Maar ik heb honger!
Isadora Marques Garcia
São Paulo (Brazilië)
Ik was op zending in Colombia en het was een regenachtige dag. Mijn collega en ik hadden nog een uur te gaan voordat onze werkdag er op zat. We hadden honger en waren moe van een hele dag lopen. We hadden niemand gevonden die onze boodschap wilde horen.
We hadden ook geen geld bij ons en we hadden nog geen boodschappen gedaan. We wisten dat we niets te eten hadden als we thuiskwamen. Ik probeerde die negatieve gedachten van me af te zetten en me op het werk te concentreren.
‘Moet je eens kijken!’ riep mijn collega opeens uit.
Ze had geld op straat gevonden. Uit haar gezichtsuitdrukking kon ik opmaken dat ze hetzelfde dacht als ik. We konden eten kopen!
Maar het volgende ogenblik zei mijn collega: ‘Nee, dit geld is niet van ons!’
Maar ik heb honger! dacht ik.
‘We komen er nu, in de avond, echt niet achter van wie het is’, zei ik.
Ze stelde voor om te bidden. Ik wist dat dat een goede beslissing was, maar deels vond ik het ook idioot. We hadden de hele dag hard gewerkt. We hadden honger. Misschien was dat geld wel een zegen voor ons werk.
En toen dacht ik aan mijn moeder. Toen ik klein was, leerde ze mijn zusjes en mij dat we altijd eerlijk moesten zijn. Ze was een voorbeeld voor ons en bad dat we de moed mochten hebben om eerlijk te zijn. Ik wist dat zij, als ze hier was geweest, verdrietig zou zijn als ik het goede niet koos.
Dus baden we. We vroegen onze hemelse Vader om hulp bij het zoeken naar de eigenaar. Een paar minuten later kwam er een jongeman aan die naar iets zocht. Hij had tranen in zijn ogen en leek overstuur. Mijn collega en ik gingen naar hem toe en hoorden dat wij hadden wat hij zocht.
We gaven hem zijn geld terug en hij bedankte ons uitvoerig. Hij zei dat hij dat geld nodig had om zijn studie te betalen. Zonder dat geld zou hij uitgeschreven worden. De tranen kwamen in mijn ogen en ik bekeerde me van mijn eerdere verlangen om het geld uit te geven. We kregen zijn contactgegevens en konden hem en vijf anderen onderwijzen. Die avond bedankte ik mijn collega voor haar goede voorbeeld.
Ik weet dat God ons zegent, als we eerlijk zijn. We hadden die avond geen eten, maar ik kan me niet herinneren dat ik met honger naar bed ben gegaan. Het bleek toch een zegen te zijn dat we dat geld hadden gevonden.