NAAR DE KERK GAAN
‘Hem altijd indachtig […] zijn, en zijn geboden […] onderhouden’ (Moroni 4:3).
‘Wacht! Je hebt je ontbijt nog niet op’, zei mama. Mama schoof de bordjes met groenten naar Juhyuk toe.
Juhyuk keek naar zijn ontbijt. Hij had haast! Zijn grote broer hielp hem meestal om zich klaar te maken voor de kerk. Maar zijn broer was op reis, dus moest Juhyuk vandaag alleen gaan.
‘Oké, mama’, zei Juhyuk. Hij at haastig zijn bord leeg. Hij gaf mama een knuffel en haastte zich naar de deur.
Mama hield hem tegen. ‘Heb je je telefoon bij je?’
Juhyuk liet haar zijn telefoon zien. ‘Ja. Ik kan een berichtje naar mijn jeugdwerkleerkracht sturen als er iets misgaat.’
‘En draag je een trui onder je jas? Het is koud.’
Juhyuk toonde mama zijn trui.
Ze knikte. Juhyuk rende de deur uit. Het drukke rumoer van de stad toverde een glimlach op zijn gezicht. Het was leuk om in een van de grootste steden van Zuid-Korea te wonen!
Maar Juhyuk wou dat zijn broer bij hem was. Ze gingen altijd samen naar de kerk.
‘Ik weet de weg’, zei hij tegen zichzelf. Al gauw kwam hij bij de eerste bushalte aan.
Maar er was verder niemand. Dat was raar. Hij keek op zijn horloge. Hij had de bus vast gemist! Nu moest hij op de volgende bus wachten.
Enkele minuten later kwamen er andere mensen bij de bushalte aan. Eindelijk arriveerde de helderblauwe bus. Juhyuk beklom het trapje, betaalde de chauffeur en ging zitten.
Biep-biep!
Juhyuk nam zijn telefoon om het sms’je te lezen. Het was een bericht van zijn jeugdwerkleerkracht.
‘Zit je in de bus? Vergeet niet dat we je kunnen komen zoeken als je verdwaalt!’
Hij grijnsde en stuurde een bericht terug. ‘Ja. Ik zit in de bus.’
Dit was nog maar de korte rit. De volgende busrit duurde meer dan een uur.
Juhyuk keek op zijn horloge en fronste. Hij wilde op tijd zijn voor de kerk. Hij vond de woorden ‘Hem altijd indachtig […] zijn’ in de avondmaalsgebeden erg mooi. Dat betekende dat hij altijd aan Jezus moest denken. En dat wilde Juhyuk graag doen.
Toen zijn tante en oom hem en zijn broer een paar maanden geleden voor de kerk hadden uitgenodigd, had hij de zendelingen ontmoet. Ouderling Kim Jo en ouderling Moon hadden hun over Jezus verteld. Hoe meer Juhyuk over Jezus hoorde, hoe leuker hij het vond om aan Hem te denken.
Biep-biep!
Weer een sms’je: ‘Zit je al in de volgende bus?’
‘Nog niet’, typte hij terug.
De bus stopte in de drukke straat waar Juhyuk de volgende bus moest nemen. Hij vroeg de chauffeur of de volgende bus al was vertrokken.
‘Je hebt hem net gemist’, zei de chauffeur. ‘De volgende komt over een kwartier.’
‘O, oké’, zei Juhyuk. ‘Bedankt!’
Na de tweede busrit liep Juhyuk eindelijk de kerk binnen. Zijn tante en oom hadden een plaatsje vrijgehouden. Hij had het gehaald!
Juhyuk dacht na over zijn reis naar de kerk. Hij dacht aan alle mensen die hem op weg hadden geholpen. Hij voelde dat zijn hemelse Vader blij was dat hij in de kerk was.
Juhyuk zei stilletjes een gebedje: ‘Dank U, hemelse Vader, dat ik vandaag de kerkdiensten kan bijwonen.’