Kerkgeschiedenis
Hoofdstuk 9: ‘Hoedsters van de haard’: het gezin grondvesten, koesteren en verdedigen


Hoofdstuk 9

‘Hoedsters van de haard’

Het gezin grondvesten, koesteren en verdedigen

Op 23 september 1995 sprak president Gordon B. Hinckley, de vijftiende president van de kerk, de vrouwen van de kerk in de algemene ZHV-bijeenkomst toe. Hij uitte zijn dankbaarheid voor de getrouwheid en ijver van de vrouwen in de kerk — jong en oud, gehuwd en alleenstaand, met of zonder kinderen. Hij erkende de grote uitdagingen waar ze voor stonden, hij voorzag ze van bemoediging, raadgevingen en waarschuwingen om hun taken te kunnen doen en vreugde in het leven te vinden. Tot slot zei hij:

President Gordon B. Hinckley

Gordon B. Hinckley

‘Er is zoveel wereldse wijsheid die als waarheid wordt gezien, zoveel misleiding wat waarden en normen betreft, zoveel verlokkingen en verleidingen om van lieverlee met het wereldse besmet te raken, dat we vinden dat we moeten waarschuwen. Daarom vaardigen wij, het Eerste Presidium en de Raad der Twaalf Apostelen, nu een proclamatie uit aan de kerk en aan de wereld, als een verklaring en een bevestiging van de normen, leerstellingen en gebruiken die betrekking hebben op het gezin, welke door profeten, zieners en openbaarders van deze kerk herhaaldelijk zijn uiteengezet.’1 Vervolgens las hij ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’ voor. Dat was de eerste keer dat de proclamatie in het openbaar werd voorgelezen.

In de proclamatie verklaren het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen: ‘De kans op een gelukkig gezinsleven is het grootst als de leringen van de Heer Jezus Christus eraan ten grondslag liggen.’ Zij ‘verklaren plechtig dat het huwelijk tussen man en vrouw van Godswege is geboden en dat het gezin centraal staat in het plan van de Schepper voor de eeuwige bestemming van zijn kinderen’. Zij herinneren mannen en vrouwen aan hun ‘plechtige taak om van elkaar en van hun kinderen te houden, en voor elkaar en hun kinderen te zorgen.’2

Zoals de titel van de proclamatie al aangeeft, werd deze uitgegeven als ‘een proclamatie aan de wereld’, waarin voor alle mensen, met inbegrip van de leiders van landen, het eeuwige belang van het gezin wordt beklemtoond. Acht maanden na het uitspreken van de proclamatie sprak president Hinckley tijdens een persconferentie in Tokio, Japan: ‘Waarom publiceren we deze proclamatie over het gezin nu? Omdat het gezin wordt aangevallen. Over de hele wereld vallen gezinnen uit elkaar. De plek om een begin te maken met een betere maatschappij is het gezin. Kinderen doen meestal wat ze thuis geleerd hebben. Wij proberen de wereld te verbeteren door het gezin sterker te maken.’3

De getuigenissen van ZHV-zusters tonen aan dat de proclamatie niet alleen tot de wereld als geheel is gericht, maar dat de leerstellingen erin voor ieder gezin en ieder individu in de kerk van betekenis zijn. De beginselen in de proclamatie hebben het hart van zusters in allerlei omstandigheden geraakt.

Barbara Thompson

Barbara Thompson

Zuster Barbara Thompson, die later als raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium werd geroepen, bevond zich in de Tabernakel in Salt Lake City toen president Hinckley de proclamatie voorlas. ‘Dat was een bijzonder moment’, vertelde ze. ‘Ik voelde hoe belangrijk die boodschap was. Ik dacht toen: dat is een belangrijke leidraad voor ouders. Maar het is ook een grote verantwoordelijkheid voor ouders. Ik dacht even dat ik er niet zoveel aan zou hebben omdat ik niet getrouwd was en geen kinderen had. Maar al snel dacht ik: ik heb er wel degelijk iets aan. Ik ben een dochter, een zus, een tante, een nicht en een kleindochter. Omdat ik bij een familie hoor, heb ik bepaalde plichten — en word ik gezegend. Zelfs als ik het enige levende lid van onze familie zou zijn, maak ik nog altijd deel uit van het gezin van God en heb ik de plicht om andere gezinnen te versterken.’4

Zuster Bonnie D. Parkin, die later als de veertiende algemeen ZHV-presidente werd geroepen, was eveneens in de Tabernakel toen president Hinckley de proclamatie voorlas. Zij zei: ‘De aanwezigen waren stil, maar er heerste ook een gevoel van opwinding. Een reactie van “Ja — we hebben hulp nodig met ons gezin!” Ik herinner me dat ik aanvoelde dat het goed was. Er rolden tranen over mijn wangen. Toen ik naar de zusters om mij heen keek, leken zij soortgelijke gevoelens te hebben. Er stond zoveel in de proclamatie dat ik bijna niet kon wachten tot ik de tekst in handen had om die te bestuderen. De proclamatie bevestigt de waardigheid van de vrouw. En dan te bedenken dat zij voor het eerst in de algemene ZHV-bijeenkomst werd gepresenteerd.’5

Waarom maakte het Eerste Presidium de proclamatie over het gezin in een algemene ZHV-bijeenkomst bekend? Nadat president Hinckley de proclamatie had voorgelezen, gaf hij antwoord op die vraag. ‘U bent de hoedsters van de haard’, vertelde hij de zusters. ‘U draagt de kinderen. U bent degene die ze verzorgt en ze gewoonten voor het leven bijbrengt. Geen werk is zo verwant aan het goddelijke als het opvoeden van de zonen en dochters van God.’6

