Kerkgeschiedenis
Hoofdstuk 2: ‘Iets beters’: de zustershulpvereniging in Nauvoo


Hoofdstuk 2

‘Iets beters’

De zustershulpvereniging in Nauvoo

In de lente van 1842 werkten de heiligen der laatste dagen in Nauvoo (Illinois, VS) enthousiast aan de bouw van een tempel in hun stad. De profeet Joseph Smith riep iedereen op daaraan zijn medewerking te verlenen. De mannen deden het eigenlijke werk aan de tempel, maar ook de vrouwen zochten gretig gelegenheid om bij te dragen. Sarah M. Kimball vertelde:

‘De muren van de Nauvootempel waren ongeveer een meter hoog. De president van de kerk en anderen deden meermalen een beroep op de heiligen om op enigerlei wijze mee te werken aan de bouw.

‘Mejuffrouw [Margaret] Cook (…) zei in een gesprek dat we op zekere dag hadden over het verzoek dat kort daarvoor was gedaan om de werklui en hun gezinnen van proviand, kleding, beddengoed en aanverwante goederen te voorzien, dat zij graag naaiwerk wilde doen als dat haar ter hand werd gesteld. Ik zorgde voor spullen die ze kon gebruiken en bracht te berde dat anderen er wel eens hetzelfde over zouden kunnen denken. Toen [bespraken] we dat we een naaikransje konden oprichten. Het doel was om bij te dragen tot de bouw van de tempel.

‘Ongeveer een dozijn zusters uit de buurt kwamen op uitnodiging de volgende donderdag bij mij [thuis] bijeen.’1

In die tijd was het een gewild gebruik onder vrouwen om hun eigen organisaties op te richten, vaak met statuten en voorschriften — een reglement van de organisatie. De vrouwen die bij Sarah Kimball thuis bijeenkwamen, besloten een reglement en statuten op te stellen en Eliza R. Snow nam die taak op zich. Daarna vroegen de vrouwen Joseph Smith om het door te lezen en er zijn mening over te geven. Toen de profeet het had gelezen, zei hij dat het ‘het beste was wat hij ooit had gelezen. “Maar”, vervolgde hij, “dit is niet wat u wilt. Zeg tegen de zusters dat hun offer door de Heer is aangenomen en dat Hij iets beters voor hen heeft dan statuten op schrift. Ik nodig hen uit om (…) aanstaande donderdagmiddag met mij en een paar andere autoriteiten te vergaderen, en ik zal de vrouwen onder en naar het patroon van de priesterschap organiseren.”’2

De oprichting van de zustershulpvereniging

De volgende donderdag, op 17 maart 1842, kwamen twintig vrouwen bijeen op de bovenverdieping van een gebouw dat in de wandelgangen ‘de roodstenen winkel’ werd genoemd, waar Joseph Smith een kantoor en een bedrijf had om in zijn onderhoud te voorzien. Zij kwamen bijeen onder leiding van Joseph Smith en twee leden van het Quorum der Twaalf Apostelen, de ouderlingen John Taylor en Willard Richards.3

Liever dan een organisatie voor vrouwelijke heiligen der laatste dagen naar voorbeeld van de in die tijd gangbare en populaire vrouwenverenigingen te vormen, organiseerde de profeet Joseph Smith die op een door God geïnspireerde en erkende wijze.

In het begin van de bijeenkomst vroeg hij de zusters de broeders aan te moedigen tot ‘goede werken ten behoeve van de armen — op zoek te gaan naar mensen die hulp nodig hebben, en in hun behoeften voorzien — en een rol te spelen in het verbeteren van de normen en waarden en het versterken van de deugden van de vrouwen in de samenleving.’”4

De vrouw van Joseph Smith, Emma, werd gekozen als de presidente van deze nieuwe vereniging. De profeet raadde zijn vrouw vervolgens aan om raadgeefsters te kiezen die de vereniging met haar ‘zouden presideren om voor de armen te zorgen — hun noden te lenigen, en de verschillende belangen van deze instelling te behartigen.’ Zuster Smith koos Sarah M. Cleveland en Elizabeth Ann Whitney als haar raadgeefsters. Ouderling Taylor heeft later iedere raadgeefster door handoplegging aangesteld om werkzaam te zijn in haar functie in het presidium.5

