Doen alsof zij er jarenlang zullen blijven
De auteur woont in Utah (VS).
Net als de stromingen van de zee, kan Gods goddelijke invloed ons sturen in de richting van zijn plan voor ons leven.
Net als zoveel andere kinderen, droomde ik van wat ik zou worden als ik opgroeide. Ik was er vast van overtuigd dat ik brandweerman op de maan zou worden. In de gedachten van mijn vijfjarige verstand kon mijn leven onmogelijk anders uitpakken. Ik neem aan dat de meesten onder ons jeugddromen hadden over ons leven als we groot waren. Ik neem ook aan dat de meesten onder ons op een gegeven moment terug hebben gekeken op ons leven en uitgeroepen: ‘Dit had ik niet verwacht!’
Twee Schriffteksten helpen ons om ons leven in perspectief te houden. Ten eerste:
‘Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des Heren.
‘Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten’ (Jesaja 55:8–9).
Ten tweede: ‘[God] doet niets, tenzij het voor het welzijn der wereld is, want Hij heeft de wereld lief’ (2 Nephi 26:24).
Uit die teksten leren we dat alles wat onze hemelse Vader doet, uiteindelijk voor ons welzijn is, zelfs als wij niet begrijpen waarom. En aangezien Gods gedachten en wegen hoger zijn dan de onze, moeten we ons leven verheffen om meer in harmonie te zijn met zijn plan voor ons.
Vragen in de woestijn
We bespreken vaak de Israëlieten, die veertig jaar in de woestijn rondzwierven voordat ze het beloofde land mochten binnengaan. Er hing een wolk of vuurkolom boven de tabernakel als ze moesten stilhouden, en als die zich verplaatste, volgde het kamp (zie Numeri 9:15–18, 21–23). Ik vermoed dat ze zich veertig jaar lang in de woestijn hebben afgevraagd waar ze heengingen, wanneer en waar ze zouden stilhouden, en wanneer ze eindelijk het beloofde land zouden bereiken.
Het verhaal is rijk aan symboliek. Op onze eigen reis door het sterfelijk leven willen we het ‘beloofde land’ bereiken van eeuwig bij God wonen. Hij heeft beloofd om ons daarheen te voeren. Maar hoewel ieder dezelfde route moet nemen — gehoorzaam zijn, zich bekeren, priesterschapsverordeningen ontvangen en volharden in getrouwheid — is ieders leven uniek.
Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘De Heer heeft stromingen van goddelijke invloed in uw leven gebracht die u naar het persoonlijke plan voeren dat Hij u hier op aarde wil laten uitvoeren. Streef er met de Geest naar om het te ontdekken en volg zorgvuldig de richting die de Heer voor uw leven heeft aangegeven. Richt u daar op. Kies er bereidwillig voor uw keuzevrijheid te gebruiken om die richting in te slaan.’1
Bedenk wat moeilijker te doorstaan was voor het kamp van Israël: een jaar doorbrengen op een onprettige plek of na twee dagen een prettige plek achterlaten? Ik denk dat beide scenario’s een beproeving van hun geloof waren.
En dat geldt ook voor ons. We zijn misschien niet tevreden met onze omstandigheden en vragen ons daarom af wanneer een en ander zal veranderen. Of we maken een onverwachte verandering in onze prettige routine mee. Hoe wij besluiten te reageren op die ervaringen bepaalt in grote mate ons geluk. En als we ons ons leven lang afvragen waarom we dwalen, kunnen we geweldige kansen op geestelijke groei mislopen.
Ga heen en doe vandaag iets
In het voorjaar van 1831 begonnen de heiligen zich in Kirtland (Ohio) te vergaderen. Een van de leden, Leman Copley, stemde ermee in om een groep uit Colesville, in de staat New York, op zijn boerderij in Thompson, vlak buiten Kirtland, te laten verblijven. In mei 1831 openbaarde de Heer aan de profeet Joseph Smith:
‘En Ik wijd dit land aan hen voor een korte tijd, totdat Ik, de Heer, op een andere manier voor hen zal zorgen, en hun gebied heen te gaan;
‘en de ure en de dag zijn hun niet gegeven, laten zij daarom doen alsof zij er jarenlang zullen blijven, en dat zal voor hun welzijn blijken te zijn’ (LV 51:16–17; cursivering toegevoegd).
Zoals de kinderen Israëls de wolk volgden in de woestijn, wisten deze heiligen dat ze niet op de boerderij van Copley konden blijven wonen. Op een gegeven moment moesten ze verder. Maar hoe lang ze ook zouden blijven, ze moesten doen alsof ze er jaren zouden blijven.
Dus waarom gaf de Heer ze die raad? Sommigen waren misschien ontmoedigd geraakt toen ze in een huifkar of een tent op een modderig veld woonden en zagen dat anderen in betere omstandigheden verkeerden. De raad van de Heer veranderde hun reactie op de situatie waarschijnlijk van ontmoediging in hoop.
