Geloof oefenen
‘Ik zal u uit mijn werken mijn geloof laten zien’ (Jakobus 2:18).
Klarie dribbelde razendsnel over het basketbalveld. Nu moet het gebeuren, dacht ze. Het grootste, snelste meisje van het andere team had Klarie de hele wedstrijd gedekt. Maar nu dekte ze iemand anders. Dit was Klaries kans!
Ze draaide snel weg van een andere speelster en zette zich in positie. Ze sprong en schoot. De bal gleed door de lucht terwijl Klarie haar adem inhield. Ga er alsjeblieft in.
De bal zoefde door het net.
Klaries teamgenoten gaven haar high fives. Coach Garcia keek naar de klok en blies op haar fluitje. ‘Tot zover de training! Goed gedaan, iedereen! Morgen gaan we verder. Rust maar goed uit, want we gaan heel wat rennen.’
Klarie kreunde en pakte haar spullen. Coach Garcia wenkte haar.
‘Hé, Klarie’, zei ze. ‘Knap werk vandaag. Ik weet dat je heel hard oefent. Ik ben trots op je.’
‘Bedankt’, zei Klarie met een grote glimlach.
Ze was nog steeds aan het glimlachen toen ze naar mama’s auto ging. En toen ze naar huis reden, deed ze haar laatste schot in gedachten nog een keer. Ze hoorde weer het geluid waarmee de bal door het net ging. Ze merkte niet eens dat mama naar een conferentietoespraak aan het luisteren was.
Maar plots trok iets haar aandacht. De spreker zei: ‘We [moeten] de tijd nemen om actief ons geloof te oefenen.’* ‘Oefenen’ deed ze tijdens de basketbaltraining. Hoe oefen je geloof? dacht ze. Moet je rennen met geloof? Of dribbel je met geloof zoals je met een bal dribbelt?
Klarie keek naar mama. ‘Hoe oefen je geloof?’ vroeg ze.
Mama glimlachte. ‘Hoe word je een betere basketbalspeelster?’
‘Door te oefenen’, zei Klarie. ‘De coach vertelt me hoe ik beter kan worden. En als we oefeningen doen, doe ik echt mijn uiterste best.’
‘Is dat makkelijk?’
‘Nee!’ zei Klarie. Ze herinnerde zich hoeveel pijn haar benen deden door al het rennen. ‘Ik moet heel veel oefenen.’
Mama knikte. ‘Onze hemelse Vader wil dat we geloof in Hem hebben, maar daar moeten we moeite voor doen. Hij heeft ons manieren gegeven waarop we kunnen oefenen en vooruitgang maken.’
‘Hoe dan?’
‘Hij vraagt ons om in gebed met Hem te spreken. Hij is zoals een coach. Hij heeft ons de Schriften gegeven. Die kun je met een speltactiekboekje vergelijken. En Hij inspireert profeten, zodat die ons aanmoedigen om in ons gezin te leren. Ons gezin is als…’
‘Als een team!’ onderbrak Klarie haar.
ʻPrecies! Ons gezinsteam werkt en oefent samen’, zei mama. ‘Wat gebeurt er als je naar de training gaat, Klarie?’
‘Dan word ik beter’, zei ze. Ze herinnerde zich hoe leuk het was toen ze haar laatste punt scoorde, nadat ze wekenlang hard had geoefend.
‘Dat klopt. Als we oefenen, trainen we ons geloof. Daardoor wordt ons getuigenis sterker. En dan worden we gelukkiger.’
Klarie had nog nooit zo over geloof nagedacht. Ze had weleens gehoord dat geloof als een zaadje was. Maar ze had nooit gedacht dat het met basketbal te vergelijken was! Ze dacht aan de oefenschema’s die haar coach samenstelde. Misschien kan ik ook een oefenschema samenstellen, dacht ze, maar dan voor geloof! Toen ze thuiskwam, zocht ze meteen een notitieblok en begon te schrijven:
-
Gebed – elke ochtend en avond
-
Schriftstudie – elke dag
-
Kerk – elke zondag
Misschien was geloof oefenen niet precies hetzelfde als oefenen met een basketbal. Maar oefenen was oefenen. Ze had een warm en gelukkig gevoel vanbinnen toen ze naar haar plan keek. Ze vertrouwde onze hemelse Vader en wist dat Hij haar zou helpen!