President James E. Faust, tweede raadgever van president Hinckley, voegde daar de volgende verklaring aan toe: ‘Omdat moeders het hart en de ziel van elk gezin vormen, was het passend om die proclamatie eerst in de algemene bijeenkomst van de zustershulpvereniging voor te lezen.’7

Een ‘bevestiging van de normen, leerstellingen en gebruiken’

De leringen in de gezinsproclamatie waren in 1995 niet nieuw. President Hinckley zei er ook bij dat ze een ‘bevestiging van de normen, leerstellingen en gebruiken’ waren.8 Zij stonden al ‘centraal (…) in het plan van de Schepper’ voordat Hij de aarde schiep.9

Zuster Julie B. Beck, de vijftiende algemeen ZHV-presidente, heeft verklaard: ‘De theologie van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is op het gezin gericht en gebaseerd op de schepping, de val en de verzoening. De schepping van de aarde zorgde voor een plek waar gezinnen konden leven. (…) De val was een manier waarop het gezin kon groeien. (…) Door de verzoening kan het gezin voor eeuwig verzegeld worden.’10

Getrouwe vrouwen en mannen zijn deze theologie van het gezin trouw gebleven en hebben zich aan deze normen, leerstellingen en gebruiken gehouden in tijden dat het evangelie op aarde was. ‘Onze heerlijke moeder Eva’ en onze ‘vader Adam’ waren leiders voor hun kinderen en leerden hun over ‘de vreugde van onze verlossing en het eeuwige leven dat God geeft aan alle gehoorzamen’.11 Rebekka en Isaak zorgden dat de priesterschapsverbonden en -zegeningen niet voor hun familie verloren zouden gaan.12 Een weduwe in de stad Sarefat was in staat om voor haar zoon te zorgen omdat ze de profeet Elia in geloof volgde.13 Tweeduizend en zestig jonge soldaten streden onverschrokken om hun families te beschermen, met het vertrouwen in hun moeders belofte dat ‘God hen zou bevrijden’.14 Als jongeman nam Jezus toe ‘in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen’, gekoesterd door de liefde en zorg van zijn moeder, Maria, en haar man, Jozef.15

Door de herstelling van het evangelie kregen de eerste leden van de kerk meer begrip van het belang van het gezin.16 De heiligen leerden dat ze door de macht van het priesterschap tempelverordeningen en -verbonden konden ontvangen waardoor hun gezin voor eeuwig zou worden verzegeld. Die belofte gaf de heiligen der laatste dagen de kracht om hun rol als zonen en dochters van God te vervullen.

De ZHV-leidsters moedigden vrouwen vanaf het begin aan om hun gezin centraal te stellen in hun leven. Zuster Eliza R. Snow, de tweede algemeen ZHV-presidente, had zelf geen kinderen. Toch erkende ze het belang van de invloed die een moeder heeft. Zij gaf de ZHV-zusters de raad: ‘Doe allereerst uw huiselijke plichten.’17 Zuster Zina D. H. Young, de derde algemeen ZHV-presidente, leerde de zusters om ‘hun woning alleszins aantrekkelijk te maken, waar de geest van liefde, vrede en eendracht kan vertoeven, en waar de gezegende naastenliefde die geen kwaad denkt altijd verblijft.’18

Mary Fielding Smith was een toonbeeld van een sterke, liefdevolle moeder. Haar zoon Joseph F. Smith, die de zesde president van de kerk werd, wist zich te herinneren:

‘Ik kan me mijn moeder herinneren in de tijd in Nauvoo. Ik herinner me dat ik zag hoe ze haastig met haar hulpeloze kinderen een platbodem op geholpen werd met al wat ze het huis uit kon dragen toen de bende begon met de bestoking van Nauvoo. Ik herinner me de ontberingen van de kerk daar en onderweg naar Winter Quarters, langs de Missouri, en dat ze voor haar kinderen en haar familie op hun afmattende reis bad. (…) Ik kan me alle beproevingen herinneren die gepaard gingen met onze pogingen om met het kamp Israëls weg te trekken, om deze bergvalleien te bereiken met onvoldoende trekdieren om onze wagens te trekken. Aangezien ze niet de geldmiddelen had om de nodige trekdieren aan te schaffen, spande ze haar koeien en kalveren in en bond twee wagens aan elkaar. En zo gingen we in die primitieve, hulpeloze toestand naar Utah. En mijn moeder zei: “De Heer zal een weg voor ons banen”, maar hoe Hij dat zou doen, wist niemand. Ik was toen nog maar een kleine jongen, en ik mende de dieren en verzette veel werk. Ik kan me nog herinneren dat ik mijn moeder in gebed tot God hoorde praten. Ze vroeg Hem of Hij haar in staat wilde stellen om haar zending te volbrengen. Denkt u niet dat dit alles indruk op mij heeft gemaakt? Denkt u dat ik het voorbeeld van mijn moeder kan vergeten? Nee; haar geloof en voorbeeld zullen mij altijd helder voor de geest staan. Wat denk ik! Elke ademtocht, elk gevoel in mijn ziel stijgt op naar God in dankbaarheid aan Hem dat mijn moeder een heilige was, een vrouw Gods, zuiver en getrouw, en dat zij liever dood ging dan het vertrouwen dat haar was gegeven te beschamen; dat zij liever armoede en ellende leed in de wildernis en probeerde haar gezin bijeen te houden dan in Babylon te blijven. Dat is de geest die haar en haar kinderen doordrong.’19

Tijdelijke taken en eeuwige rollen

In overeenstemming met tijdloze beginselen aangaande de heilige aard van het gezin, helpen Melchizedekse-priesterschapsquorums mannen hun plichten als zoon, broer, echtgenoot en vader na te komen. De zustershulpvereniging helpt vrouwen hun plichten als dochter, zuster, echtgenote en moeder na te komen. De ZHV-zusters hebben elkaar altijd ondersteund in hun pogingen om gezinnen te sterken, praktische vaardigheden te leren om hun woning te verbeteren en in hun woning een sfeer te scheppen waar de Geest kan vertoeven.