En als we zien dat anderen mooie dingen hebben waar wij van dromen — een fijn gezin, huis of baan, en duidelijke richting in het leven — kunnen we ontmoedigd raken. Als we bijvoorbeeld niet weten of we lang in een wijk of gemeente blijven, kunnen we denken: ‘Waarom zou ik een roeping aannemen? Waarom zou ik anderen leren kennen?’ We gaan misschien nog wel naar de kerk, maar we halen er niet alles uit. Als we ons altijd maar concentreren op wat we niet hebben, zijn we misschien niet echt dankbaar voor wat we wél hebben.
Zoals we vroeger in een lofzang zongen is er ‘kans om te werken, waarheen gij ook blikt, ja, gelegenheid vindt g’overal. Als er iets moet gedaan, pakt het dadelijk aan, zegt niet, ’k zal het doen bij geval.’2
Als we ‘doen alsof [we] jaren zullen blijven’, ontdekken we kansen die we eerder misschien niet zagen. Dan zien we wellicht ook in dat sommige van die kansen misschien nooit meer terugkomen. Dan denken we: ‘Nu ik me toch in deze omstandigheden bevind, ga ik maar mijn best doen en besluit ik om gelukkig te zijn. Ik blijf op een betere toekomst hopen, maar in de tussentijd wil ik in mijn huidige situatie iets goeds tot stand brengen.’ Het is het verschil tussen watertrappen en echt zwemmen.
Uiteindelijk bleven de heiligen niet lang in Thompson. Leman Copley trok zijn belofte in om hen op zijn land te laten wonen. De Heer stuurde deze heiligen uiteindelijk naar Missouri, maar zolang ze op de boerderij woonden, deden ze hun best, en de Heer zegende ze daarvoor.
President Dieter F. Uchtdorf, tweede raadgever in het Eerste Presidium, heeft gezegd: ‘Vaak zijn de diepe dalen van de tegenwoordige tijd alleen te begrijpen als we er vanaf de bergen van onze toekomstige ervaringen op terugkijken. Vaak zien we de hand van de Heer in ons leven pas lang na onze beproevingen. Vaak zijn de moeilijkste tijden van ons leven essentiële bouwstenen die het fundament van ons karakter vormen, waarmee we de weg naar toekomstige kansen, begrip en geluk plaveien.’3
Ziet in gedachten niet om
Soms komen we in de problemen als we erop staan om een en ander volgens onze eigen agenda te doen in plaats van op die van de Heer te vertrouwen.
Denk maar aan het verhaal van Lehi’s vertrek uit Jeruzalem, zoals Laman en Lemuël dat zagen. Er kwam plotseling een eind aan hun gemakkelijke leventje toen Lehi zei dat de familie moest vluchten omdat Jeruzalem verwoest zou worden. Ze trekken de woestijn in — om later terug te moeten keren om de koperen platen van Laban te bemachtigen. Al die tijd door de woestijn zwoegen, alleen maar om Laban hun dierbare bezittingen te laten stelen en zich door hem naar het leven te laten staan? Dan zou ik ook van streek raken!
Bovendien werden Laman en Lemuël alleen maar bozer toen ze zagen dat Jeruzalem er nog hetzelfde uitzag. Ik weet niet of ze bij hun terugkomst verwacht hadden een rokende krater te zien, maar ik kan me indenken dat ze dachten: ‘Zou Jeruzalem niet verwoest worden? Waarom verknoeien we onze tijd in de woestijn als hier alles volkomen normaal is?’ Hoe het ook zij, dit had allemaal al snel tot gevolg dat ze Nephi en Sam met een stok sloegen (zie 1 Nephi 3:29).
Als een en ander niet volgens onze verwachtingen gaat; als we vinden dat de vuurkolom zich niet snel genoeg voortbeweegt; als we om ons heen kijken en alleen een boerenakker zien, kunnen we zo ontmoedigd raken dat we net als Laman en Lemuël ons geloof aanvallen en God de schuld van onze frustraties geven.
Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Als wij buitengewoon ongeduldig zijn wat de timing van God betreft, zeggen we daarmee dat wij weten wat het beste is. Het is vreemd dat wij die een polshorloge dragen, raad proberen te geven aan Hem die de klok en kalender van de kosmos beheert.’4
Natuurlijk is het leven niet altijd makkelijk, en ik kan niemand bedenken — en dat geldt ook voor mijzelf — die zou zeggen dat zijn leven precies zo is uitgevallen als hij zich had voorgesteld. Maar ik ken ook veel mensen die zouden zeggen dat ze ondanks alles blij zijn met hun huidige leven — ook als ze geen brandweerman op de maan zijn geworden!
We krijgen die positieve kijk als we trouw en vol optimisme de Heer door onze eigen woestijn volgen. Doen we dat, dan ontdekken we op een dag dat onze belevenissen in de woestijn helemaal niet zo slecht waren als we dachten. We geven misschien zelfs wel toe dat het beslist de moeite waard was. De Heer zegt tegen ieder van ons:
‘Volhardt in alle geduld totdat gij vervolmaakt zijt.
‘Ziet in gedachten niet om; en wanneer gij het waardig zijt, zult gij, in de door Mij bestemde tijd, zien en weten’ (LV 67:13–14).