De kudde weiden: Jongeren leiderschap leren ontwikkelen
Uit een vraaggesprek met president Dieter F. Uchtdorf, tweede raadgever in het Eerste Presidium en ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen
Voor sommige jongeren lijkt de volwassenheid nog ver weg. Maar het zal niet lang meer duren voordat de opkomende generatie thuis en in de kerk leiding zal geven. Wat kunnen we hen nu al bijbrengen?
Het is een belangrijke verantwoordelijkheid om de opkomende generatie voor te bereiden, zodat zij een sterk gezin kunnen leiden, in de kerk leiding kunnen geven en bij hun hemelse Vader kunnen terugkeren. Daar zijn leiders, leerkrachten en vooral ouders voor nodig. ‘De verantwoordelijkheid om leiderschapsvaardigheden bij te brengen berust bij de ouders’, zegt ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen. ‘Naarmate onze tieners groeien en volwassen worden, begint ook de kerk een belangrijke rol te spelen. Zij biedt de jongeren gelegenheden om leiding te geven; maar het begint wel allemaal thuis.’
Aan de hand van eigen observaties en ervaringen bespreken ouderling Ballard en president Dieter F. Uchtdorf, raadgever in het Eerste Presidium, tien beginselen om jongeren leiderschapsvaardigheden bij te brengen.
1. Begin thuis
Het bijbrengen van leiderschapsvaardigheden kan in de meest alledaagse omstandigheden plaatsvinden, zoals bij de voorbereiding van een maaltijd of een reparatie in huis, zegt ouderling Ballard.
‘Volgens mij kan niets de plaats innemen van een ouder die zijn kind laat zien wat, en hoe, hij of zij iets doet — zelfs als de kinderen nog jong zijn. Door naar het voorbeeld van de ouders te kijken, leert het kind veel over het leven en hoe het bepaalde dingen moet doen. Het kind krijgt ook het gevoel dat het een belangrijke schakel in het gezin is.
‘Er zijn situaties waarin jongeren geen vader of moeder thuis hebben. Daar zijn we ons goed van bewust. Maar iemand voedt hen op, en die persoon laat ze zien hoe ze bepaalde dingen moeten doen en brengt ze leiderschapsvaardigheden bij.’
Zelfs als een jongere lid van de kerk is, maar de ouders niet, kan het evangelie thuis geleerd worden, zegt president Uchtdorf. Ook als de ouders geen lid van de kerk zijn, kunnen leidinggevenden in de wijk of gemeente de ouders uitnodigen om een actieve rol in het kerkleven van hun kinderen te spelen. Vaak zijn de bestaande hulpmiddelen daarbij het nuttigst.
‘Leidinggevenden kunnen gebruik maken van de bestaande hulpmiddelen van de kerk zoals de brochure Voor de kracht van de jeugd, en de programma’s Plicht jegens God en Mijn persoonlijke vooruitgang. In de Leidraad voor ouders en leidinggevenden van jongeren wordt uitgelegd hoe we jongeren kunnen helpen om succesvol deze programma’s te volgen en leiderschapsvaardigheden te ontwikkelen’, zegt president Uchtdorf. ‘Zorg ervoor dat de jongeren die hulpmiddelen in huis hebben. Moedig de ouders aan om hun kinderen te helpen bij de verwezenlijking van hun doelen en andere verwachtingen.
‘De leidinggevenden spelen daarin een belangrijke rol en helpen de ouders bij het ontwikkelen van de leiderschapsvaardigheden van de jongeren thuis. Dan zullen ze beter begrijpen waar het in de kerk om gaat. Ze zullen zien dat de kerk gezinnen verenigt en dat we goede normen en waarden aanmoedigen — christelijke normen en waarden. Dan zullen de ouders het volgende inzien: ‘Wij spreken over Christus, wij verheugen ons in Christus, wij prediken Christus, wij profeteren over Christus (…), opdat onze kinderen zullen weten op welke Bron zij mogen vertrouwen voor vergeving van hun zonden’ (2 Nephi 25:26). Als we de beschikbare hulpmiddelen gebruiken, kunnen we al onze jongeren helpen om goede leiders te worden.’
2. In raadsvergadering onderrichten
Ouderling Ballard merkt op dat het niet ongebruikelijk is dat volwassen leiders bepaalde taken van de jongeren uitvoeren. ‘Het leiderschap onder de jongeren neemt toe als de leiders zorgvuldig met hun organisatie overleggen’, zegt hij. ‘Stel bijvoorbeeld dat er een diakenenquorum is waarin vijf jongens actief zijn en drie niet. Wie is verantwoordelijk om de drie minderactieve jongens te activeren? Veel te veel leiders vinden dat het hun taak is.’