Gezinnen koesteren

Zuster Zina D. H. Young was een liefdevolle, zorgzame moeder. Ze bracht ZHV-zusters de beginselen bij die ze zelf thuis toepaste. Ze gaf de volgende raad: ‘Als er onder u een moeder is die haar kinderen niet goed onderricht en opvoedt, (…) smeek ik u dat alsnog te doen. Verzamel uw kinderen om u heen (…) en bid met ze. (…) Waarschuw de kinderen voor het kwaad om ons heen (…) opdat ze niet ten prooi vallen aan dat kwaad maar opgroeien in heiligheid en zuiverheid voor de Heer.’20 Zij leerde ook: ‘Wees als moeder en echtgenote ijverig in alle plichten. (…) Laten we zorgvuldig en met wijsheid onze woorden kiezen met onze kleintjes om ons heen, kritiek mijden, (…) en de hogere eigenschappen van onze natuur cultiveren, die het hart verheffen, verfijnen en zuiveren. (…) We moeten ons uiterste best doen om de kinderen van Zion te leren eerlijk, deugdzaam, oprecht en stipt in al hun plichten te zijn; en ook om ijverig te zijn en de sabbat te heiligen. (…) Moeders moeten nooit iets vernietigends over en tegen de vader zeggen in het bijzijn van de kinderen, want zij hebben hun ogen en oren wijd open. Zaai goede zaadjes in hun jonge en tere gemoed, en stel beginsel altijd boven beleid, dan verzamelt u zich schatten in de hemel.’21

Toen zuster Bathsheba W. Smith als de vierde algemeen ZHV-presidente werkzaam was, zag ze de behoefte om gezinnen te sterken. Ze zette dan ook een moedercursus op voor de ZHV-zusters. De lessen waren onder meer gericht op het huwelijk, prenatale zorg en de opvoeding van kinderen. Die lessen zetten tevens kracht bij aan de leringen van president Joseph F. Smith over de zustershulpvereniging die vrouwen in hun rol in het gezin en thuis ondersteunt:

‘Daar waar men onbekend is met de plichten van het gezin, of waar men die op zijn minst niet helemaal begrijpt, de plichten die er zouden moeten zijn en waar man en vrouw en ouders en kinderen onderling recht op hebben, bestaat deze organisatie, of is zij nabij. En door de natuurlijke begiftiging en inspiratie van deze organisatie, is zij voorbereid en klaar om instructie te geven in die belangrijke taken. Waar er een jonge moeder is die niet de nodige ervaring heeft met het verzorgen van haar kind, of met het voor haarzelf en haar man aantrekkelijk maken van haar woning, bestaat deze organisatie om instructie te geven aan die jonge moeder en haar te helpen om haar taak uit te voeren, en dat goed te doen. En waar er een gebrek aan ervaring is op het gebied van het geven van natuurlijke, voedzame, gezonde voeding aan kinderen, of waar er een noodzaak bestaat om de juiste geestelijke instructie en geestelijk voedsel te geven aan kinderen, zijn er in de vrouwenhulpverenigingen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen en in de organisaties van moeders en dochters van Zion vrouwen die toegerust zijn om die instructie te geven.’22

Het vermogen om te koesteren en te verzorgen is niet beperkt tot vrouwen die zelf kinderen hebben. Zuster Sheri L. Dew heeft opgemerkt: ‘Om redenen die de Heer bekend zijn, moeten sommige vrouwen wachten voordat ze kinderen kunnen krijgen. Dat uitstel is voor geen enkele rechtschapen vrouw gemakkelijk. Maar het tijdschema van de Heer neemt ons natuurlijke verlangen niet weg. Sommigen onder ons moeten dus gewoon een andere manier zoeken om die moederlijke behoefte te bevredigen. En overal om ons heen zijn er mensen die behoefte hebben aan liefde en leiding.’23

De zusters in de kerk zijn in de gelegenheid om te zorgen voor anderen wanneer ze als leidster en leerkracht worden geroepen en als huisbezoekster werkzaam zijn. Sommige zusters geven hun moederliefde en zorg aan kinderen die ze niet hebben gebaard. Alleenstaande zusters zijn daar vaak een goed voorbeeld van en zijn kinderen tot zegen die de invloed van rechtschapen vrouwen nodig hebben. Die zorg en aandacht strekken zich soms over dagen, weken en jaren uit. Door hun onbaatzuchtige dienstbetoon en persoonlijke geloof hebben vrouwen vele kinderen voor emotionele, geestelijke en lichamelijke gevaren behoed.

