2006
Een meevoelend hart en behulpzame handen
Mei 2006


Een meevoelend hart en behulpzame handen

Voor ieder onder u die met een meevoelend hart en behulpzame handen de lasten van zovelen heeft verlicht, spreek ik mijn welgemeende dank uit.

Gisteravond genoten mijn vrouw en ik van een Chinese maaltijd. In mijn gelukskoekje zat de boodschap: ‘De stress die u nu ervaart zal spoedig voorbij zijn.’ Klopt helemaal.

Op een dag stond een groep mannen met de profeet Joseph Smith te praten toen er nieuws kwam dat de woning van een arme broeder die een eindje buiten de stad woonde was afgebrand. Iedereen sprak zijn medelijden uit wegens het gebeurde. De profeet luisterde er even naar, stak toen ‘zijn hand in zijn zak, haalde er vijf dollar uit en zei: “Ik heb medelijden met deze broeder ten bedrage van vijf dollar; hoeveel medelijden hebt u?”’1 De onmiddellijke reactie van de profeet is opmerkelijk. Afgelopen jaar hebben miljoenen onder u gereageerd op het verdriet van anderen door te geven van uw geld en tijd, met een meevoelend hart en behulpzame handen. Dankuwel voor die geweldige uiting van ruimhartigheid.

Medeleven met andere mensen is altijd een fundamenteel kenmerk geweest van de leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. De profeet Alma heeft gezegd:

‘[Gij zijt] verlangend (…) tot de kudde Gods toe te treden en zijn volk te worden genoemd en gewillig (…) elkaars lasten te dragen, opdat zij licht zullen zijn; ja, en gewillig (…) te treuren met hen die treuren; ja, en hen te vertroosten die vertroosting nodig hebben.’2

De Heiland zegt ons: ‘Kom de zwakken te hulp, verhef de handen die slap neerhangen en sterk de knikkende knieën.’3

Ik heb in eigen persoon de toewijding van heiligen der laatste dagen en mensen die niet van ons geloof zijn, gezien — mensen die ‘elkaars lasten dragen’.4 Het heeft mij veel verdriet gedaan om grote verwoestingen te zien en slachtoffers zonder hoop te bezoeken.

In de afgelopen jaren heeft moeder Natuur op ongebruikelijke, krachtige wijze haar venijn en almacht laten zien. Eind december 2004 was er voor de kust van Indonesië een verschrikkelijke zeebeving, met als gevolg een dodelijke tsoenami die duizenden slachtoffers maakte en veel nabestaanden totaal ontredderde. Onder leiding van plaatselijke priesterschapsleiders en zendingsechtparen werd er onmiddellijk hulp geregeld: er werd noodhulp verschaft aan ziekenhuizen, hulpdiensten en gemeenschappen in Indonesië, Sri Lanka, India en Thailand.

Binnen korte tijd reisden enkele kerkleden naar een van de gebieden die het hardst getroffen waren — de provincie Atjeh, in het noorden van Sumatra. Zuster Bertha Suranto, jongevrouwenpresidente van het district Jakarta, en haar metgezellen reden vrachtwagens vol goederen die levens zouden redden en hen die zo veel waren kwijtgeraakt weer van enkele gemakken zouden voorzien.

‘Telkens als we een dorpje in reden dromden de mensen om ons heen en boden ons voedsel aan dat we konden uitdelen, zelfs al hadden ze maar een beetje rijst en wat vis die ze in de oceaan gevangen hadden’, aldus Bertha. De leiders van de gemeenschappen verkondigden vanaf de moskee dat ‘er weer een vracht van de Jezuskerk was gearriveerd’.

Toen er in de eerste behoeften was voorzien, werden er projecten voor de langere termijn op touw gezet. Er worden momenteel plannen uitgevoerd om meer dan duizend woningen te bouwen en ziekenhuizen en scholen te herbouwen. Dorpelingen hebben hulp ontvangen in de vorm van nieuwe vissersboten en netten. En veel gezinnen hebben weefgetouwen en naaimachines gekregen om weer zelfredzaam te worden.

In het noorden van Pakistan en India kwam de sterkste aardbeving in honderd jaar voor, waarbij duizenden levens verloren gingen en veel mensen dakloos werden. Vanwege de strenge winters in het gebied maakte men zich niet alleen zorgen om de gewonden, maar ook om de daklozen.

