Symboliek in het Nieuwe Testament
Overgenomen uit Russell M. Nelson, ‘In dit Heilige Land’, De Ster, februari 1991, 13, 17, 18.
In het Nieuwe Testament vinden we niet alleen betekenis in de leringen, maar ook in de genoemde voorwerpen en plaatsen, en in de cultuur en de geschiedenis.
Water: ‘Jezus besloot Zich door Johannes in de Jordaan te laten dopen om “alle gerechtigheid te vervullen” [Mattheüs 3:15]. Is het van belang dat deze heilige verordening verricht werd in een van de laagstgelegen zoete wateren op de hele planeet? Had Hij een betere plek kunnen kiezen als symbool voor de diepe dalen die Hij meemaakte en waar Hij weer uit kwam?’
Bergen: ‘Bergen zijn niet makkelijk te beklimmen. De Heer maakte destijds het belang van inzet en gehoorzaamheid duidelijk door zijn discipelen op te roepen om bergen te beklimmen, en dat doet Hij nog steeds. Hij vraagt dat figuurlijk, en misschien ook letterlijk, van u.’
Olijven: ‘Jezus volbracht het eerste onderdeel van de verzoening aan de voet van de Olijfberg. Hij deed dat in de hof van Gethsémané. Het woord Gethsémané is afgeleid van twee Hebreeuwse woorden: gath, wat “pers” betekent, en shemen, wat “olie”, met name olijfolie, betekent.
‘Op die plek waren olijven met het gewicht van grote stenen schijven uitgeperst. En zo werd ook Christus in de hof van Gethsémané letterlijk onder het gewicht van de zonden van de wereld uitgeperst. Hij zweette grote druppels bloed – de “olie” van zijn leven – uit elke porie. (Zie Lukas 22:44; LV 19:18.)’
Schedel: ‘De kruisiging vond plaats op een heuvel die in het Hebreeuws Golgotha heet (Calvaria in het Latijn), wat “schedel” betekent. De schedel stelde de dood voor. Op zo’n plek werd het zoenoffer volbracht. Aan het kruis werd de Heiland van de wereld in het grootste van alle zinnebeelden boven de dood verheven: de verwezenlijking en werkelijkheid van de macht die de Heer over de dood heeft.’