Thuis een centrum van kracht creëren

Sinds de begindagen van de zustershulpvereniging in Nauvoo (Illinois, VS) zijn zusters bijeengekomen om over hun liefdadige en praktische taken te leren. Zij oefenden en oefenen praktische vaardigheden om hun geloof en rechtschapenheid te vergroten, hun gezin te sterken, hun thuis tot een bolwerk van geestelijke kracht te maken en mensen in nood te helpen. Zij pasten en passen de beginselen van een verstandige levensstijl en van zelfredzaamheid in geestelijk en materieel opzicht toe. Zij bevorderden en bevorderen tevens de zusterschap en de onderlinge eenheid door van elkaar te leren en samen te dienen. Die leerschool is zusters in alle omstandigheden tot zegen geweest. Zuster Bonnie D. Parkin vertelde over de kracht die ze uit die bijeenkomsten putte:

‘Als lid van de zustershulpvereniging van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is het onze zegen en verantwoordelijkheid om het gezin als eenheid te sterken en te steunen. Iedereen behoort tot een gezin en elk gezin moet gesterkt en beschermd worden.

‘De grootste hulp die ik gekregen heb toen ik huismoeder werd, kwam in eerste instantie van mijn eigen moeder en grootmoeder, maar ook van de ZHV-zusters in de verschillende wijken waar we gewoond hebben. Ik leerde vaardigheden en zag de vreugde die je krijgt als je een thuis schept waar anderen graag willen zijn. (…) ZHV-leidsters, zorg ervoor dat u bijeenkomsten en activiteiten plant die het gezin van al uw zusters sterken.’24

Zuster Barbara W. Winder, de elfde algemeen ZHV-presidente, herinnerde vrouwen aan de geestelijke zegeningen die het gevolg zijn van een schoon en ordelijk huis: ‘Huisvrouw zijn is een echte kunst. Voor onszelf en ons gezin is het belangrijk dat we een toevluchtsoord hebben — een fijne plek waar we ons uit de wereld kunnen terugtrekken en waar ook anderen zich op hun gemak kunnen voelen.’25

De ZHV-zusters zijn zowel individueel als collectief voorbeelden voor elkaar wat de versterking van hun gezin betreft. Zuster Belle S. Spafford, de negende algemeen ZHV-presidente, gaf haar getuigenis van de goddelijke oorsprong van de zustershulpvereniging en de ondersteunende rol ervan om vrouwen als echtgenote en moeder te doen slagen. ‘Ik denk dat zij een verregaande, positieve invloed heeft op het gezin’, zei ze. ‘Een goede moeder zorgt voor een goede woonplek; een goede ZHV-moeder vult het huis daarnaast met wijsheid en een goede invloed.’26

Alle zusters hebben de taak om te zorgen voor anderen, ofwel ‘moeder’ te zijn. Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Zusters, wij, uw broeders, kunnen niet datgene doen waarvoor u al vóór de grondlegging der wereld door God bent aangewezen. We kunnen het proberen, maar we zullen nooit uw unieke gaven kunnen kopiëren. Er is niets in deze wereld dat zo persoonlijk, zo stimulerend of zo levensveranderend is als de invloed van een rechtschapen vrouw. (…) Alle vrouwen hebben in hun goddelijke natuur zowel het aangeboren talent als het rentmeesterschap om een moeder te zijn.’27

Het woord moederschap definieert de eeuwige rollen van vrouwen; het beschrijft hun aard als voedsters en opvoedsters. Opvoeden en verzorgen zijn woorden met vele facetten. Zij houden onderwijzen, vormen, ontwikkeling en groei bevorderen, en voeden in. Vrouwen hebben het grote voorrecht en de verantwoordelijkheid gekregen om in al die facetten van die woorden op te voeden en te verzorgen, en de zustershulpvereniging heeft tot taak om vrouwen te onderwijzen en te steunen in hun door God toebedeelde, onmisbare rollen als moeder en opvoedster en verzorgster.28

Zuster Julie B. Beck heeft over de rol van opvoeden en verzorgen gezegd: ‘Verzorgen betekent cultiveren, zorgen voor, vormen en grootbrengen. Moeders (…) scheppen dan ook een sfeer bij hen thuis die geestelijke en stoffelijke groei bevordert. Verzorgen betekent ook huishoudelijk werk. Huishoudelijk werk omvat koken, kleren wassen, de vaat doen en het huis netjes houden. Thuis is de plaats waar vrouwen de meeste macht en invloed hebben; de vrouwen van de kerk zouden dan ook de beste huisvrouwen ter wereld moeten zijn. Samen met kinderen huishoudelijke taken verrichten biedt gelegenheden om door onderricht en voorbeeld eigenschappen bij ze aan te kweken. Zorgende moeders weten veel, maar alle kennis die vrouwen verwerven is hen van weinig nut als ze niet weten hoe ze thuis een omgeving kunnen scheppen voor geestelijke groei. (…) Bij verzorgen zijn organisatie, geduld, liefde en werk nodig. Groei bevorderen door deze verzorgende taak is waarlijk een machtige en invloedrijke rol die aan vrouwen is toebedeeld.’29

Het gezin en het moederschap verdedigen

Naast de versterking van het gezin van binnenuit, biedt de zustershulpvereniging al vanaf het begin ook een onaflatende bescherming tegen de invloeden die het gezin van buitenaf bedreigen. President Howard W. Hunter, de veertiende president van de kerk, heeft gezegd:

‘Volgens mij is het noodzakelijk om de vrouwen van de kerk op te roepen de algemene autoriteiten te steunen om de vloed van het kwaad dat ons omringt, in te dammen en er samen voor te zorgen dat het werk van onze Heiland vooruitgaat. (…)

‘(…) Wij verzoeken u dringend uw machtige invloed ten goede aan te wenden voor de versterking van onze gezinnen, onze kerk en onze samenleving.’30

De ZHV-leidsters hebben zich altijd uitgesproken tegen de ondermijning van het traditionele gezin en de heilige rollen van echtgenote en moeder. Zuster Amy Brown Lyman, de achtste algemeen ZHV-presidente, beklemtoonde de noodzaak dat moeders bij hun kinderen blijven. Ze was tijdens de Tweede Wereldoorlog als presidente werkzaam, een tijd waarin de overheid en andere instanties vrouwen aanmoedigden om buitenshuis te gaan werken om de economie in hun land te steunen terwijl hun echtgenoten aan de oorlog deelnamen. Sommige zusters waren genoodzaakt om buitenshuis te werken om in de levensbehoeften van hun gezin te voorzien. Hoewel zuster Lyman die moeilijkheden erkende, moedigde ze de vrouwen desondanks aan om er alles aan te doen om thuis te zijn en hun kinderen op te voeden.

