over mijn gevoelens, mijn getuigenis en dat ik wilde dat mijn vader wist wat ik in het seminarie had geleerd.
Toen we het jaar daarop in de Leer en Verbonden lazen, bleef mijn getuigenis groeien. Ik kreeg ook een getuigenis dat Joseph Smith een profeet was. Ik besloot ook om zijn voorbeeld te volgen en God te vragen of de kerk waar is. Hoewel ik er in mijn hart al van overtuigd was, ging ik toen ik op een middag alleen was oprecht in gebed. Toen ik dat deed, besefte ik dat ik het getuigenis waar ik om vroeg tijdens mijn Schriftstudie en seminarielessen al had ontwikkeld.
De Heer stelde dat jaar mijn verstand en mijn hart open voor de Schriften. Ik begreep de Leer en Verbonden beter dan ooit tevoren. Ik leerde ook hoe waardevol een ziel is (zie LV 18:10–16) en begon mijn groeiende getuigenis aan anderen te geven die niets van het evangelie afwisten, onder wie mijn vader.
Ik wist dat mijn getuigenis ook sterker zou worden als ik in mijn laatste seminariejaar het Boek van Mormon zou bestuderen. Toen ik het ijverig bestudeerde, voelde ik de liefde van mijn hemelse Vader voor mij. Ik vond de verhalen in het Boek van Mormon zó inspirerend dat ik niets liever wilde dan erin lezen. Ik nam het Boek van Mormon mee naar school en las er in mijn vrije tijd in. Ook besprak ik met mijn vader wat ik had gelezen.
Op een dag had ik een lang gesprek met mijn vader over het evangelie en daagde ik hem uit om het Boek van Mormon van begin tot eind te lezen. Ik getuigde dat hij net als ik een getuigenis kon ontvangen.
Ik ben blij dat ik kan zeggen dat mijn vader het Boek van Mormon ging lezen. Toen hij dat deed, wist hij dat de kerk waar was en liet hij zich uiteindelijk dopen! We bereiden ons thuis nu voor om ons in de tempel aan elkaar te laten verzegelen. Ik weet dat ik mijn eigen getuigenis heb ontwikkeld door naar het seminarie te gaan en de Schriften te lezen, en ik weet dat die het gezin tot zegen zijn.