Mijn herontdekking van de gave van het gebed
Mijn naam is Alexander Scholtz. Ik ben opgegroeid in Brugge, België, en was het middelste kind in ons gezin, bestaande uit mijn ouders, een jongere broer, een oudere halfbroer en ik.
Mijn moeder was streng katholiek en mijn vader geloofde in Jezus, maar ging alleen naar de kerk om mijn moeder te ondersteunen. Ik werd als baby gedoopt en ontving het sacrament van de communie toen ik 6 en 12 jaar was. Als kind dacht ik niet veel na over mijn spirituele leven. Bijna alle kinderen in mijn klas hebben dezelfde initiaties doorgemaakt. In mijn klas was ik een van de weinigen die naar de kerk gingen. Naar de kerk gaan voelde voor mij als een verplichting, iets wat we moesten doen omdat moeder het wilde. Mijn halfbroer ging niet mee, maar de rest van het gezin ging elke zondag naar de kerk. Ik ervaarde dat als een last. Het enige wat ik er fijn aan vond, was de sereniteit. We baden ook elke avond als gezin, en voor het avondeten moest mijn jongere broer of ik een kort gebed uitspreken dat we uit ons hoofd hadden geleerd. Naarmate ik ouder werd, kreeg ik steeds meer het gevoel dat mijn moeder ons onder druk zette. Bidden wilde zeggen dat we uit het hoofd geleerde gebedsteksten opzegden of lazen. Soms gebruikten we ook een rozenkrans met meer dan vijftig gebedskralen. Dan herhaalden we twee gebeden vijftig keer en zeiden we andere gebeden op. Mijn jonge broer en ik kreunden elke keer uit machteloosheid en onwil als we de rozenkrans moesten bidden. We wisten immers dat we daarmee meer dan een half uur zoet zouden zijn!
Bidden was voor mij niet zinvol. Het was iets dat ik snel achter de rug wilde hebben als het mij werd gevraagd. Ik schaam me dat ik het alleen deed om mijn moeder een plezier te doen. Ik wist niet beter dan dat je vaste gebeden moest aframmelen omdat het een gebod was. Ik had niet het gevoel dat het me hielp om een persoonlijke band met Christus, onze hemelse Vader of andere heiligen tot wie we baden op te bouwen. Als gezin deden we nooit Schriftstudie. Als ik klaagde over bidden of naar de kerk gaan, zei mijn moeder vaak tegen me: ‘Als je het huis uit bent, kun je zelf kiezen, maar zolang je onder dit dak woont, ga je mee naar de kerk en bidden we samen.’ Ik was erg ontevreden over mijn religieuze ervaringen in die periode.
Toen ik op een dag vanuit Canada weer naar huis ging, snuisterde ik voordat mijn vlucht vertrok nog wat rond in een boekwinkel op het vliegveld. Daar zag ik het boek ‘Boeddhisme in je rugzak’. Ik was onmiddellijk geïntrigeerd en kocht het boek. Het was geschreven in eenvoudige taal, waardoor ik een duidelijk beeld van de boeddhistische filosofie kreeg. Het hielp me iets diepgaands over mezelf te realiseren: het leven is een spiritueel pad en ik ben een spiritueel wezen. Dat opende mijn ogen voor een nieuwe realiteit. Zo werd ik ook bereid om de religie van mijn jeugd te onderzoeken. Ik vroeg me af: Wat zou er achter de woorden van die gebeden liggen die ik al die jaren heb opgezegd? Al snel begon ik een diepe liefde voor het gebed te krijgen. Ik sloop ‘s nachts eens naar buiten en ging naar een standbeeld van Maria, de moeder van Jezus, waar ik enkele van de gebeden opzegde die Benjamin Franklin had opgeschreven, een man naar wie ik opkeek. In die tijd las ik het Nieuwe Testament voor het eerst en leerde ik over de noodzaak om ons te bekeren.
Omdat ik van muziek hield en vooral van zingen, werd ik later bas in een koor. Het zingen van christelijke en andere liederen versterkte mijn geloof in Christus en bracht vrede in mijn ziel. Toch voelde ik nog dagelijks een groot gat in mijn hart. Om de existentiële pijn die ik ervoer te verlichten, bad en zong ik wanneer ik maar kon. Maar, ik ervoer nog steeds een grote leegte. Toen ik 27 jaar was, ontdekte ik dat ik aan een posttraumatische stressstoornis leed.
Ik studeerde toen nog, en op een avond in de late lente of vroege zomer ging ik van de bibliotheek terug naar mijn studeerkamer. Het was een warme zonnige dag geweest en de meeste mensen waren al thuis. De zon stond laag en er was niemand op straat. Ik liep een poosje in het midden van de straat en aan het eind, dicht bij het treinstation, zag ik twee zendelingen. Ze kwamen naar me toe en voordat ik het wist, spraken we over hun zending om het evangelie te verspreiden, want ik had nog nooit van hen of hun kerk gehoord. Ik zei dat ik in Jezus Christus geloofde, dat ik het zwaar had en veel moeite had. Ik had bijvoorbeeld moeite met bidden, want wat was bidden? Ik voelde me alleen, miskend, en had moeite om contact te maken en vrede te voelen. Ik maakte graag een afspraak met ze omdat ze zeiden dat ze me konden helpen.
Toen ze na het weekend naar mijn studentenhuis kwamen, maakten we nader kennis met elkaar. Ze gaven me een exemplaar van het Boek van Mormon. De volgende keer zouden we bespreken wat ik had gelezen. Ik las het gretig. De jonge zendelingen stelden voor om ons eerste gesprek te beginnen met een gebed. ‘Oké’, zei ik, en sloot mijn ogen en boog mijn hoofd toen ik zag dat zij dat ook hadden gedaan. Toen ik ouderling Matos een persoonlijk gebed hoorde uitspreken, voelde ik iets vreemds maar toch vertrouwds. Iets in mij werd als het ware wakker. ‘Wat gebeurt hier?’ Het voelde als een rivier die in de zee stroomde, en alles was goed. Later legden ze uit dat het gevoel dat ik had, de Heilige Geest was. Twee maanden later liet ik me dopen.
Ik ben dankbaar voor de zendelingen, en zo blij dat ze me hebben geleerd vanuit het hart te bidden. Het lijkt eenvoudig, maar als je niet hebt geleerd over persoonlijk gebed, weet je niet wat je mist. Ik ben dankbaar voor de gave van keuzevrijheid. Ik heb geleerd dat ouders hun kinderen moeten onderwijzen met respect voor hun keuzevrijheid. Ik ben dankbaar voor de gave van het gebed, die ik nooit als vanzelfsprekend zal beschouwen. Persoonlijk gebed gebeurt vanuit het hart. Door persoonlijk gebed treden we in verbinding en communicatie met onze hemelse Vader en Jezus Christus.