Maar een leider behoort de zaak in de vergadering van het quorumpresidium ter sprake te brengen en te vragen: ‘Wat gaan we doen, wie gaat wat doen en hoe gaan we het aanpakken?’, aldus ouderling Ballard.
‘Als jongeren zien dat een bisschop of een andere leider alles regelt, anderen er niet bij betrekt en tijdens vergaderingen niet alle hulpmiddelen aanwendt, gaan de jongeren denken dat het zo hoort. Het is een slechte zaak als een bisschop denkt: “Dit is mijn wijk, en we gaan het op mijn manier doen.’ Hij verliest daarbij uit het oog dat het de wijk van de Heer is. We moeten erachter zien te komen wat Hij van ons verwacht en hoe Hij wil dat we de beschikbare hulpmiddelen aanwenden om bepaalde dingen tot stand te brengen.’
3. Thuis en in de kerk leren lesgeven
Het is volgens president Uchtdorf essentieel dat jongeren de kans krijgen om te onderwijzen. Dat kan het geven van een getuigenis zijn, iets over een gelezen tekst vertellen of in groepsverband bepaalde evangeliebeginselen verdedigen. Hij voegt daaraan toe dat onderwijzen een wezenlijk aspect van leiderschap is.
‘Vaak zijn onze jongeren het enige lid van de kerk op school. Daarom moeten ze goed beseffen hoe belangrijk ze wel zijn en moeten ze hun godsdienst goed kennen. Ze moeten begrijpen dat — in om het even welke situatie — ze altijd aan het onderwijzen zijn. Als wij de jongeren de kans geven om te onderwijzen, en ze het vertrouwen geven dat ze zich niet voor het evangelie hoeven te schamen, hebben ze daar veel aan.’
De organisatie van de kerk biedt niet alleen mogelijkheden tot geestelijke groei, maar ook andere groeimogelijkheden. President Uchtdorf zegt over zijn vliegcarriè-re: ‘Alles wat ik in mijn carrière heb bereikt, heb ik door de kerk geleerd.’
Hij zegt dat hij bij zijn nakomelingen hetzelfde ziet gebeuren. ‘Mijn kleinzoons staan bekend als lid van de kerk, maar ze geven op school ook de beste spreekbeurten. Waarom? Omdat ze die vaardigheden thuis en in de kerk hebben geleerd. Ze zijn zich dat zelf niet eens bewust — het gebeurt gewoon.’
4. Angst overwinnen
Ouderling Ballard was nog geen dertig toen hij als bisschop werd geroepen. ‘Ik was heel zenuwachtig’, herinnert hij zich. ‘Ik was nog nooit eerder bisschop geweest. Mijn raadgevers waren allebei oud genoeg om mijn vader te kunnen zijn. Ik dacht na over alle bisschoppen die ik had gehad en probeerde te bedenken waarom ik hun voorbeeld zo bewonderde en waarom dat voorbeeld zo nuttig was. Maar uiteindelijk overwin je je angst door je taak — wat die ook moge zijn — daadwerkelijk te vervullen.’
Angst is onvermijdelijk als we een nieuwe taak krijgen, zegt ouderling Ballard. ‘Een jongen van twaalf die wordt geroepen als quorumpresident diakenen zal wat zenuwachtig zijn. Hij vraagt zich wellicht af: “Hoe leid ik een vergadering?” Maar iemand zal hem laten zien hoe dat moet. Hij stuntelt misschien een beetje, en het kan moeilijk zijn. Maar na een tijdje weet hij dat hij het kan. Dan heeft hij een grote stap voorwaarts gezet. Als je eenmaal weet hoe je iets moet doen, kun je plotseling zonder angst leiding geven.’
We krijgen ook zelfvertrouwen als we weten wie we zijn, zegt president Uchtdorf. ‘Neem Mozes in de Parel van grote waarde. Hij leert dat hij naar het beeld van God is geschapen en dat God een taak voor hem heeft. Het is anders eens we beseffen dat we de Heer vertegenwoordigen. Daarom moeten onze jongeren weten wie zij zijn en dat de Heer hen zal helpen.
‘Toen ik tiener was, kregen we les van een zendeling omdat onze gemeente zo klein was. Hij zei iets wat me erg aangreep: “Als God je bijstaat, wie kan er dan tegen je zijn?” Een dergelijk vertrouwen geeft je de kracht om te doen waar je bang voor bent, ook als je het gevoel hebt dat je tekortschiet.’
