Bekering, een zegen van ons lidmaatschap
Bekering … is geen wreed beginsel. (…) Het is mild en genadig.
Geliefde broeders, ik voel me nederig en vereerd om deze roeping te vervullen. Het mag duidelijk zijn dat ik nooit had gedacht dat ik zo’n roeping zou krijgen. Een jaar geleden ben ik voorgesteld, en president Hinckley heeft duidelijk gemaakt dat het voorstel niet van hem afkomstig was. Ik heb later tegen hem gezegd dat ik waarschijnlijk de enige algemene autoriteit in de geschiedenis van de kerk ben die ondanks een afwijzing van de profeet toch aan de leden is voorgesteld!
Toch ben ik dankbaar voor uw steun, en ik verpand mijn hele hart aan dit grote werk. Ik ben uitermate dankbaar voor mijn gezin, mijn vrouw en kinderen, en voor mijn lieve ouders. Mijn moeder is twee jaar geleden overleden, twee dagen na de aprilconferentie. Ze was klein van gestalte, maar toch steun ik nog dagelijks op haar. Ik zal altijd iets aan haar invloed hebben. Ik kan haar niet afdoende eren met mijn woorden, maar alleen door mijn levenswijze.
Ik weet niet wat ik over mijn vader kan zeggen zonder hem in verlegenheid te brengen, maar ik heb hem lief en steun hem. Met de kans dat ik te persoonlijk word, wil ik zeggen dat nu ik hem ouder zie worden, mijn gedachten teruggaan naar de tijd dat wij kleine kinderen waren, dat hij op de grond met ons stoeide en speelde, ons optilde, in zijn armen nam en ons kietelde, of ons bij hem en moeder in bed nam als wij ziek of ’s nachts bang waren. Mijn herinneringen aan hem zijn herinneringen van plezier en liefde; van standvastigheid, getuigenis, hard werk, geloof en trouw. Hij is aardig en wijs, en ik ben bovenmate gezegend dat ik hem niet alleen als profeet steun kan verlenen in dit aardse leven, maar dat hij nu en in alle eeuwigheid mijn vader is.
Enkele weken geleden werd ik gemotiveerd toen ouderling Douglas L. Callister van de Zeventig in een quorumvergadering in het kort iets over zijn grootvader, LeGrand Richards, vertelde. Een van de interessante dingen die hij vertelde was het volgende: toen ouderling Richards een jonge bisschop was, bezocht hij de minderactieve leden. Hij vroeg ze stoutmoedig om in de avondmaalsdienst een toespraak te houden over het onderwerp: ‘Wat mijn lidmaatschap van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen voor mij betekent.’ Opmerkelijk genoeg reageerden enkelen van hen daar positief op, en daardoor werden ze weer actief in de kerk.
Daar wil ik het vanavond ook over hebben. Ik moedig eenieder van u aan, jong en oud, om daar een klein notitieblok aan te wijden. Zet bovenaan de eerste bladzijde de woorden: ‘Wat mijn lidmaatschap in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen voor mij betekent.’ Noteer dan de gedachten die bij u opkomen. In de loop der tijd denkt u aan andere dingen, en die kunt u aan uw lijst toevoegen. Al snel hebt u een vol geschreven notitieblok dat u met dankbaarheid en waardering zal vervullen omdat u lid van de kerk van de Heer bent. Het kan zelfs een hulpbron zijn als u gevraagd wordt om een toespraak te houden.
Mijn lijst is al lang, maar ik heb er een enkel onderwerp uitgehaald waar ik het vanavond over wil hebben. De andere onderwerpen moet ik voor een andere keer bewaren.
Ik wil het over het beginsel bekering hebben. Wat ben ik dankbaar voor de kennis die we over dit geweldige beginsel hebben. Het is geen wreed beginsel, zoals ik als jongen veronderstelde. Het is mild en genadig. De Hebreeuwse oorsprong van het woord betekent eenvoudigweg ‘keren’1 of terugkeren tot God. Jehova smeekte de Israëlieten: ‘Keer weder (…) Ik zal u niet donker aanzien, want Ik ben genadig (…) Ik zal niet altoos blijven toornen. Alleen, erken uw ongerechtigheid, dat gij van de Here, uw God, zijt afgevallen.’2
Als wij onze zonden erkennen, ze belijden en verzaken, en ons tot God wenden, zal Hij ons vergeven.
Toen ik nog niet zo lang geleden zendingspresident was, vroegen twee zendelingen of ik met een onderzoekster wilde praten die de volgende dag gedoopt zou worden. Ze had enkele vragen die zij niet konden beantwoorden. We reden naar haar huis, waar ik kennis maakte met een jonge weduwe van achter in de twintig met een kind. Haar man was enkele jaren eerder bij een tragisch ongeval om het leven gekomen. Haar vragen waren weloverwogen en ze was ontvankelijk. Vervolgens vroeg ik of ze nog iets anders wilde bespreken. Ze zei dat ze iets onder vier ogen met me wilde bepraten. Ik vroeg de zendelingen of ze buiten op het gras wilden gaan staan, zodat ze ons door het grote raam konden zien. Zodra de deur achter hen dichtsloeg, begon ze te huilen. Ze sprak over haar jaren alleen, vol hartzeer en eenzaamheid. Ze had in die tijd enkele ernstige overtredingen begaan. Ze wist dat het verkeerd was, maar had niet de kracht gehad om het goede pad te kiezen, totdat ze met de zendelingen in contact was gekomen. Gedurende de weken dat ze haar hadden onderwezen, had ze de Heer om vergeving gesmeekt. Ze wilde van mij horen dat ze door bekering, de verordening van de doop en de gave van de Heilige Geest gezuiverd kon worden en het lidmaatschap van de kerk waardig kon zijn. Ik onderwees haar uit de Schriften en gaf mijn getuigenis van het beginsel bekering en de verzoening.
De volgende dag woonden mijn vrouw en ik de doopdienst van haar en haar dochter bij. De ruimte zat vol vrienden uit haar wijk, die klaar en enthousiast waren om haar als nieuw lid te begeleiden. Toen we na de doopdienst naar huis gingen, voelde ik me dankbaar voor het geweldige beginsel bekering en voor de verzoening die bekering mogelijk maakt; maar ook voor het wonder van vergeving, voor deze geweldige kerk, de leden en de zendelingen.
Wat betekent mijn lidmaatschap in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen voor mij? Het betekent alles. Het beïnvloedt, verlevendigt, doordringt en geeft richting en inhoud aan alles in het leven dat ik belangrijk vind: mijn relatie met God, mijn eeuwige Vader, en met zijn heilige Zoon, de Heer Jezus Christus. Ik heb geleerd dat ik door gehoorzaamheid aan de beginselen en verordeningen van het evangelie vrede en geluk in dit leven kan vinden, en uitgenodigd kan worden om met mijn gezin in Gods tegenwoordigheid terug te keren, in het leven dat zeker op dit aardse leven zal volgen, waar zijn barmhartigheid de eisen der gerechtigheid zal bevredigen, en mij en de mijnen, en u en de uwen, in de armen der geborgenheid zal omsluiten.3 Daarvan getuig ik, in de naam van Jezus Christus. Amen.