Digitaal thema-artikel: Geloofsportret
We zijn niet bang meer
We waren er kapot van toen bij onze zoon kanker werd vastgesteld, maar zijn ziekte leidde tot grote zegeningen voor ons gezin.
Ik ben in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen grootgebracht, maar keerde de kerk als tiener de rug toe nadat ons gezin uit Alabama (VS) verhuisde. Ik ben later naar Californië (VS) verhuisd, waar ik ging werken en studeren. Daar leerde ik Patrick kennen. Zes weken later verloofden we ons.
Toen we eenmaal getrouwd waren en kinderen kregen, vonden we dat ze van het belang van geloof en godsdienst op de hoogte moesten zijn. We wilden dat in onze gezinscultuur opnemen.
We bezochten als zogenaamde ‘vakantiekerkgangers’ allerlei kerken. We probeerden er eentje hier en eentje daar, maar ze voelden allemaal niet echt goed.
In 2012 maakten we een reis naar Alabama om familieleden eens weer te zien. We sloten het gebied waar ik als kind had gewoond in ons hart. We besloten er zelfs in 2014 naartoe te verhuizen. We kochten wat land en dieren, en begonnen groenten te kweken en te verkopen.
‘Waarom ben ik niet gedoopt?’
Op een ochtend kwam onze 7-jarige zoon, Jesse, onze slaapkamer in met een geïllustreerde kinderbijbel.
‘Mama, kijk naar deze afbeelding van Jezus’, zei hij. ‘Hij wordt daar gedoopt. Waarom ben ik niet gedoopt?’
Al onze kinderen lazen en waren dol op die Bijbel. Ze begonnen ook allemaal soortgelijke vragen te stellen: ‘Waarom hebben wij geen kerk? Wanneer worden wij gedoopt?’
Rond diezelfde tijd begonnen we karamelproducten van geitenmelk te maken en op plaatselijke markten te verkopen. Ze vielen in de smaak en onze karamelmakerij kwam echt van de grond. Tegen dat najaar verkochten we onze karamelproducten in zo’n dertig winkels. In juni 2015 gingen we naar een grote internationale markt in Atlanta en voegden we daar ongeveer honderd winkels aan toe. We verschenen weldra op televisie en in enkele tijdschriften.
We waren tot dat najaar volop bezig met de karamelmakerij. Toen werd ons leven op zijn kop gezet.
‘Bereid u voor op een lang verblijf’
Ik had naar mijn idee alles wat ik altijd had gewild: een boerderij en familiebedrijfje, waarbij ik mijn kinderen over het leven van het land leerde. Mensen dachten dat alles in ons gezin rozengeur en maneschijn was, maar we hadden eigenlijk grote problemen.
We verwaarloosden de kinderen om ons bedrijf draaiende te houden. Ons huwelijk kreeg niet de nodige aandacht. We namen gewoon te veel hooi op onze vork. We hadden onze prioriteiten niet op orde. We hadden geen geestelijk fundament. We hadden onze hemelse Vader niet als Gids in ons leven. We probeerden alles maar zelf te doen.
Dat najaar kregen al onze kinderen last van een keelontsteking. We gaven ze een antibioticumkuur en iedereen knapte al snel weer op, behalve Jesse. Hij bleef maar hoesten en zijn hals werd dik. Pat ging met hem naar de kinderarts met het idee van een tweede antibioticumkuur.
Twee uur later belde Pat vanuit het ziekenhuis. De kinderarts had Jesse namelijk doorgestuurd voor een röntgenfoto van zijn longen. De artsen vonden echter geen infectie, maar een tumor van zo’n 30 centimeter in zijn borst.
‘Ga naar huis, pak wat spullen in, ga naar Birmingham en bereid u voor op een lang verblijf’, zei de arts.
Een paar dagen nadat we in het kinderziekenhuis in Birmingham waren aangekomen, kregen we Jesses diagnose. Hij had acute pediatrische lymfoblastische leukemie, een zeldzame vorm van agressieve leukemie.
‘Kent u me eigenlijk nog wel?’