5. Laat ze bekend worden met hun taak
Leidinggevenden kunnen de neiging hebben om de leiding te nemen of de muziek te verzorgen of tijdens een haardvuuravond of vergadering voor jongeren het gebed uit te spreken. Maar zij behoren ‘achtergrondleidinggevenden’ te zijn en toezicht te houden op de jongeren die deze taken op zich nemen, zegt president Uchtdorf.
‘Misschien is dat moeilijk voor ouders en leiders omdat zij het waarschijnlijk sneller en beter kunnen. Er is geduld voor nodig om het de jongeren te laten doen. Dat betekent soms dat we hen laten stuntelen. In de Schriften staat: “Opdat mijn volk grondiger onderricht kan worden, en ondervinding zal hebben en meer zal weten over zijn plicht en de dingen die Ik van hen verlang” (LV 105:10; cursivering toegevoegd).
‘U geeft het goede voorbeeld en laat ze leren. Denk aan de Heiland. Hij laat ons in verschillende roepingen zijn werk verrichten. Hij heeft geduld met ons. Hetzelfde geduld moeten wij ook met onze jongeren hebben.’
Ouderling Ballard illustreert dit aan de hand van een ervaring met een kleinzoon die van zijn zending was thuisgekomen en iets aan de muur in zijn flat wilde hangen. Ouderling Ballard ging naar de flat van zijn kleinzoon om hem te laten zien hoe hij de gaten moest boren en de pluggen moest inbrengen.
‘Ik maakte er een en vroeg hem toen waar hij het tweede gat wilde boren. Hij wees me aan waar, en ik zei: “Goed, ga je gang. Je hebt het mij zien doen. Nu kun je het zelf doen. Hier heb je de boor.” En dat deed hij. En de rest van de gaten boorde hij ook zelf. Het ging langzaam omdat hij zenuwachtig was. Ik had het twee keer zo snel kunnen doen. Maar nu weet hij hoe het moet. Dat heeft zijn zelfvertrouwen versterkt. Als hij weer eens iets moet ophangen, hoeft hij alleen maar mijn boormachine te vragen. En dan hoop ik dat hij die ook weer terugbrengt.’
6. Geef ze zicht op het geheel
Het is belangrijk dat we aan onze jongeren uitleggen waarom er van ze verwacht wordt dat ze gehoorzaam en behulpzaam zijn, met name omdat ze in de toekomst leiding zullen geven aan het gezin en aan de kerk. Maar door hun gehoorzaamheid en behulpzaamheid worden ze niet alleen voorbereid op hun taken in het gezin en in de kerk, maar ook op hun eigen levenstaken.
Wanneer we het totale overzicht behouden, worden niet alleen de jongeren gezegend, maar ook hun leiders, vindt president Uchtdorf. ‘Volgens mij concentreren we ons soms te veel op details. Als de volwassen leiders het globale doel en hun grote potentieel aan de jongeren duidelijk maken, wordt het daarna veel eenvoudiger om de details in te vullen.’
Hij voegt daaraan toe dat het essentieel is dat we de jongeren begrijpen en dat we duidelijk en vriendelijk met hen communiceren. ‘Toen ik dertien was, werd ik geroepen als president van het diakenenquorum. Onze gemeentepresident nam de tijd om me even apart te nemen in een klaslokaal en me uit te leggen wat ik moest doen. Hij gaf me duidelijke instructies over wat hij en de Heer van mij verwachtten.
‘En hoeveel diakenen waren er in onze gemeente? Twee. Maar toch nam hij de tijd om zichzelf en mij voor te bereiden. Dat was ruim vijftig jaar geleden, maar ik kan me nog steeds herinneren wat dat voor mij betekende. Hij wilde dat ik zou slagen. Hij gaf me persoonlijke aandacht en tijd. Hij gaf vriendelijke, maar duidelijk instructies, waar hij later op terugkwam.’
7. Verantwoording afleggen
De Heer heeft geen bewonderaars nodig; Hij heeft volgelingen nodig, zegt president Uchtdorf. ‘Je leert een leider te worden als je eerst een volgeling leert zijn. In de Schriften staat dat de mens moet “handelen” en niet “met zich (…) laten handelen” (2 Nephi 2:26).’
‘De volgende stap is verantwoording afleggen. Dat leren we in de tempel — terugkeren en verslag uitbrengen. Maar sommige leiders zijn bang om leiding te geven, om vriendelijk, maar duidelijk aan te geven wat er verwacht wordt, en daar dan weer op terug te komen. Het zal niet volmaakt gedaan worden, maar moedig de jongeren aan als ze hun best doen. De jongeren zullen dat niet vergeten. Ze herinneren zich wellicht niet de woorden, maar wel de gevoelens.’