Later in de bijeenkomst zei Joseph Smith dat de roeping van zijn vrouw de vervulling was van een profetie die hij twaalf jaar eerder had ontvangen, waarin de Heer haar aansprak als ‘een uitverkoren vrouw, die Ik heb geroepen’ en haar zei dat ze ‘onder [Joseph Smiths] hand [zou] worden geordend om de Schriften uit te leggen en de kerk aan te sporen, zoals het u door mijn Geest zal worden gegeven.’6 Joseph Smith las die openbaring, nu afdeling 25 van de Leer en Verbonden, in zijn geheel voor aan de aanwezigen.7

In de openbaring vertelde de Heer Emma over privileges die de hare zouden zijn. Zo zou zij als schrijfster voor haar man optreden en een zangbundel voor de heiligen samenstellen. De Heer gaf Emma ook de raad om acht te slaan op waarschuwingen, getrouw en deugdzaam te zijn, niet te morren, een troost te zijn voor haar echtgenoot en hem terzijde te staan, de Schriften uit te leggen en de kerk aan te sporen, ‘de dingen van deze wereld terzijde te leggen en naar de dingen van een betere’ te streven, verbonden aan te kleven, zachtmoedig te zijn en op te passen voor hoogmoed, en de geboden te onderhouden.8

Aan het eind van de openbaring verklaarde de Heer dat wat Hij tegen Emma had gezegd niet alleen voor haar bestemd was, maar dat het zijn ‘stem tot […] allen was’.9 Met profetische bevoegdheid herhaalde Joseph Smith dit punt, waarbij hij er de nadruk op legde dat de raadgevingen en waarschuwingen voor alle leden van de nieuwe vereniging golden. Hij zei ‘dat niet alleen zij, maar ook anderen dezelfde zegeningen konden krijgen.’10 Deze openbaring legde fundamentele beginselen voor de vrouwen in de kerk vast.

Na enige discussie besloten de zusters zichzelf de vrouwenhulpvereniging van Nauvoo [Female Relief Society of Nauvoo] te noemen. Emma Smith verklaarde: ‘We gaan iets bijzonders doen. (…) We verwachten buitengewone gelegenheden en dringende verzoeken om hulp.’11

President John Taylor

John Taylor

Aan het eind van de bijeenkomst bracht ouderling John Taylor zijn gevoelens onder woorden. Hij zei dat zijn ‘hart zich verblijd[de]’ toen hij zag welke ‘uitgelezen vrouwen leiding gaan geven aan deze zaak, die erop is gericht om elke deugd tot ontwikkeling te brengen en de welwillendste gevoelens van de vrouw tot uiting te laten komen.’ Ook was hij verheugd ‘te zien dat deze instelling overeenkomstig de wet des hemels is georganiseerd — overeenkomstig een openbaring die eerder aan mevr. [Emma] Smith is gegeven, waarin zij tot deze belangrijke roeping werd benoemd — en te zien dat alle dingen op magnifieke wijze voorwaarts gaan.’ Zijn gebed was dat ‘Gods zegeningen en hemelse vrede van nu af aan op deze instelling mogen rusten’. De ontboezemingen van ouderling Taylor vonden weerklank in de zang van het koor: ‘O volheid van zegen, de dag der bevrijding’, voordat het slotgebed werd uitgesproken.12

Priesterschapsgezag, patronen en zegeningen

In een ZHV-bijeenkomst die zes weken later plaatsvond, instrueerde de profeet Joseph Smith de zusters uitvoerig, waarna hij zei: ‘Deze vereniging zal instructie ontvangen door de orde die God heeft ingesteld — door middel van hen die tot leider zijn benoemd — en nu draai ik voor u in de naam van God de sleutel om, en deze vereniging zal zich verheugen, en kennis en intelligentie zullen haar van nu af toevloeien — dit is het begin van een betere tijd voor deze vereniging.’13

Als de profeet des Heren droeg Joseph Smith alle sleutels die tot het priesterschapsgezag op aarde behoren. Toen hij dus de zustershulpvereniging zo organiseerde dat zij onder zijn algehele leiding kon functioneren, maakte hij het voor de vrouwen van de kerk mogelijk om een belangrijke rol in het werk van het koninkrijk Gods te spelen. Vanaf dat moment functioneerden zij onder het gezag van het priesterschap en kregen zij de belofte dat ze naast de zegeningen die zij al hadden ontvangen nog meer gezegend zouden worden. Die zegeningen zouden zij krijgen overeenkomstig hun getrouwheid en ijver. Door de volheid van de priesterschapszegeningen in de tempel te ontvangen zouden hun kennis en intelligentie toevloeien. Ze zouden verordeningen ontvangen en heilige verbonden sluiten, waarmee ze zichzelf en hun gezin konden voorbereiden op het eeuwige leven. (In hoofdstuk 8 wordt dieper ingegaan op de zustershulpvereniging en het priesterschap.)