De daaropvolgende drie weken stonden voor Pat en mij in het teken van het ziekenhuis. Terwijl ik me om Jesse bekommerde, reed Pat steeds de negentig minuten van ons huis naar het ziekenhuis heen en weer. Hij probeerde ons bedrijf draaiende te houden en voor de geiten te zorgen. Mijn schoonmoeder kwam uit Californië over en paste op onze andere kinderen.
Jesses tumor was begonnen zijn luchtwegen te blokkeren, maar na zes weken chemotherapie slonk de tumor. We dachten dat we met de kanker in remissie het ergste wel gehad hadden, maar toen kreeg Jesse een bloedprop in zijn hersenen. Nadat de artsen daarmee hadden afgerekend, liep hij een longontsteking als gevolg van een schimmelinfectie op. Hij lag in de loop van de volgende paar maanden zeven keer in het ziekenhuis.
In december 2015, toen Jesse weer in het ziekenhuis was, begon ik in het Boek van Mormon te lezen. Ik dacht: ik heb de kerk vaarwel gezegd en wil deze gewoon uitsluiten net als al die andere kerken. Maar meteen werd ik door volledige gemoedsrust overvallen. Het boek sprak gewoon tot mij. Ik hoefde niet eens te bidden om erachter te komen of het waar was. Ik wist direct in mijn hart dat het waar was. Ik zat uren te lezen in die ziekenhuiskamer.
Op een bepaald moment kreeg Jesse hoge koorts, die tien dagen aanhield. De koorts nam maar niet af, en de artsen besloten tot een beenmergbiopsie om te zien of de leukemie was teruggekeerd. Ik weet nog dat ik op de ziekenhuisvloer lag. Ik had het dieptepunt bereikt. Op dat moment besloot ik Elaine Oborn, een lid van onze wijk toen ik in Alabama opgroeide, te bellen.
Zuster Oborns dochter was destijds mijn beste vriendin. Hoewel ik de familie Oborn al twintig jaar niet gesproken had, bleef ik Elaines gezicht maar voor me zien. Ik zocht haar op Facebook op en belde haar, daar op de ziekenhuisvloer.
‘Kent u me eigenlijk nog wel?’ vroeg ik.
‘De engelen komen naar ons toe’
Nadat ik had uitgelegd wat ons gezin doormaakte, zei ik tegen zuster Oborn: ‘Ik weet niet wat ik nodig heb, maar ik heb iets nodig. Ik ben niet actief in de kerk. We hebben niet eens een kerk, maar ik moet steeds aan u denken. Kunt u me alstublieft helpen?’
‘We kunnen jou en Jesse om te beginnen een zegen geven’, zei ze. Ze zei dat haar man, Lynn, die avond naar het ziekenhuis zou komen.
Na het telefoontje zei ik tegen Pat: ‘Ik weet dat je geen lid van de kerk bent, maar kunnen we wat mannen laten komen om Jesse een zegen te geven?’
‘Wat er ook voor nodig is om hem te laten opknappen’, zei hij.
Die avond kwam broeder Oborn met twee voltijdzendelingen aanzetten, volledig gehuld in witte medische beschermende kleding omdat Jesse zo ziek was.
De engelen komen naar ons toe, dacht ik toen ik de deur opendeed.
Ze gaven Jesse een zegen. Daarna gaf broeder Oborn al onze kinderen één voor één een zegen. Vervolgens gaf hij mij een zegen. Daarna gaf hij Pat een zegen. Dat was een van de eerste keren dat we allemaal de Geest voelden. Het maakte veel indruk. De volgende dag zakte Jesses koorts. Zodra hij uit het ziekenhuis ontslagen was, begonnen we naar de kerk te gaan.
‘We hadden het gevonden’
De voltijdzendelingen kwamen ons vanaf februari 2016 bezoeken. Eerst dacht Pat dat ze op de boerderij kwamen helpen. Toen we op hun uitnodiging ingingen om ons te onderwijzen, dacht hij dat de lessen alleen voor de kinderen bestemd waren.
