President Monson heeft gezegd dat het een priesterschapsplicht is om een voltijdzending te vervullen. Wat houdt die uitspraak in?
Tijdens de afgelopen algemene conferentie heeft president Thomas S. Monson gezegd: ‘Tot de jongemannen met het Aäronisch priesterschap en de jongemannen die ouderling worden, herhaal [ik] de boodschap van eerdere profeten: iedere waardige jongeman die daartoe in staat is, dient zich op een zending voor te bereiden. Een zending is een priesterschapsplicht — een verplichting aan de Heer, die ons zo veel heeft gegeven.’1
Als je het priesterschap ontvangt, beloof je onder andere dat je de verantwoordelijkheid en de taken ervan op je neemt. Net als met alle gaven die we van onze hemelse Vader ontvangen, verwacht Hij van je dat je het priesterschap gebruikt om anderen tot zegen te zijn. ‘Want van hem aan wie veel is gegeven, wordt veel geëist’ (LV 82:3).
Dragers van het Aäronisch priesterschap moeten ‘waarschuwen, uitleggen, aansporen en onderwijzen, en allen uitnodigen om tot Christus te komen’ (LV 20:59). Zoals president Monson heeft gezegd, is het de plicht van een priesterschapsdrager om een voltijdzending te vervullen. Op een zending zet je al je energie, tijd en aandacht in om die plicht uit te voeren: anderen dienen, het evangelie prediken en allen uitnodigen om tot Christus te komen. Uiteraard brengt de vervulling van je plichten altijd zegeningen met zich mee. Je zending zal een tijd van grote vreugde en geestelijke groei zijn.