Zuster Lymans boodschap stemde overeen met de leringen van het Eerste Presidium, die de kerkleden herinnerde aan de ‘heilige toewijding’ van het moederschap.31 President Heber J. Grant, de zevende president van de kerk, en zijn raadgevers, president J. Reuben Clark jr. en president David O. McKay, verklaarden het volgende:

‘Moederschap benadert godschap. Het is de hoogste, heiligste dienst die het mensdom op zich kan nemen. Het eren van die heilige roeping en dienst stelt de vrouw naast de engelen. Moeders in Israël, moge God u zegenen en beschermen, en u de kracht en de moed geven, het geloof en de kennis, de heilige liefde en toewijding aan uw plicht, waardoor u in staat zult worden gesteld om uw heilige roeping ten volle te vervullen. Moeders en aanstaande moeders, wees rein, blijf oprecht, leef rechtschapen, zodat uw nakomelingen tot aan de laatste generatie u als een zegen zullen beschouwen.’32

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog namen de negatieve invloeden op het gezin hand over hand toe. Toen president Spencer W. Kimball, de twaalfde president van de kerk, zuster Barbara B. Smith aanstelde als de tiende algemeen ZHV-presidente, kreeg zuster Smith ‘een overweldigend gevoel van verantwoordelijkheid (…) om het gezin en het aandeel van de vrouw in die heilige familiekring te verdedigen.’33 Gedurende haar ambtsperiode verdedigde zij geopenbaarde waarheden over de goddelijke rol van vrouwen en de zegen van eeuwige gezinnen. Zij en haar raadgeefsters namen met de priesterschapsleiders de sociale problemen van die tijd onder de loep en kwamen tot de conclusie dat de initiatieven die velen voorstonden de voorrechten van vrouwen in hun rol als echtgenote en moeder niet beschermden en gezinnen zwakker maakten.

Een journalist vatte zuster Smiths terugkerende boodschap als volgt samen: ‘“Recht uw rug, echtgenotes, moeders, huisvrouwen. U brengt leven voort en verrijkt het. Ruil die intense macht niet in voor tijdelijke, oppervlakkige snuisterijen. Koester die macht, maak haar sterker en groter. U bent in een machtige positie.” Dat is de boodschap van de leidster van de mormoonse vrouwen, Barbara B. Smith.’34

Aanvallen op de heiligheid van het moederschap en het gezin zijn sinds de tijd van het leiderschap van zuster Smith nog verder toegenomen. Maar met geloof in God en een begrip van de eeuwige betekenis van hun taken blijven ZHV-zusters van alle leeftijden pal staan voor de waarheden die het gezin sterken en verdedigen zij die zonder ophouden. Zij waken in vele hoedanigheden over de heiligheid van het gezin: als moeder en grootmoeder, als dochter en zus, als tante en als leerkracht en leidster in de kerk. Een vrouw die het geloof van een kind voedt, draagt bij aan de kracht van een gezin — nu en in de toekomst.

Leringen van hedendaagse profeten over het gezin

Een vader en moeder vroegen eens aan hun kinderen wat hen het meest had aangesproken in de algemene conferentie. Hun zestienjarige dochter zei: ‘Ik vond het top! Ik luister graag naar geïnspireerde, intelligente profeten en leiders die het moederschap bevestigen.’ Deze jongevrouw had altijd het diepste verlangen om moeder te worden, maar maakte zich zorgen dat het moederschap niet populair was en zelfs door veel mensen in de wereld werd gedenigreerd. Ze voelde zich getroost door de woorden van profeten en apostelen die de goedheid van haar idealen bevestigden.35. Het werk van de zustershulpvereniging om het gezin te sterken is altijd in overeenstemming geweest met de leringen van de hedendaagse profeten.

President David O. McKay, de negende president van de kerk, verkondigde vaak dat ‘geen enkel succes opweegt tegen falen in het gezin.’36

President Harold B. Lee, de elfde president van de kerk, heeft soortgelijke raad gegeven: ‘Het belangrijkste werk van de Heer wordt binnen de muren van ons eigen huis verricht.’37

President Spencer W. Kimball maakte zich zorgen over de voortdurende aanvallen op het gezin en profeteerde en waarschuwde als volgt:

‘Veel van de sociale wetmatigheden die in het verleden het gezin bekrachtigde en steunde, is aan het verdwijnen. De tijd zal aanbreken dat alleen zij die diepgaand en actief in het gezin geloven, in staat zullen zijn om hun gezin te behouden te midden van het toenemende kwaad om ons heen.’

‘(…) Er zijn mensen die het gezin zo ontraditioneel definiëren, dat het bestaan ervan wordt bedreigd. (…)

‘Van alle mensen dienen wij ons het allerminst te laten inpakken door de misleidende argumenten dat de gezinseenheid op de een of andere manier iets te maken heeft met een ontwikkelingsfase die de samenleving doormaakt. Het staat ons vrij om de bewegingen te weerstaan die het belang van het gezin bagatelliseren en meer nadruk leggen op het belang van zelfzuchtig individualisme. Wij weten dat de gezinsband eeuwig is. Wij weten dat als er dingen misgaan in het gezin, er dingen misgaan in alle geledingen van de samenleving.’38

Naast deze strenge waarschuwingen hebben hedendaagse profeten woorden van hoop gesproken voor ouders van kinderen die van het evangeliepad zijn afgedwaald. President James E. Faust heeft gezegd: ‘Tot de diepbedroefde ouders die hun ongehoorzame kinderen in rechtschapenheid, ijverig en gebedvol hebben onderwezen, zeggen we: de goede Herder waakt over ze. God kent en begrijpt uw diepe verdriet. Er is hoop.’39

President Gordon B. Hinckley sprak zijn vertrouwen uit dat de vrouwen van de kerk, gesterkt door hun betrokkenheid bij de zustershulpvereniging, hun gezin kunnen wapenen tegen de aanvallen op het gezin. Hij beklemtoonde dat de ZHV-zusters zich kunnen verenigen in de verdediging van het gezin:

‘Het is enorm belangrijk dat de vrouwen van de kerk sterk en onverzettelijk pal staan voor alles wat juist en gepast is in het plan van de Heer. Ik ben ervan overtuigd dat er geen enkele organisatie is die met de zustershulpvereniging van deze kerk vergeleken kan worden. (…) Als zij eensgezind zijn en met één stem spreken, is hun kracht onmetelijk.

‘We roepen alle vrouwen van de kerk op om gezamenlijk voor deugd te staan. Daar moeten ze thuis mee beginnen. Dat kunnen ze in hun klassen behandelen. En daar kunnen ze in hun omgeving over praten.

‘Zij moeten de leerkrachten en hoedsters van hun dochters zijn. Die dochters moeten in het jeugdwerk en de jongevrouwen in de normen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen onderricht worden. Als u een meisje redt, redt u generaties. Zij zal in kracht en rechtschapenheid toenemen. Zij zal in het huis van de Heer trouwen. Zij zal haar kinderen in de waarheid onderwijzen. Zij zullen in haar voetsporen treden en op vergelijkbare wijze hun kinderen onderwijzen. En er zijn dan geweldige grootmoeders die hen zullen aanmoedigen.’40

‘Een glimp van de hemel’

Een man vroeg eens aan president Spencer W. Kimball: ‘Bent u ooit in de hemel geweest?’ President Kimball beantwoordde die vraag en zei dat hij diezelfde dag nog een glimp van de hemel had gezien toen hij een echtpaar had verzegeld, waarvan een van de partners de laatste van acht broers en zussen was die deze heilige verordening ontving. ‘De reinen van hart waren daar’, zei president Kimball. ‘De hemel was nabij.’ Hij vertelde over een keer dat hij een glimp van de hemel had gezien bij een ringpresident thuis. Het huis was klein maar het gezin was groot. De kinderen dekten samen de tafel en een jong kind sprak een oprecht gebed uit voor de maaltijd. President Kimball zei dat hij een glimp van de hemel had gezien toen hij met een echtpaar had gesproken dat zelf geen kinderen had kunnen krijgen maar ‘het huis gevuld’ had met achttien weeskinderen. Hij vertelde over andere ervaringen waarbij hij een glimp van de hemel had gezien in het leven van getrouwe heiligen der laatste dagen die hun getuigenis in woord en daad uitdroegen. ‘De hemel is een plaats,’ legde president Kimball uit, ‘maar ook een toestand; zoals ons thuis en ons gezin. Zoals begrip en vriendelijkheid. Zoals onderlinge afhankelijkheid en onzelfzuchtige daden. Zoals stil, verstandig leven; persoonlijke offers, oprechte gastvrijheid, gezonde bezorgdheid om anderen. Zoals de geboden van God naleven zonder vertoon of schijnheiligheid. De hemel is onzelfzuchtigheid en overal om ons heen. We hoeven ons er alleen maar bewust van te zijn als we het genot ervan ervaren. Ja, beste broeder, ik heb menige glimp van de hemel gezien.’41

Overal ter wereld hebben ZHV-zusters met hun gezin door hun levenswandel een stukje hemel ervaren.

Een zuster in de Verenigde Staten verzorgde haar moeder drie jaar lang op haar sterfbed. Nog geen jaar later liep haar dochter een zeldzame lichamelijke kwaal op. Deze toegewijde moeder zorgde tien jaar lang dagelijks voor haar dochter, tot de jongevrouw op zeventienjarige leeftijd overleed.

Een alleenstaande moeder in Tonga had een eenvoudig huis waar ze verscheidene kinderen grootbracht. Haar grootste wens was dat haar zonen en dochters de Heer zouden dienen en een beter leven zouden krijgen. Op basis van die prioriteiten hielp ze haar kinderen evangeliepatronen in hun leven te ontwikkelen. Onder haar leiding hebben ze een goede opleiding genoten. Zij baden, bestudeerden de Schriften, werkten en aanbaden samen.

Een zuster in de Verenigde Staten had acht kinderen onder de veertien jaar. Iedere dag was een lichamelijke, mentale, geestelijke, intellectuele en emotionele uitdaging voor haar, maar ze zorgde voor de juiste dingen. Ze steunde haar man in zijn kerktaken en in zijn streven om zijn gezin te onderhouden. Ze baden samen voor ieder kind en dachten na over hoe ze elk kind vooruit konden helpen met persoonlijke taken en doelen. Bij haar thuis was het bereiden van alle maaltijden, al het regelen, al het nadenken en al het bidden op zich al een veeleisende taak. Maar daarnaast nam ze de taak van huisbezoekster op zich en zorgde ze voor zusters in de wijk die een opbeurend woord of bezoek nodig hadden. Ze bad voor hen, bekommerde zich om hen, bezocht hen en nam talloze keren in de maand contact met ze op om te vragen hoe het ging.

