1829

Engelen herstellen het priesterschap

De macht om Gods werk te doen

Terwijl Joseph en Oliver de gouden platen vertaalden, kwamen ze erachter dat Jezus wilde dat iedereen zich liet dopen. Jezus gaf ook mensen de macht om anderen te dopen. Joseph was niet gedoopt. Hij wilde meer over de doop te weten komen.

Geschiedenis van Joseph Smith 1:68; Saints, deel 1, 65–66

Joseph en Oliver vroegen zich af wie nu de macht had om mensen te dopen. Ze besloten het aan God te vragen. Ze gingen naar het bos en knielden neer om te bidden.

Geschiedenis van Joseph Smith 1:68; Saints, deel 1, 66

Terwijl ze baden, verscheen er een engel. Hij zei dat hij Johannes de Doper was, die Jezus Christus lang geleden had gedoopt. Hij verleende Joseph en Oliver het Aäronisch priesterschap. Het priesterschap is de macht van God. Daardoor kunnen Gods kinderen gezegend worden.

Leer en Verbonden 13; Geschiedenis van Joseph Smith 1:69, 72; Saints, deel 1, 66–67

Johannes de Doper zei dat iemand met het Aäronisch priesterschap mensen kan leren dat ze zich moeten bekeren en hen kan dopen. Johannes zei dat Joseph en Oliver zich moesten laten dopen. Ze gingen een rivier in en doopten elkaar. Toen ze uit het water kwamen, waren ze vervuld van de Heilige Geest. Ze waren heel blij!

Geschiedenis van Joseph Smith 1:70–73

Later kwamen er nog andere engelen. Drie van de apostelen van Jezus – Petrus, Jakobus en Johannes – verleenden Joseph en Oliver het Melchizedeks priesterschap. Nu konden Joseph en Oliver de gave van de Heilige Geest verlenen. Joseph en Oliver werden ook apostelen. Ze konden de kerk leiden en bijzondere getuigen van Jezus Christus zijn.

Leer en Verbonden 27:12; Saints, deel 1, 84