2005
Een consequente profetische oproep
Augustus 2005


Een consequente profetische oproep

De hedendaagse profeten hebben consequent getuigd van de kracht en invloed van het Boek van Mormon in het leven van de kinderen van onze hemelse Vader. In de afgelopen halve eeuw hebben de profeten de volgende oproepen tot de leden van de kerk gericht:

President David O. McKay (1873–1970): ‘Ik getuig tot u dat het Boek van Mormon echt het woord van God is, dat er weer communicatie is tussen hemel en aarde, en dat de ware weg van de Heer aan de mens geopenbaard is, die toegang biedt tot de middelen waarmee de ware gelovige in Christus alle noodzakelijke kennis en zegeningen kan ontvangen.’ (‘Marks Pointing to Authenticity of Book of Mormon’, Instructor, oktober 1952, p. 318.)

President Joseph Fielding Smith (1876–1972): ‘Geen enkel lid van deze kerk kan God onder ogen komen als hij niet serieus en zorgvuldig het Boek van Mormon heeft gelezen.’ (Conference Report, oktober 1961, p. 18.)

President Harold B. Lee (1899–1973): ‘Ik heb altijd al gevonden dat de woorden van de profeet Joseph Smith aan de toenmalige autoriteiten van de kerk, waarmee hij de waarde van het Boek van Mormon onderstreepte, belangrijker zijn dan velen van ons denken. Hij verklaarde: “Ik vertelde de broeders dat het Boek van Mormon het nauwkeurigste boek op aarde en de sluitsteen van onze godsdienst is, en dat de mens dichter bij God komt door zich aan de leringen daarin te houden, dan door welk ander boek ook.” ( History of the Church, deel 4, p. 461.)

‘Als iemand tot God wil naderen, kan hij dat doen door het Boek van Mormon te lezen.’ ( Leringen van kerkpresidenten: Harold B. Lee [2000], p. 62.)

President Spencer W. Kimball (1895–1985): ‘[Het Boek van Mormon] is het woord van God. Het is een krachtige tweede getuige van Christus. En alle oprechte gelovigen die de Verlosser liefhebben, zullen dit aanvullende bewijs van zijn goddelijkheid vast en zeker verwelkomen.

‘Dit inspirerende boek is nooit ten prooi gevallen aan onbevoegde vertalers of bevooroordeelde theologen, maar is zuiver en rechtstreeks afkomstig van de geschiedschrijvers en samenstellers. Het boek staat niet terecht — wie het leest wel.’ ( The Teachings of Spencer W. Kimball, Edward L. Kimball [1982], p. 133.)

President Ezra Taft Benson (1899–1994): ‘Het Boek van Mormon wordt elke vier jaar in de zondagsschool en het seminarie bestudeerd. Maar de leden van de kerk moeten dit schema bepaald niet aanhouden waar het hun persoonlijke en gezinsstudie betreft. Wij dienen ons dagelijks te verdiepen in dit boek, dat iemand “dichter bij God [brengt] door zich aan de leringen daarin te houden, dan door welk ander boek ook.” ( History of the Church , deel 4, p. 461.)’ (‘De aarde met het Boek van Mormon overspoelen’, De Ster , november 1988, p. 3).

President Howard W. Hunter (1907–1995): ‘Het Boek van Mormon is het woord van God. Wij nodigen u uit deze schitterende kroniek te lezen. Het is het opmerkelijkste boek dat er bestaat. Lees het aandachtig en gebedvol, dan zal God u een getuigenis geven dat het waar is, zoals Moroni beloofd heeft (zie Moroni 10:4)’ ( The Teachings of Howard W. Hunter, Clyde J. Williams [red., 1997], p. 54).