Zustershulpvereniging enthousiast ontvangen

De vrouwenhulpvereniging van Nauvoo groeide snel, in augustus 1842 had ze al elfhonderd leden. Aanvankelijk werden niet alle vrouwelijke leden van de kerk automatisch lid van de vereniging. Vrouwen moesten zich aanmelden voor lidmaatschap en werden op basis van hun goedheid en deugd als lid geaccepteerd. Joseph Smith verklaarde toentertijd: ‘Het dient een uitmuntende vereniging te zijn, verheven boven al het kwaad in de wereld, voortreffelijk, deugdzaam en heilig.’14

De zusters in Nauvoo wilden graag lid worden van de zustershulpvereniging. Ze vonden het geweldig dat ze op een georganiseerde, erkende manier stoffelijke en geestelijke hulp konden bieden. Ook zagen ze in dat het een buitenkans was om ter voorbereiding op de hogere geestelijke kennis en de zegeningen van de tempel instructie van een profeet te krijgen. Ze vonden het fijn dat ze bij deze verheven zaken met elkaar en hun broeders in de priesterschap verenigd waren.

Nu de zusters dit voorrecht vergund was, hadden ze de plicht ernaar te leven. Joseph Smith zei tegen hen: ‘U hebt nu de kans om te handelen volgens de gevoelens die God in uw boezem heeft geplaatst. Het zal groots en heerlijk zijn als u deze beginselen naleeft!’15 In dat verband zou president Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen vele jaren later zeggen: ‘Het is net zozeer zaak dat een vrouw de deugden ontplooit waar de ZHV voor staat als het voor de mannen zaak is om zich naar de karakterpatronen te voegen die het priesterschap in hen cultiveert.’16

De zustershulpvereniging was niet slechts nog een groep die probeerde de wereld te verbeteren. Zij was anders. Zij was ‘iets beters’ omdat de vereniging onder het priesterschapsgezag was georganiseerd. Haar oprichting was een noodzakelijke stap in de ontvouwing van Gods werk op aarde. Zij bereidde de vrouwen van de kerk voor op priesterschapsverordeningen en verbonden, en was een steun bij hun gezinstaken.

Instructies van Joseph Smith

In de eerste bijeenkomst van de vrouwenhulpvereniging van Nauvoo werd zuster Eliza R. Snow tot secretaresse van de organisatie benoemd. In die hoedanigheid maakte zij in elke ZHV-bijeenkomst die zij bezocht zorgvuldige en gedetailleerde aantekeningen, die notulen werden genoemd. Joseph Smith vertelde de zusters dat deze notulen de ‘beginselverklaring en wet’ van de vereniging zouden worden.17

In de meeste ZHV-bijeenkomsten besteedden de zusters tijd aan instructie. In zes van hun bijeenkomsten hadden ze het geluk door de profeet Joseph Smith geïnstrueerd te worden. Zijn onderricht ging gepaard met rijke uitstortingen van de Geest. Aan het eind van een van deze bijeenkomsten, noteerde zuster Snow: ‘De Geest des Heren is in rijke mate over ons uitgestort, en dat zal nooit worden vergeten door wie in deze interessante bijeenkomst aanwezig waren.’18

Van alle notulen die zuster Snow heeft bijgehouden, zijn haar aantekeningen van de leerredes van de profeet het invloedrijkst. Deze leringen van de profeet vormden de leidraad voor het werk van de ZHV-zusters en de priesterschapsleiders die met hen werkzaam waren. Zijn leringen aan de zustershulpvereniging blijven het werk van de kerk beïnvloeden.

Joseph Smith onderwees in beginselen die ertoe leidden dat de ZHV-zusters ‘de armen hielpen’ en ‘zielen redden’ — fundamentele beginselen waarop de vereniging was gegrondvest.19 Gegrondvest op dit fundament heeft de zustershulpvereniging haar invloed kunnen uitbreiden. Gelijk vanaf de eerste bijeenkomsten van de zustershulpvereniging hebben de zusters de leringen van de profeet toegepast om geloof en rechtschapenheid te laten toenemen, gezinnen te versterken en mensen in nood op te zoeken en te helpen.