8. Weet dat u recht op inspiratie hebt
Toen ouderling Ballard een jonge bisschop was, was er een jongen van negen die zijn jeugdwerkleerkracht veel problemen bezorgde. Na enkele weken bracht de leerkracht de jongen naar het kantoor van de bisschop en zei: ‘Bisschop, hier is een van uw schapen. Hoed dit schaap.’
Bisschop Ballard wist niet wat hij moest doen. Maar hij kreeg een ingeving: laat het kind iedere week verslag uitbrengen over zijn gedrag in het jeugdwerk. Bisschop Ballard gaf hem die uitdaging, en het gedrag van de jongen veranderde. Het kind begon in te zien dat hij zich ook anders kon gedragen.
‘Ik had dat gevoel om hem verantwoording te laten afleggen nog niet toen hij naar mijn kantoor werd gebracht’, zegt ouderling Ballard. ‘Maar door de kracht van de Geest inspireert de Heer rechtschapen leerkrachten en leidinggevenden, zodat zij weten wat ze moeten doen en zeggen om het beste uit iedereen te halen, vooral uit onze jongeren.’
Die negenjarige jongen bleek overigens een geweldig kind te zijn, zegt ouderling Ballard. Hij is op zending geweest, in de tempel getrouwd en is een groot leider geworden.
President Uchtdorf zegt dat het essentieel is dat we hard werken aan de geestelijke voorbereiding die nodig is om inspiratie te ontvangen. Tijdens zijn carrière als piloot heeft hij een soortgelijke les geleerd. Een Boeing 747 vliegen is erg leuk, zegt hij, maar de voorbereiding om zo’n 747 van de grond te krijgen is een hoop werk. ‘Bidden en weten wat de jongeman of jongevrouw nodig heeft, maakt deel uit van het werk dat een leerkracht of leidinggevende moet verrichten. Leidinggevenden moeten er ook voor zorgen dat het jongerenprogramma niet alleen leuk is, maar een prachtige, vreugdevolle ervaring die bijdraagt aan de vooruitgang van de jongeren zodat zij hun volledige potentieel kunnen verwezenlijken.’
9. De ouders erbij betrekken
Uiteindelijk zijn de leiders — vooral de bisschappen — verantwoordelijk om de ouders op de hoogte te houden van wat er met de jongeren van de wijk gaande is. Bisschoppen en gemeentepresidenten mogen geen persoonlijke en vertrouwelijke zaken bespreken, maar zij kunnen wel in algemene bewoordingen hun zorgen kenbaar maken.
‘Als ik nu bisschop was,’ aldus ouderling Ballard, ‘zou ik niet aarzelen om op de vijfde zondag van de maand met de priesterschap en de ZHV over de jongeren te praten en mijn zorgen kenbaar te maken. Ik zou tegen ze zeggen: “Wat ik in de loop der jaren naar aanleiding van persoonlijke gesprekken over uw kinderen te weten ben gekomen, is iets tussen hen en mij, en dat weten ze. Ik zal hun vertrouwen niet beschamen. Maar in het algemeen hebben we een probleem. Als ouders dient u op de hoogte te zijn en er iets aan te doen. (…)” Sommige ouders zijn misschien bang om te horen wat er aan de hand is. Maar ze moeten het wel weten.’
10. Denk aan het eeuwige potentieel van de jongeren
‘We hebben de lat hoger gelegd’, zegt ouderling Ballard. ‘Maar dat geldt niet alleen voor de jongeren. Dat geldt ook voor de ouders, wier grote verantwoordelijkheid het is om hun kinderen normen en waarden bij te brengen. En dat geldt voor de leidinggevenden. Het geldt voor de leerkrachten. We moeten allemaal vooruitgang maken in deze wereld die zo snel de mist ingaat.
‘We merken dat zij de Heer liefhebben’, zegt hij verder. ‘Vergeet niet dat Hij hen liefheeft. In dat kleine lichaam van die jongeman of jongevrouw die u lesgeeft, huist een eeuwige geest. Deze jonge mensen zijn kinderen van onze hemelse Vader, en Hij stelt veel belang in al zijn kinderen. We moeten ervoor zorgen dat de vlam van hun getuigenis in hun hart blijft branden.’
Uit een vraaggesprek met president Dieter F. Uchtdorf, tweede raadgever in het Eerste Presidium en ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen