2008
Vruchten van het Boek van Mormon
Juni 2008


Vruchten van het Boek van Mormon

Elder Richard G. Hinckley

Altijd als ik in het Boek van Mormon lees, gebeurt er iets met mij. Mijn last voelt lichter aan. Geloof en hoop vervangen mijn zorgen en twijfels. Het leven ziet er zonniger uit.

Als jonge zendeling in Duitsland — ik zal een maand of twee in het veld zijn geweest — had ik twee eendere ervaringen die mijn getuigenis van het Boek van Mormon ten zeerste hebben beïnvloed.

Toen mijn collega en ik in de ochtend langs de deuren gingen, klopten we aan bij een predikant van een prominente kerk. Hij liet ons binnen en vroeg ons aan tafel plaats te nemen. We zaten nog niet of hij begon het Boek van Mormon op geërgerde toon aan te vechten. Ik begreep zo ongeveer wel wat hij zei, en de ruzieachtige toon waarop hij sprak kon niemand ontgaan, maar omdat ik de Duitse taal niet machtig was, kon ik hem niet van repliek dienen. Mijn senior collega, een degelijke en uitstekende zendeling, gaf eenvoudigweg een krachtig getuigenis van het boek, waarna we afscheid namen en weggingen. Mijn hart klopte hevig. Ik geloof dat ik zelfs een beetje beefde. Het zat mij niet lekker.

Een week of twee later spraken we op straat een man aan met wie wij een afspraak maakten. We spraken een tijd af en hij gaf ons zijn adres in Bückeburg, een pittoresk stadje een eind van de stad Minden vandaan waar wij te werk waren gesteld, maar dat nog wel in ons gebied lag.

Op een winterse zondagmorgen klommen we op de fiets en reden het hele stuk tegen een straffe, koude wind in naar onze afspraak. Verkleumd en nog nahijgend belden we aan. De deur naar het portiek klikte open. We liepen de trappen op naar boven, waar hij ons binnenliet. Onmiddellijk voelden we een ruzieachtige geest in de kamer — dezelfde geest die we een paar weken eerder bij de predikant thuis hadden gevoeld.

De man bood ons geen stoel aan. In plaats daarvan verliet hij de kamer. Even later kwam hij weer binnen met een stapel bijbels, die hij met een bons op de tafel neerlegde, waarna hij op hoge, tartende toon zei: ‘Jullie willen het dus over [godsdienst] hebben, niet?’ Toen wees hij naar het raam en bulderde: ‘Prima, maar dan moeten jullie wel eerst je boek-van-mormon in de Weser gooien!’

Er waren een paar weken verstreken sinds onze ervaring met de predikant en ik kon nu een paar zinnen in het Duits zeggen. Dat probeerde ik ook. En weer gaf mijn senior collega op rustige toon een krachtig getuigenis van het Boek van Mormon, waarna hij de man beleefd bedankte voor zijn tijd. Daarna vertrokken wij en reden terug naar Minden, dit keer met de wind in de rug.

Ik had een getuigenis van het Boek van Mormon, althans dat dacht ik toen. Maar na die twee ervaringen zo kort na elkaar werd het pijnlijk duidelijk dat mijn getuigenis niet echt solide was. Ik wist niet zeker of ik wel op een krachtige, overtuigende manier van het Boek van Mormon kon getuigen.

Het stond vast voor mij dat — wilde ik een goede zending vervullen — ik maar beter een krachtig, solide getuigenis van het Boek van Mormon kon hebben. Ik ging aan het werk. Ik las, bad en dacht ernstig na. Na verloop van tijd zegende de Heer mijn inspanningen. Ik kreeg een getuigenis en dat heb ik nog; sterker nog, door de jaren heen is het sterker geworden.

Ik heb vaak aan die twee ervaringen teruggedacht. Ik ben dankbaar voor mijn verstandige en onverstoorbare collega, en in zekere zin ben ik dankbaar voor de onwetende predikant en de nogal fanatieke man die mij figuurlijk gesproken bij de schouders vatten en mij door elkaar schudden. Zelfs nu, ruim veertig jaar later, herinner ik mij hun namen en de bijzonderheden van onze ontmoetingen. Als ik aan hen denk, komt die geweldige passage uit 3 Nephi in mijn gedachte:

‘En zoals Ik u heb geboden, aldus zult gij dopen. En er zal geen woordenstrijd onder u zijn, zoals er tot dusver is geweest; evenmin zal er woordenstrijd onder u zijn over de punten van mijn leer, zoals er tot dusver is geweest.

‘Want voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, hij die de geest van twisten heeft, is niet van Mij, maar van de duivel, die de vader van twisten is, en hij hitst het hart der mensen op om in toorn te twisten, de een met de ander.

‘Ziet, het is niet mijn leer om het hart der mensen tot toorn tegen elkander op te hitsen; maar dit is mijn leer, dat zulke dingen zullen worden weggedaan’ (3 Nephi 11:28–30).

Ook moet ik denken aan de woorden van Paulus aan de Galaten: ‘De vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing’ (Galaten 5:22–23).

Dat zijn de vruchten die ik ervaar als ik in het Boek van Mormon lees. Als ik erin lees en nadenk over de voortreffelijke leer van Christus die ik erin aantref en die ik probeer na te leven — dat alles brengt in mijn gemoed en in mijn ziel een ‘machtige verandering’ (zie Mosiah 5:2; Alma 5.14) teweeg, die mij ertoe aanzet om een beter mens te zijn; een beetje vriendelijker, minder kritisch, edelmoediger; en om de grote zegeningen die de Heer mij heeft geschonken aan anderen door te geven.

Dat zijn de vruchten van de Geest Gods. Dat zijn de vruchten van het Boek van Mormon.