In geloof en rechtschapenheid toenemen

Joseph Smith leerde de zusters dat het hun heilige plicht was hun eigen heil te bewerken. Hij zei: ‘Alleen door God te aanbidden ligt het leven voor ons open; eenieder moet dat voor zichzelf doen, niemand kan dit voor een ander doen.’20 Hij leerde hun rechtschapen te zijn, een heilig volk te worden, en zich voor te bereiden op de tempelverordeningen en -verbonden. Hij moedigde hen aan in vrede met God te wandelen, met andere mensen, en met zichzelf: ‘Zusters … , zullen er twisten onder u zijn? Ik wil het niet hebben. U moet u bekeren en u de liefde Gods eigen maken.’21 ‘Geen oorlog, geen wanklank, geen tegenstrijdigheid, maar zachtmoedigheid, liefde en reinheid. Dat zijn de dingen die ons grootmaken.’22

In een van de ZHV-bijeenkomsten besprak de profeet Joseph 1 Korintiërs, hoofdstuk 12, en stelde hij met klem dat iedere zuster belangrijk was voor de hele kerk, welke taak zij ook vervulde. Hij gaf ‘instructies met betrekking tot de verschillende ambten [in de kerk] en de noodzaak dat ieder de taken uitvoert die hem of haar zijn toegewezen en de ambten vervult waarin hij of zij is aangesteld.’ Ook waarschuwde hij tegen de neiging om ‘de lagere ambten in de kerk oneervol te beschouwen en jaloers op te zien naar de status van anderen.’ Dat was, zei hij, ‘de dwaasheid van het mensenhart, om andere posities te ambiëren dan God had aangewezen.’23 Dergelijke leringen leidden ertoe dat de zusters ‘in heiligheid voor het aangezicht van de Heer’24 wandelden.

‘Als wij voor God willen verschijnen,’ hield Joseph Smith de ZHV-zusters voor, ‘moeten we onszelf zuiver houden.’25

Gezinnen versterken

Hoewel de eerste ZHV-zusters nauw betrokken waren bij het gemeenschapsleven en immer klaarstonden om hun naasten te dienen, verloren zij nooit hun taken in en om het gezin uit het oog. Zij waren trouw aan hun natuurlijke gaven als moeder en opvoedster. Ook waren zij trouw aan de openbaringen die de Heer bij monde van Joseph Smith had gegeven over de gezinstaken:

‘De taak van uw roeping zal zijn om een troost te zijn voor (…) uw echtgenoot, in zijn benauwingen, met vertroostende woorden, in de geest van zachtmoedigheid.’26

‘Voor zoverre ouders kinderen hebben in Zion, of in een van haar georganiseerde ringen, en hun niet de leer van bekering en geloof in Christus, de Zoon van de levende God, leren begrijpen, en van de doop en de gave van de Heilige Geest door handoplegging wanneer zij acht jaar oud zijn, dan zal de zonde op het hoofd van de ouders rusten.

‘Want dat zal een wet zijn voor de inwoners van Zion, of in al haar georganiseerde ringen.

‘En hun kinderen zullen worden gedoopt tot vergeving van hun zonden wanneer zij acht jaar oud zijn, en de handoplegging ontvangen.

‘En zij zullen hun kinderen ook leren bidden en oprecht leren wandelen voor het aangezicht des Heren.’27

‘Ik heb u geboden uw kinderen in licht en waarheid groot te brengen. (…)

‘Breng […] eerst uw huis in orde. (…)

‘Wat Ik tot één zeg, zeg Ik tot allen. (…)

“… [Zorg ervoor] dat [de gezinsleden] thuis ijveriger zijn en meer betrokken.’28

Passages in de notulen van de vrouwenhulpvereniging van Nauvoo geven aan dat Joseph Smith en de zusters de beginselen in die openbaringen nooit uit het oog verloren. Hun woorden en daden toonden aan dat hun gezin en het gezin van anderen belangrijk voor hen waren. Zo verklaarde Emma Smith bijvoorbeeld dat ‘het de hoogste tijd was dat moeders over hun dochters waakten en hen aanspoorden het pad van deugd te bewandelen.’29 De profeet Joseph sprak in het bijzonder zijn zorg uit over de band tussen man en vrouw. Hij gaf de zusters deze raad: ‘Laat deze vereniging de vrouw leren hoe ze zich ten opzichte van haar man moet gedragen, dat ze hem zachtaardig en liefdevol moet behandelen. Wanneer een man moeilijkheden heeft en gebukt gaat onder zorgen en problemen, zal zijn ziel gekalmeerd worden en zullen zijn gevoelens verzacht worden als hij met een glimlach ontvangen wordt in plaats van met onenigheid of gemopper. ‘Als hij wanhopig is, heeft zijn ziel vertroosting (…) nodig. Spreek in de huiselijke kring nooit een onvriendelijk woord, maar laat vriendelijkheid en naastenliefde van nu af aan de kroon op uw werk zijn.’30 Bij een andere gelegenheid gaf de profeet soortgelijk raad aan mannen, dat het de plicht van de echtgenoot is ‘zijn vrouw lief te hebben, te koesteren en te onderhouden’ en ‘haar gevoelens in alle tederheid te achten.’31