Terwijl de zendelingen zich opmaakten om ons hun eerste les te geven, ging Pat met de tractor buiten aan het werk. Na ongeveer twintig minuten merkte ik dat zij – twee zusters en twee ouderlingen – ontmoedigd waren. Op dat moment voelde ik dat ik Pat moest vragen om een paar minuten mee te luisteren.
De zendelingen vertelden me later dat ze hadden gebeden dat ik dat zou doen. Ze wisten dat Pat moest horen wat ze te vertellen hadden.
Nadat de zendelingen ons enkele weken les hadden gegeven, wilden Jesse, Bo en Frank zich laten dopen. Pat vond dat uitstekend, maar had het gevoel dat hij zelf ‘niet meer te redden’ was. Dat was voordat hij Von en Glenda Memory ontmoette, en voordat hij ouderling Dieter F. Uchtdorf van het Quorum der Twaalf Apostelen in de algemene conferentie hoorde spreken.
Toen we broeder Memory in de kerk zagen, herkende ik hem uit mijn kindertijd. Hij was nu de wijkzendingsleider. Pat stelde zich aan broeder Memory voor en zei dat hij de kerk echt voor onze kinderen wilde.
‘Dat klinkt goed’, zei broeder Memory met pretlichtjes in zijn ogen. ‘We doen het voor de kinderen.’
Een paar weken later, na een les van de zendelingen over het heilsplan, zei broeder Memory: ‘Jongens, we gaan het over jullie doop hebben.’ Hij voegde daaraan toe: ‘En daarna gaan we het over jullie vaders doop hebben.’
Pat stemde in, maar hij bleef tot die algemene aprilconferentie twijfelen of hij er wel klaar en waardig voor was.
‘Misschien bent u bang, boos, verdrietig, of gekweld door twijfel’, zei ouderling Uchtdorf in zijn toespraak. ‘Maar de goede Herder vindt zijn verloren schapen. U hoeft alleen maar uw hart op te heffen naar de Heiland van de wereld, en Hij zal u vinden.’1
Pat zei: ‘Tot dan toe was het niet in me opgekomen dat ik hier echt deel van kon uitmaken, dat ik het heil waardig was. Maar toen ik naar ouderling Uchtdorf had geluisterd, zag ik in dat het niet te laat voor me was. Ik heb ook gewoon de kans om naar de hemel te gaan. Zoiets had ik nooit eerder gevoeld. Van toen af aan wist ik het. Dit is de kerk van de Heiland. We hadden het gevonden. Ik liet me dopen en ontving het priesterschap. Een week later doopte ik mijn jongens. Toen onze meisjes oud genoeg waren, doopte ik hen.’
Een jaar later zijn we in de Birminghamtempel (Alabama, VS) aan elkaar verzegeld.
‘We zijn niet bang meer’
Naleving van het evangelie van Jezus Christus als leden van zijn kerk heeft ons huwelijk goed gedaan. Ik ben er een betere moeder door geworden. Onze kinderen hebben nu een fundament dat ze anders nooit hadden gehad. We hebben vertrouwen in hun toekomst, nu ze de kerk in hun leven hebben.
Ik ben erg dankbaar voor alles wat er is gebeurd en voor alle lessen die ik heb geleerd. Ik denk dat het belangrijk voor me was om al die moeilijkheden, al die mentale onrust door te maken. Ik moest nederig worden, wanhopig naar Gods hulp, liefde en vergeving verlangen, en mezelf mijn eerdere fouten vergeven.
Jesse rondde in maart 2019 zijn chemotherapie en laatste cyclus steroïden af. We zouden er kapot van zijn als zijn kanker terugkwam, maar nu hebben we een eeuwig perspectief. Nu zijn we als gezin aan elkaar verzegeld. Ik kan me geen leven meer zonder de kerk als baken voor alles voorstellen. Het evangelie heeft ons voor eeuwig veranderd.
Wat er ook gebeurt, het komt in orde. We zijn niet bang meer. Jesses ziekte heeft tot het beste geleid wat ons ooit is overkomen. De kerk van de Heiland is in ons leven gekomen.