Een getrouw gezin in Mexico woonde in een drukke, luidruchtige stad in een huis achter een grote muur en een metalen poort. Aan de binnenzijde van de muur schilderde de moeder een prachtige tuin, met bomen bloemen en een fontein. In hun huis had het gezin boeken op planken staan en plekken om bijeen te komen, te studeren en samen te spelen.

Een zuster in Ghana verzorgde de familieboerderij. Buiten de omheining kweekte ze duizendblad. Binnen de omheining hield ze geiten in meerdere kralen. Ook kweekte ze palmnoten die ze kookte om palmolie te maken en op de plaatselijke markten te verkopen. Ze had haar boeltje zo op orde dat haar liefde voor haar gezin eruit sprak. Ze harkte, veegde en hield haar tuin netjes en schoon. Onder een mangoboom had het gezin een eigengemaakte bank staan waarop ze zaten bij de gezinsavond en bij andere gezinsaangelegenheden.

Een alleenstaande zuster met lichamelijke beperkingen woonde op de tachtigste verdieping van een flatgebouw in Hongkong. Ze woonde alleen en was het enige kerklid in haar familie, maar ze wist een thuis te creëren dat een veilige haven was en waar zij en haar gasten de Geest konden voelen. Op een plank stonden haar Schriften, haar ZHV-lesboeken en haar zangboek. Ze deed aan voorouderonderzoek en reisde naar de tempel om verordeningen voor hen te verrichten.

Een zuster in India hielp een gemeente in haar woonplaats stichten. Haar man was gemeentepresident en zij was ZHV-presidente voor een groep van ongeveer twintig leden. Zij brachten drie getrouwe dochters groot, met de beginselen van het evangelie als anker in hun heilige huis.

Een moeder in Brazilië woonde in een huis opgetrokken uit rode stenen in een tuin met rode aarde en omgeven door een rode stenen muur. De muziek van jeugdwerkliedjes weerklonken en aan de muren in haar huis hingen platen van tempels, profeten van God en de Heiland, die ze uit de Liahona hadden geknipt. Zij en haar man hadden offers gebracht om in de tempel te worden verzegeld, zodat hun kinderen in het verbond konden worden geboren. Ze bad voortdurend tot God om voldoende kracht en inspiratie om haar kinderen in het licht, de waarheid en de sterkte van het evangelie groot te brengen, zodat ze de verbonden konden sluiten en nakomen die zij en haar man met hun offers voor hen mogelijk hadden gemaakt.

Deze zusters en vele anderen zijn waarlijk, zoals president Gordon B. Hinckley het zei, ‘hoedsters van de haard’.42 Op hen zijn de woorden van president Spencer W. Kimball van toepassing:

‘In ieder tijdperk is het heerlijk om een rechtschapen vrouw te zijn. Een rechtschapen vrouw te zijn in de eindtijd van deze aarde, vlak voor de wederkomst van onze Heiland, is een bijzonder edele roeping. De kracht en invloed van de rechtschapen vrouw kan in deze tijd tien keer zo groot zijn als in rustiger tijden. Zij is hier op aarde om mede het gezin te verrijken en te beschermen — het fundament van de samenleving en de edelste instelling. Andere instellingen in de samenleving kunnen wankelen en zelfs falen, maar de rechtschapen vrouw kan het gezin helpen redden — het mogelijk laatste en enige heiligdom te midden van alle stormen en onrust.’43

‘Dat u de kracht mag hebben om de moeilijkheden van deze tijd tegemoet te kunnen treden’

Op die historische avond toen president Hinckley de proclamatie over het gezin voorlas, sprak hij tot slot van zijn toespraak een zegen uit over de vrouwen van de kerk:

‘Moge de Heer u zegenen, lieve zusters. (…) Dat u de kracht mag hebben om de moeilijkheden van deze tijd tegemoet te kunnen treden. Dat u zult worden begiftigd met wijsheid van boven om de problemen waarmee u voortdurend te maken krijgt, aan te kunnen. Dat uw gebeden en smeekbeden zullen worden verhoord met zegeningen op uw hoofd en op dat van uw dierbaren. Wij laten u onze liefde en zegen, dat uw leven vol mag zijn van vrede en vreugde. Dat kan. Velen van u kunnen getuigen dat het zo is. De Heer zegene u nu en in de komende jaren. Dat bid ik nederig.’44

Hoofdstuk 9

  1. Gordon B. Hinckley, ‘Stand Strong against the Wiles of the World’, Ensign, november 1995, p. 100.

  2. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, pp. 180–181 in dit boek.

  3. Gordon B. Hinckley, geciteerd in: ‘Inspirational Thoughts’, Ensign, augustus 1997, p. 5.

  4. Barbara Thompson, ‘Ik sterk, ook help Ik u’, Liahona, november 2007, p. 117.

  5. Bonnie D. Parkin, ‘Ouders hebben een heilige plicht’, Liahona, juni 2006, p. 61.

  6. Gordon B. Hinckley, ‘Stand Strong against the Wiles of the World’, p. 101.

  7. James E. Faust, ‘The Grand Key-Words for the Relief Society’, Ensign, november 1996, p. 94.

  8. Gordon B. Hinckley, ‘Stand Strong against the Wiles of the World’, p. 100.

  9. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, p. 180 in dit boek.