Als de ZHV-zusters bespraken hoe zij de mensen in hun gemeenschap konden helpen, concentreerden zij zich vaak op het gezin. De notulen van hun bijeenkomsten staan vol met uitingen als de volgende: ‘Mevr. Hawkes bracht de familie Drury ter sprake — zijn nog ziek, hebben onze gebeden nodig, zo niet meer.”32 ‘Zuster Joshua Smith (…) is op bezoek geweest bij zuster McEwen en zuster Modley. Zij en hun huisgenoten waren er niet best aan toe. Ze hebben elke dag hulp nodig.’33 ‘P. M. Wheeler (…) bracht zuster Francis Lew Law onder de liefdevolle aandacht van de vereniging, een zieke zuster en bejaarde weduwe, zonder onderdak of geld.’34 ‘Zuster Peck meldde dat meneer Guyes en zijn gezin ziek en berooid zijn. Hebben ze hulp geboden. (…) Mevr. Kimball verklaarde dat ene meneer Charleston en zijn gezin ziek waren, zijn vrouw was er slecht aan toe en had grote behoefte aan een verpleegster. Ze zei dat ze hen geholpen had.’35

De gezamenlijke inspanningen van de heiligen om een tempel in Nauvoo te bouwen, werden ingegeven door hun liefde voor hun dierbaren. De profeet Joseph had hun geleerd dat zij zich konden laten dopen ten behoeve van familieleden die waren gestorven. Het werd hen vooralsnog toegestaan die verordeningen buiten een tempel te verrichten, maar de Heer had hun geboden:

‘Bouwt een huis voor mijn naam, voor de Allerhoogste om erin te wonen.

‘Want er is op aarde geen plek te vinden waar Hij kan komen om datgene terug te brengen wat voor u verloren was gegaan of wat Hij weggenomen heeft, ja, de volheid van het priesterschap.

‘Want er is op aarde geen doopvont waarin zij, mijn heiligen, zich kunnen laten dopen voor hen die dood zijn –

‘want die verordening behoort bij mijn huis.’36

Ze wilden ook een tempel bouwen om daarin het nieuw en eeuwigdurend huwelijksverbond te kunnen ontvangen, zodat hun gezin voor eeuwig verenigd zou zijn.37

De kerkleden in Nauvoo vonden grote troost in de dopen voor de doden en de belofte van eeuwige gezinnen. Een van die leden was een zuster, Sally Randall, genaamd. Toen haar veertienjarige zoon George stierf, bracht ze dat droeve nieuws over aan haar familie. Kort daarna hoorde ze over de doop voor de doden. Ze schreef nogmaals aan haar verwanten, maar dit keer berichtte ze over pas ontdekte vrede en zekerheid:

‘[George’s] vader heeft zich voor hem laten dopen. En wat is het magnifiek dat wij geloven in en deelhebbers zijn aan de volheid van het evangelie, zoals dat nu wordt gepredikt, en dat we ons voor al onze overleden vrienden kunnen laten dopen en ze kunnen redden voor zover hun gegevens ons bekend zijn. Zou u mij de namen van al onze overleden verwanten willen sturen, maar in elk geval zo ver terug als opa en oma. Ik ga doen wat ik kan om mijn vrienden te redden. (…) Ik ga ervan uit dat u dit een vreemde leer vindt, maar u zult erachter komen dat zij waar is.’

Tot haar moeder, die ook een kind verloren had, getuigde Sally: ‘O, moeder, als we zo gelukkig zijn dat we deelhebben in de eerste opstanding zullen we onze kinderen hebben, zoals ze in het graf zijn afgedaald.’38

Mensen in nood opzoeken en hulp verstrekken

Sinds de organisatie van de kerk in 1830 hebben de vrouwen in de kerk op velerlei wijze hulp geboden. Ze nemen deze woorden van de Heiland tot leidraad: ‘In zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.’39