Vier dagen na de aardbeving bood de hulporganisatie Islamic Relief het gebruik van een 747-vrachtvliegtuig aan, wat tot de nok toe gevuld werd met dekens, tenten, hygiënesets, medische goederen, slaapzakken, jassen en waterdichte zeildoeken uit het voorraadhuis voor de bisschoppen. En er werden grote containers vol voorraden en wintertenten per vliegtuig, schip en vrachtwagen verstuurd.

Toen Midden-Amerika getroffen werd door overstromingen, stelde de kerk haar gebouwen open als tijdelijke opvang voor evacuees. In gebieden waar geen voertuigen konden komen, bonden kerkleden hulpgoederen op de rug en doorwaadden ze stromen en staken ze gevaarlijke terreinen over om hulp te bieden aan mensen in nood.

Na een periode van onrust in Sudan ontvluchtten meer dan een miljoen mensen hun woning en dorp, op zoek naar veiligheid. Veel van die vluchtelingen liepen honderden kilometers over onherbergzaam terrein om vervolgens na aankomst in vluchtelingenkampen pogingen te ondernemen om familieleden terug te vinden en weer op krachten te komen.

Er werd Atmit gestuurd, een met vitamines verrijkte pap waarvan is gebleken dat die verhongerende kinderen en ouderen het leven kan redden. Bovendien werden er medische goederen en duizenden hygiënesets en sets voor pasgeborenen naartoe gestuurd.

De kerk heeft de handen ineengeslagen met andere vooraanstaande liefdadigheidsorganisaties om miljoenen Afrikaanse kinderen in te enten in het kader van een campagne om mazelen uit te roeien. Tweeduizend prima Afrikaanse kerkleden staken er vrijwillig vele manuren in: ze zorgden voor het bekendmaken van de actie, brachten kinderen bijeen en hielpen bij het inenten.

Het orkaanseizoen van 2005 in het zuidoosten van de Verenigde Staten en het westen van het Caribisch gebied was het meest verwoestende en kostbaarste ooit. De ene na de andere storm trof woningen en bedrijfsgebouwen van Honduras tot Florida. Telkens als er een orkaan had toegeslagen, waren er op aanwijzing van de priesterschap ineens duizenden vrijwilligers om levensbenodigdheden te verschaffen. Hygiënesets, schoonmaakmiddelen, voedsel, water, keukensets, beddengoed en andere goederen maakten het mogelijk om woningen schoon te maken en tijdelijke onderkomens in te richten.

Broeder Michael Kagle ging met een karavaan vrachtwagens vol apparatuur van zijn eigen bedrijf naar Mississippi. Veel werknemers, die geen lid van onze kerk zijn, gingen elk weekend vrijwillig met hem mee om hulp te bieden in de door stormen getroffen gebieden. Onderweg communiceerden ze met walkie-talkies. Mike’s hogepriestersgroepsleider, die in zijn pick-up met hen mee reed, zei dat de knokkels van zijn handen wit zagen van het harde rijden. In een poging om de karavaan wat langzamer te laten rijden, zei hij via de walkie-talkie: ‘Heren, beseft u dat we meer dan 130 kilometer per uur rijden?’ Een van de vrachtwagenchauffeurs antwoordde: ‘Weet u, dat is alles wat deze grote vrachtwagens kunnen. Harder gaan ze niet.’

Er zijn honderden bedankbrieven binnengekomen. Een vrouw uit Mississippi die als verpleegster werkzaam is, schrijft: ‘Ik was sprakeloos. Had God mijn gebeden zo snel verhoord? Toen mannen met helmen en laarzen en allerlei kettingzagen tussen de wrakstukken verschenen, rolden er meteen tranen over mijn wangen. Het was beslist een van de grootste offers die anderen ooit voor mij hebben gebracht.’

Ik wil mijn dank uitspreken voor de behendige vingers die duizenden prachtige dekens hebben vervaardigd, en mijn bijzondere dank voor de niet meer zo behendige vingers van onze oudere zusters die ook de quilts hebben gemaakt die zo hard nodig waren. Een overgrootmoeder van 92 heeft enkele honderden dekens gemaakt. In haar geval is het zowel de maakster als de ontvangers tot zegen geweest. Toen haar zoon haar handwerk bewonderde, vroeg ze: ‘Denk je dat iemand ooit mijn dekens zal gebruiken?’ Een brief van een jonge moeder in Louisiana geeft het antwoord op die vraag:

‘Ik woon in Louisiana en ga met mijn kinderen naar een plaatselijk gezondheidscentrum. Toen ik daar was, kreeg ik kinderkleertjes, luiers, doekjes en twee prachtige babydekentjes. Eén heeft een gele achterkant met voetafdrukken en handafdrukken op de voorkant, en de andere deken is geelbruin met zebra’s. Ze zijn mooi. Mijn kleine van vier jaar is gek op de deken met de zebra’s, en mijn baby van zeven maanden kan uiteraard niet veel zeggen. Ik wil u en uw kerkleden alleen maar even bedanken voor uw gulheid. God zegene u en uw familie.’