  10. Julie B. Beck, ‘De leer van het gezin’, Liahona, maart 2011, p. 32.

  11. Zie Leer en Verbonden 138:38–39; Mozes 5:10–12.

  12. Zie Genesis 27–28; zie ook Julie B. Beck, ‘De leer van het gezin’, p. 36.

  13. Zie 1 Koningen 17:8–24.

  14. Zie Alma 56:47–48.

  15. Zie Lucas 2:40–52.

  16. Zie Leer en Verbonden 68:25–28; 93:36–48; 131:1–3.

  17. Eliza R. Snow, ‘An Address’, Woman’s Exponent, 15 september 1873, p. 63.

  18. Zina D. H. Young. In: ‘First General Conference of the Relief Society’, Woman’s Exponent, 15 april 1889, p. 172.

  19. Joseph F. Smith. In: Deseret Weekly, 9 januari 1892, p. 71; zie ook Leringen van kerkpresidenten: Joseph F. Smith (1998), pp. 31–32.

  20. Zina D. H. Young. In: ‘Relief Society Jubilee’, Woman’s Exponent, 1 april 1892, p. 140.

  21. Zina D. H. Young. In: ‘First General Conference of the Relief Society’, p. 172.

  22. Joseph F. Smith. In: Minutes of Relief Society General Board, 17 maart 1914, pp. 50–51; geciteerd in: Leringen van kerkpresidenten: Joseph F. Smith (1998), pp. 185–186.

  23. Sheri L. Dew, ‘Zijn wij niet allemaal moeder?’ Liahona, januari 2002, p. 113.

  24. Bonnie D. Parkin, ‘Ouders hebben een heilige plicht’, p. 65.

  25. Barbara W. Winder. In: ‘Enriching and Protecting the Home’, Ensign, maart 1986, p. 20.

  26. Belle S. Spafford, interview door Jill Mulvay [Derr], 8 maart 1976, transcriptie, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, p. 238.

  27. M. Russell Ballard, Liahona, mei 2010, p. 18.

  28. Zie Sheri L. Dew, ‘Zijn wij niet allemaal moeder?’ pp. 112–114.

  29. Julie B. Beck, Liahona, november 2007, p, 77.

  30. Howard W. Hunter, ‘To the Women of the Church’, Ensign, november 1992, p. 96.

  31. Boodschap van het Eerste Presidium, Conference Report, oktober 1942, p. 12; voorgelezen door J. Reuben Clark jr.

  32. Boodschap van het Eerste Presidium, Conference Report, oktober 1942, pp. 12–13; voorgelezen door J. Reuben Clark jr.

  33. Barbara B. Smith, A Fruitful Season (1988), p. 55.

  34. George W. Cornell, ‘Homemakers Get a Boost’, Fresno [Californië] Bee, 5 april 1978, C-5; geciteerd in: Jill Mulvay Derr, Janath Russell Cannon en Maureen Ursenbach Beecher, Women of Covenant: The Story of Relief Society (1992), p. 361.

  35. Zie Susan W. Tanner, ‘Moeders in spe voorbereiden’, Liahona, juni 2005, p. 16.

  36. David O. McKay citeert J. E. McCulloch, Home: The Savior of Civilization (1924), p. 42; Conference Report, april 1935, p. 116.

  37. Harold B. Lee, ‘Be Loyal to the Royal within You’. In: Speeches of the Year: BYU Devotional and Ten-Stake Fireside Addresses 1973 (1974), p. 91; zie ook Leringen van kerkpresidenten: Harold B. Lee (2000), p. 134.

  38. Spencer W. Kimball, Conference Report, oktober 1980, pp. 3–4; of Ensign, november 1980, p. 4.

  39. James E. Faust, Liahona, mei 2003, p. 68.

  40. Gordon B. Hinckley, ‘Sterk en onverzettelijk standhouden’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 10 januari 2004, pp. 20–21.

  41. Zie Spencer W. Kimball, Conference Report, oktober 1971, pp. 152–156; of Ensign, december 1971, pp. 36–39.

  42. Gordon B. Hinckley, ‘Stand Strong against the Wiles of the World’, p. 101.

  43. Spencer W. Kimball, ‘Privileges and Responsibilities of Sisters’, Ensign, november 1978, p. 103.

  44. Gordon B. Hinckley, ‘Stand Strong against the Wiles of the World’, p. 101.

‘Moeders vormen het hart en de ziel van elk gezin’ (James E. Faust).

De zonen van de Anti-Nephi-Lehieten kregen groot geloof door de leringen van hun moeders (zie Alma 56:47).

Rebekka, hier met de dienstknecht van Abraham, begreep het belang van een verbondshuwelijk (zie Genesis 24:1–28).

De zustershulpvereniging helpt moeders bij hun heilige taken.

Moeders en grootmoeders kunnen hun dochters en kleindochters voorbereiden op hun zorgende taken.

Moeders en vaders hebben de heilige plicht om hun kinderen te onderwijzen en op te voeden.

Jonge ZHV-zusters kunnen huishoudelijke vaardigheden leren van ervaren zusters.

‘Het huwelijk tussen man en vrouw is van Godswege geboden’ (Het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen).

Rechtschapen vrouwen kunnen van hun huis een toevluchtsoord maken waar de Geest kan vertoeven.

Rechtschapen moeders brengen hun kinderen in het licht van het evangelie groot.

‘Een rechtschapen vrouw te zijn in de eindtijd van deze aarde, (…) is een bijzonder edele roeping (Spencer W. Kimball).