Toen de profeet Joseph Smith leiding gaf aan de bouw van de tempel in Kirtland (Ohio, VS) zagen de zusters dat er vele behoeften bestonden onder de bouwvakkers en hun gezinnen. Sarah M. Kimball heeft geschreven: ‘De vrouwen karnden hun boter en bezorgden die blijmoedig bij de werklieden bij de tempel, en hadden zelf geen boter op tafel staan.’40 De zusters vervaardigden ook vloerkleden en gordijnen voor de tempel. Polly Angell herinnerde zich een opmerking van Joseph Smith toen hij ze daaraan zag werken. Hij zei: ‘De zusters lopen voorop bij het verrichten van goede daden. Maria [Magdalena] was de eerste die bij het graf arriveerde en de herrezen Heer zag; en de zusters zijn nu de eersten om aan het interieur van de tempel te werken.’41

Nadat de zustershulpvereniging onder het priesterschapsgezag was georganiseerd, gingen de zusters nog meer hulp bieden aan de werklieden die aan de Nauvootempel werkten. In een ZHV-bijeenkomst concentreerden de vrouwen zich op praktische manieren waarop zij de mannen die zo ijverig aan de tempel werkten terzijde konden staan. ‘De zusters brachten één voor één hun gevoelens onder woorden’, en gaven blijk van het eenparige ‘verlangen om op enigerlei wijze betrokken te zijn bij de tempel en hun medewerking te verlenen aan de zaak van Zion.’ In de notulen staan veel bijdragen van de ZHV-zusters opgetekend:

‘Zr. Jones zei dat ze bereid was om in de buurt naar materiaal te vragen, als dat haar wordt verzocht — ook bood ze aan kost en inwoning te verschaffen aan iemand die aan de tempel werkte.

‘Mevr. Durfee zei dat ze, als de leidsters van de vereniging dat wensten, bereid was met paard en wagen in de streek wol enzovoort in te zamelen om het werk te bevorderen.

‘Mevr. Smith stelde voor dat de vrouwen van kooplui materiaal doneren, opdat anderen aan het werk kunnen gaan.

‘Mejuffrouw Wheeler zei dat ze bereid is een deel van haar tijd of al haar tijd te werken—

‘Mevr. Granger [is] bereid alles ter hand te nemen: breien, naaien, of zieken verzorgen, wat het nuttigst is.

‘Mejuffrouw Ellis zei dat ze bereid was om geld in te zamelen enzovoort.

‘Mevr. Angell zei dat ze zo nodig bereid was oude kleding te herstellen als er geen nieuwe kleding was.

‘Mevr. Smith stelde voor wol te kopen en oude dames sokken te laten breien om de mannen die in de winter aan de tempel werken van sokken te voorzien.

‘Zr. Stringham bood aan mannenkleding te maken en aan de tempel te werken.

‘Zr. Felshaw bood aan zeep af te staan. (…)

‘Zr. Stanley bood aan elk tiende pond vlas, en ook dagelijks een liter melk, af te staan.

‘Mejuffrouw Beman zal kleding maken.

‘Zr. Smith bood aan bij kooplui die de kerk vriendelijk gezind zijn naar katoen enzovoort te vragen. (…)

‘Zr. Geen bood aan door haarzelf gesponnen draad te doneren.’42

Deze zusters legden een groot verlangen aan de dag om goede werken te doen. En ze deden dat met wol en wagens, zeep en ziekenzorg, voedsel en verstelwerk, tijd en talenten. Door middel van de nieuwe vereniging konden de vrouwen van de kerk overeenkomstig hun natuurlijke gevoelens handelen en zo de kerk van de Heer opbouwen.

De profeet Joseph Smith moedigde de ZHV-zusters aan om behoeftigen op te beuren. In een ZHV-bijeenkomst begon hij, na eerst 1 Korintiërs 12 te hebben behandeld (zie p. 20), Paulus’ verhandeling over de liefde in 1 Korintiërs 13 voor te lezen. Naar aanleiding van dit hoofdstuk zei hij vervolgens: ‘Wees niet bekrompen in uw visie ten aanzien van de deugden van uw naaste. (…) U moet uw ziel voor anderen openstellen als u zoals Jezus wilt doen. (…) Laat uw hart opzwellen, terwijl u in onschuld, deugdzaamheid en goedheid toeneemt, laat het ten opzichte van anderen groter worden — u moet lankmoedig zijn en de fouten en dwalingen van de mens verdragen. Hoe waardevol is de ziel van de mens!’43

In een andere ZHV-bijeenkomst verklaarde hij: ‘Niets kan beter op de mens inwerken om zijn zonden te verzaken dan hem aan de hand te leiden en liefdevol over hem te waken. Wat heeft iemand die mij maar een beetje vriendelijkheid en liefde betoont een macht over mijn ziel, terwijl het tegenovergestelde allerlei harde gevoelens opwekt en de geest deprimeert.’44

De ZHV-zusters omarmden liefdadigheid als een fundamenteel beginsel van hun organisatie. Na de bijeenkomsten van de vrouwenhulpvereniging van Nauvoo brachten de zusters wekelijks individueel verslag uit over mensen in nood. Een penningmeesteres nam de bijdragen in ontvangst, die ten goede kwamen aan de armen. De bijdragen bestonden uit geld, goederen, talenten en tijd. De vrouwen gaven kleding en beddengoed. Zij schonken vlas, wol en garen, waarvan kleding werd gemaakt. Ook schonken ze voedingsmiddelen: appels, uien, meel, suiker, brood en boter.