In reactie op de recente modderstromen in de Filipijnen hebben de heiligen in dat gebied hygiënesets, dozen voedsel en dekens bijeengebracht en die uitgedeeld aan hen die ze nodig hadden.

Met deze hulpverlening over de hele wereld leren we anderen de welzijnsbeginselen van werken en zelfredzaamheid en houden we die beginselen in stand. In 2005 hebben vele dorpen schoon water gekregen door de aanleg van nieuwe putten. De dorpelingen is geleerd hoe ze putten moeten slaan, pompen installeren en zo nodig reparaties verrichten.

Plaatselijke vrijwilligers en altijd toegewijde zendingsechtparen stellen gezinnen in staat om hun voeding aan te vullen met zelf gekweekte, gezonde voedingsmiddelen.

Er zijn veel rolstoelen gegeven aan gehandicapten, die daarmee de kans kregen om zelfredzaam te worden. Duizenden medewerkers uit de gezondheidszorg zijn geïnstrueerd hoe ze het leven van pasgeborenen kunnen redden. Artsen hebben staaroperaties verricht en het gezichtsvermogen van velen hersteld. En over de hele wereld heeft LDS Family Services counseling verzorgd voor mensen in emotionele of geestelijke nood.

De kerk heeft bruggen van begrip en respect geslagen in vele landen waar wij samenwerken met andere gevestigde, vertrouwde instellingen.

Dr. Simbi Mubako, voormalig Afrikaans ambassadeur in de Verenigde Staten, zei: ‘Het werk van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is des te indrukwekkender omdat zij zich niet beperkt tot leden van de kerk, maar zich uitstrekt tot alle mensen van verschillende culturen en godsdiensten, want [zij] zien in iedereen het gelaat van Jezus Christus.’

Onze geliefde president Gordon B. Hinckley is de drijvende kracht achter dit grote werk van de humanitaire hulp. ‘Wij moeten alle mensen de helpende hand reiken’, zei hij. ‘Zij zijn allemaal zonen en dochters van God, onze eeuwige Vader, en Hij zal ons rekenschap vragen van wat wij voor hen doen. (…) Mogen wij de hele mensheid tot zegen zijn en allen de helpende hand toesteken, de verdrukten opbeuren, de hongerigen en behoeftigen voeden en kleden, en liefde en hulp geven aan mensen om ons heen die niet tot deze kerk behoren.’5

Dit hedendaagse werk van de humanitaire hulp is een geweldige uiting van naastenliefde die brandt in hart en ziel van hen die een meevoelend hart en behulpzame handen hebben. Dit onzelfzuchtige dienstbetoon is een ware uiting van de reine liefde van Christus.

De Heiland belooft grote zegeningen aan hen die van zichzelf geven: ‘Geeft en u zal gegeven worden (…) met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden.’6

Wat ik vandaag heb verteld, is nog niet een honderdste van wat er in dorpen en landen over de hele wereld gebeurt. Overal waar ik heen reis, krijg ik uitingen van grote dank. Namens het Eerste Presidium, het Quorum der Twaalf en het leidinggevend welzijnscomité van de kerk, die dit werk leiden, wil ik mijn hartelijke dank en mijn bewondering betuigen.

Ik kan onmogelijk woorden vinden om voldoende uiting te geven aan de gewijde gevoelens in mijn ziel. Het eenvoudige woord bedankt lijkt bijna een cliché. Voor ieder onder u die met een meevoelend hart en behulpzame handen de lasten van zovelen heeft verlicht, spreek ik mijn welgemeende dank uit. Ik smeek de meest uitverkoren zegeningen van de Heer af over u en uw familie, u die de bedrukten van hart en de slap neerhangende handen gedenkt. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Andrew Workman, ‘Recollections of the Prophet Joseph Smith’, Juvenile Instructor, 15 oktober 1892, p. 641.

  2. Mosiah 18:8–9.

  3. LV 81:5.

  4. Galaten 6:2.

  5. ‘Leven in de volheid der tijden’, Liahona, Jan. 2002, p. 6.

  6. Lucas 6:38.