Het SAMEN proberen
Jack wou dat hij niet tegen zijn moeder had geschreeuwd.
‘Daarom zeg Ik u, dat u elkaar dient te vergeven’ (Leer en Verbonden 64:9).
Jack zat in de problemen. Hij had zijn zusje, Harper, geplaagd. Mama had gezegd dat hij moest ophouden. Hij had zijn speelgoed op de keukenvloer laten liggen. Mama had hem gevraagd het op te ruimen. Hij had alle plastic bekers uit de kast gehaald om er een toren mee te bouwen. Mama had gezegd dat hij ze moest opruimen. Toen kreeg hij ruzie met zijn broertje, Adam. Mama had tegen hem geschreeuwd. En Jack had teruggeschreeuwd. Toen moest Jack van zijn moeder buiten gaan zitten.
Jack rende door de keuken naar het balkon. Hij sloeg de deur zo hard mogelijk dicht. Hij liep steeds maar heen en weer. Hij was kwaad!
En hij was verdrietig. Hij wou dat zijn moeder niet tegen hem had geschreeuwd.
Hij stond stil en keek omlaag naar de auto’s. Hij keek hoe de kleine auto’s en grote bussen voorbijreden. Hij wou dat hij niet tegen zijn moeder had geschreeuwd. Hij had Harper niet moeten plagen. En geen ruzie met Adam moeten maken. Hij had vandaag geen goede beslissingen genomen.
Jack zuchtte. Hij keek naar beneden en telde de auto’s.
Al snel ging de balkondeur open. Het was mama.
‘Jack?’ zei ze zachtjes. Ze stapte naar buiten en deed de deur achter zich dicht. Ze stond naast Jack en keek samen met hem naar de auto’s.
‘Het spijt me dat ik niet naar je heb geluisterd’, zei Jack. ‘En het spijt me dat ik niet erg aardig was. Wil je me vergeven?’
‘Natuurlijk!’ Mama gaf Jack een dikke knuffel. ‘Het spijt me dat ik tegen jou heb geschreeuwd. Ik leer nog steeds, net als jij, en ik doe soms dingen verkeerd.’
Jack hield mama stevig vast.
‘Laten we het opnieuw proberen’, zei mama.
Ze volgde Jack naar binnen. Ze hielp hem met het opruimen van de bekers. Ze hielpen Harper met het zoeken naar haar deken. Toen speelden ze een spel met Adam en Harper. Toen Adam niet tegen zijn verlies kon, werd Jack niet kwaad. Mama glimlachte naar hem. Ze leerden en probeerden het samen.