Zuster Emma Smith, de presidente van de zustershulpvereniging, was een groot voorbeeld van liefdadigheid. Ze stelde haar huis open voor hongerigen, daklozen en zieken. ‘De hofstede’, zoals de woning van de familie Smith soms werd genoemd, bestond uit een woonkamer en twee slaapkamers. Ten tijde van de oprichting van de zustershulpvereniging bood het huis behalve aan Emma, Joseph en hun vier kinderen onderdak aan elf mensen.

De eerste ZHV-zusters dienden de behoeftigen en kregen af en toe zelf hulp. Ellen Douglas werd bijvoorbeeld kort nadat zij en haar man en kinderen in maart 1842 in Nauvoo arriveerden lid van de zustershulpvereniging. Drie maanden later overleed haar man, George. Zij en haar kinderen probeerden in hun onderhoud te voorzien, maar dat ging zonder hun man en vader niet van een leien dakje. Toch bleef Ellen aan het werk van de zustershulpvereniging deelnemen en zich actief inzetten om lijden, ziekte en armoede te verlichten. In april 1844 werden zij en een paar van haar kinderen echter ziek, waardoor ze zelf behoefte aan hulp hadden. Ze schreef een brief aan haar familie in Engeland, waarin ze beschreef hoe de zustershulpvereniging haar hielp toen ze een vriendin van haar, Ann genaamd, ging opzoeken:

‘Toen ik begon op te knappen, ging ik de stad in om bij Ann op bezoek te gaan. Ik bleef twee nachten slapen. (…) De vrouw bij wie Ann inwoonde, wilde dat ik een verzoek indiende bij de vrouwenhulpvereniging voor kleding die ik en mijn kinderen nodig hadden. Dat weigerde ik, maar ze zei dat ik iets nodig had en dat ik heel lang ziek was geweest, en dat als ik het niet deed zij het voor mij zou doen.’ Zuster Douglas besloot uiteindelijk hulp in te roepen. ‘We gingen bij een van de zusters langs’, ging ze verder, ‘die mij vroeg wat ik het hardst nodig had. Ik zei dat ik (…) heel veel nodig had. Terwijl ik ziek op bed lag, hadden mijn kinderen hun kleding afgedragen, omdat ik de kleren niet kon herstellen. Ze zei dat ze haar best voor mij zou doen. Ann kwam een paar dagen later langs met paard en wagen en overhandigde mij een cadeau zoals ik nog nooit had gekregen.”45

‘Met elkaar in de hemel aanzitten’

Ouderling John A. Widtsoe van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het fundamentele werk van de zustershulpvereniging omschreven: ‘Hulp bij armoede, hulp bij ziekte, hulp bij twijfel, hulp bij onwetendheid — hulp bij alles wat de vreugde en de vooruitgang van vrouwen hindert. Wat een magnifieke opdracht!’46

De vrouwen in de kerk, sterk in geloof en getuigenis, hebben de ‘taak van engelen’ gekregen.47 Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft verklaard: ‘Elke zuster in de kerk die verbonden heeft gesloten met de Heer heeft een goddelijke opdracht om zielen te helpen redden, de vrouwen van de wereld te leiden, de gezinnen van Zion te sterken en Gods koninkrijk op te bouwen.’48

Toen Sarah M. Kimball en Margaret Cook besloten een naaikransje op te richten, wilden ze daarmee aan de bouw van een tempel voor het volk meewerken. Onder de inspiratie en leiding van een profeet en andere priesterschapsleiders, werkten zij en hun zusters uiteindelijk mee aan de voorbereiding van een volk op de tempel.

Dit werk vindt ook nu plaats. Met de beginselen waarin Joseph Smith onderwees als leidraad, bereiden de ZHV-zusters vrouwen en gezinnen voor op Gods grootste zegeningen. Zij houden zich daarbij vreugdevol aan de raad van de moeder van Joseph Smith, Lucy Mack Smith: ‘We moeten elkaar liefhebben, voor elkaar zorgen, elkaar troosten en instructie krijgen, opdat wij straks allemaal met elkaar in de hemel aanzitten.’49

Hoofdstuk 2

  1. Sarah M. Kimball. In: Record of the Relief Society from First Organization to Conference, 5 april 1892, boek II, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, p. 29.

  2. Sarah M. Kimball, ‘Auto-biography’. In: Woman’s Exponent, 1 september 1883, p. 51.

  3. Zie Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 17 maart 1842, pp. 6–7; de eerste bijeenkomst werd door twintig zusters bijgewoond, en als onderdeel van die bijeenkomst werden nog eens zeven niet aanwezige zusters als lid van de vereniging geaccepteerd.

  4. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 17 maart 1842, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, p. 7.

  5. Zie Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 17 maart 1842, pp. 8–9.

  6. Leer en Verbonden 25:3, 7.

  7. Zie Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 17 maart 1842, p. 8.

  8. Zie Leer en Verbonden 25:2, 5–8, 10–11, 13–15.

  9. Leer en Verbonden 25:16.

  10. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 17 maart 1842, p. 8.

  11. Emma Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 17 maart 1842, p. 12.

  12. Zie Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 17 maart 1842, p. 14.

  13. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 28 april 1842, p. 40.

  14. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 30 maart 1842, p. 22.

  15. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 28 april 1842, p. 38.

  16. Boyd K. Packer, Conference Report, oktober 1978, pp. 9–10; of Ensign, november 1978, p. 8.

  17. Zie Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 17 maart 1842, p. 8.

  18. Eliza R. Snow. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 28 april 1842, p. 41.

  19. Zie Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 9 juni 1842, p. 63.

  20. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 9 juni 1842, p. 63.

  21. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 9 juni 1842, p. 63.

  22. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 28 april 1842, p. 38.

  23. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 28 april 1842, p. 35.

  24. Leer en Verbonden 20:69.

  25. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 28 april 1842, p. 38.

  26. Leer en Verbonden 25:5.

  27. Leer en Verbonden 68:25–28.

  28. Leer en Verbonden 93:40, 44, 49–50.

  29. Emma Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 9 maart 1844, p. 123.

  30. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 28 april 1842, p. 40.

  31. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), p. 518.

  32. Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 14 april 1842, p. 28.

  33. Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 5 augustus 1843, p. 103.

  34. Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 13 augustus 1843, p. 107.

  35. Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), bijeenkomst van de vrouwenhulpvereniging van wijk 3, zonder datum, p. 112.

  36. Leer en Verbonden 124:27–30.

  37. Zie Leer en Verbonden 131–32.

  38. Sally Randall. In: Kenneth W. Godfrey, Women’s Voices: An Untold History of the Latter-day Saints (1982), pp. 138–139.

  39. Matteüs 25:40.

  40. ‘R. S. Reports’, Woman’s Exponent, 1 september 1876, p. 50.

  41. Joseph Smith, geciteerd in: Edward W. Tullidge, The Women of Mormondom (1877), p. 76.

  42. Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 16 juni 1843, pp. 91–92.

  43. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 28 april 1842, p. 39.

  44. Joseph Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 9 juni 1842, p. 62.

  45. Ellen Douglas, brief, gedateerd 14 april 1844, typoscript, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis.

  46. John A. Widtsoe, Evidences and Reconciliations, samengesteld door G. Homer Durham, 3 delen in 1 (1960), p. 308.

  47. Emily Woodmansee, ‘As Sisters in Zion’, Hymns, nr. 309.

  48. M. Russell Ballard, ‘Rechtschapen vrouwen’, Liahona, december 2002, p. 34.

  49. Luca Mack Smith. In: Relief Society Minute Book, Nauvoo (Illinois, VS), 24 maart 1842, pp. 18–19.

De heiligen wilden de Nauvootempel snel voltooien.

Emma Smith werd op 17 maart 1842 de eerste presidente van de zustershulpvereniging.

Op aanwijzing van de Heer verleenden Petrus, Jakobus en Johannes ‘de sleutels van [zijn] koninkrijk’ aan Joseph Smith (zie LV 27:13).

Emma Smith leidde ZHV-bijeenkomsten.

De profeet Joseph Smith instrueerde de ZHV-zusters.

‘[Breng] uw kinderen in licht en waarheid groot’ (LV 93:40).

De doopvont in de Helsinkitempel (Finland).

In Nauvoo (Illinois, VS) gaven Emma en Joseph Smith leiding aan hulpacties voor hongerigen, daklozen en zieken.

Torontotempel (Ontario, Canada).