Hoofdstuk 10
‘Van de u vergunde voorrechten gebruikmaken’
Op een van de eerste bijeenkomsten van de vrouwenhulpvereniging van Nauvoo spoorde Joseph Smith de zusters aan om ‘van de [hun] vergunde voorrechten gebruik te maken’.1 Op basis van die aansporing hebben zusters in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen geleerd om hun goddelijke potentieel te verwezenlijken door Gods doeleinden voor hen te vervullen. Naarmate zij beseffen wie ze werkelijk zijn — dochters van God met een aangeboren vermogen om lief te hebben en te koesteren — verwezenlijken zij hun potentieel als heilige vrouwen. Met naastenliefde in hun hart vervullen zij de doeleinden van de zustershulpvereniging: toenemen in geloof en rechtschapenheid, het gezin versterken en mensen in nood opzoeken en helpen.
De zustershulpvereniging is opgericht als integraal onderdeel van de herstelling en helpt vrouwen van de kerk van de hun vergunde voorrechten gebruik te maken. Door deze organisatie krijgen zusters een visie en bevestiging van hun identiteit als dochters van God. Ook krijgen zij kansen om te dienen en de leiding en het gezag die zij nodig hebben om die taken te vervullen.
Dochters van God
Joseph Smith leerde de ZHV-zusters dat zij edele dochters van God waren, en hielp ze inzien dat God hen liefhad en grote doeleinden met hen voor ogen had. De vrouwen in de kerk spelen een cruciale rol in het heilsplan van onze hemelse Vader — net zo belangrijk als de rol die mannen met het priesterschap spelen. De Heer heeft vrouwen begiftigd met een aangeboren verlangen om anderen te helpen en tot zegen te zijn, en Hij heeft ze de heilige taak toevertrouwd om zijn kinderen met hun gaven te helpen verlossen.
Vrouwen vergeten hun ware edele afkomst weleens en geven toe aan de verlokkingen en verleidingen van de wereld. Uit bezorgdheid over deze tendens voelden zuster Mary Ellen Smoot, de dertiende algemeen ZHV-presidente, en haar raadgeefsters, zuster Virginia U. Jensen en zuster Sheri L. Dew, de noodzaak om de vrouwen van de kerk hun identiteit te helpen herinneren. In een algemene ZHV-bijeenkomst verwoordden zij wat het betekent om een dochter van God te zijn:
‘Wij zijn geliefde geestdochters van God. Ons leven heeft inhoud, zin en richting. Als zusters zijn we wereldwijd verenigd in onze toewijding aan Jezus Christus, onze Heiland en ons Voorbeeld. Wij zijn vrouwen met geloof, deugd, visie en naastenliefde, en wij:
‘Versterken ons getuigenis van Jezus Christus door gebed en Schriftstudie.
‘Streven naar geestelijke kracht door gehoor te geven aan de ingevingen van de Heilige Geest.
‘Wijden ons toe aan het sterken van huwelijk en gezin.
‘Ervaren het moederschap als een edele taak en vinden vreugde in het vrouw-zijn.
‘Scheppen behagen in dienstbetoon en goede werken.
‘Hebben het leven lief en wij leren graag.
‘Staan voor waarheid en deugd.
‘Geven onze steun aan de priesterschap als het gezag van God op aarde.
‘Verblijden ons in de zegeningen van de tempel, begrijpen onze goddelijke bestemming en streven naar de verhoging.’2
Priesterschapsleiders hebben vrouwen ook herinnerd aan hun goddelijke aard en heilige taken. Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Wij geloven in en rekenen op uw goedheid en kracht, uw geneigdheid tot deugd en heldhaftigheid, uw zachtmoedigheid en moed, uw kracht en veerkracht. Wij geloven in uw zending als vrouwen Gods. (…) Wij geloven dat de kerk eenvoudig niet zal bereiken wat zij moet bereiken zonder uw geloof en getrouwheid, uw ingeschapen geneigdheid om het welzijn van anderen te stellen boven dat van uzelf, en uw geestelijke kracht en volharding. En we geloven dat het Gods plan is dat u koningin wordt en de hoogste zegeningen ontvangt die een vrouw in tijd of eeuwigheid kan ontvangen.’3
Als vrouwen van de hun vergunde voorrechten en mogelijkheden als dochters van God gebruikmaken, bereiden ze zich voor op de zegeningen van het eeuwige leven. Dat is de heerlijke bestemming die God voor zijn getrouwe dochters in petto heeft.
Ware naastenliefde, een erfgoed dat van hart tot hart wordt doorgegeven
De profeet Joseph Smith leerde: ‘Het is natuurlijk dat vrouwen gevoelens van naastenliefde hebben.’ Bij de oprichting van de zustershulpvereniging vertelde hij de zusters: ‘U hebt nu de kans om te handelen volgens de gevoelens die God in uw boezem heeft geplaatst.’4 Ware naastenliefde kan alleen in hun hart opbloeien als vrouwen hun ingeschapen mededogen combineren met geloof in Jezus Christus en zijn verzoening. President Henry B. Eyring, raadgever in het Eerste Presidium, heeft uitgelegd dat deze ware naastenliefde het erfgoed van de zustershulpvereniging is:
‘Ik zal (…) tot u spreken over het grote erfgoed dat uw voorgangsters in de zustershulpvereniging u hebben nagelaten. Het deel (…) dat het belangrijkste en duurzaamste lijkt te zijn, is dat naastenliefde de kern van de vereniging is en dat die dient door te dringen in het hart en dient op te gaan in het wezen van elke zuster. Naastenliefde betekende voor hen veel meer dan een gevoel van liefdadigheid. Naastenliefde komt voort uit geloof in de Heer Jezus Christus en is een gevolg van de uitwerking die zijn verzoening op het hart van de leden heeft. (…)
‘Deze vereniging bestaat uit vrouwen wier gevoelens van naastenliefde ontspringen aan een hart dat veranderd is door verbonden aan te gaan en na te komen die alleen de ware kerk van de Heer biedt. Hun gevoelens van naastenliefde komen van Hem in en door zijn verzoening. In hun daden van naastenliefde laten zij zich leiden door zijn voorbeeld. Die daden worden gemotiveerd door dankbaarheid voor zijn oneindige barmhartigheid, en door de Heilige Geest, die Hij stuurt om zijn dienstmaagden op hun barmhartige missie te vergezellen.’5
Dit erfgoed van naastenliefde begon bij de zusters in Nauvoo, die georganiseerde liefdadige werken ondernamen en tempelverbonden ontvingen. Het zette zich voort in Winter Quarters en op de zware tocht naar de Salt Lake Valley. Het was vrouwen van de kerk tot steun in hun nederzettingen als kolonisten in het westen, tijdens de politieke vervolgingen en wereldoorlogen die zij te verduren kregen, en schonk hun hoop gedurende de economische depressie. Het heeft goedertierenheid thuis en hulpprojecten wereldwijd aangewakkerd. Het heeft ZHV-zusters gemotiveerd tot dienstbetoon in ziekenhuizen en een helpende hand bij adopties, de opslag van graan, humanitaire hulp en welzijnszorg. De reine liefde van Christus blijft ZHV-zusters ook nu motiveren in hun bijeenkomsten, waarin ze elkaar onderwijzen en helpen, en bij hun individuele inspanningen om elkaar te sterken en over elkaar te waken.
Iedere vrouw in de kerk maakt deel uit van dit erfgoed van liefde en heeft de verantwoordelijkheid en het voorrecht om dit erfgoed aan anderen door te geven.
Uit de geschiedenis van een bepaalde familie blijkt hoe het erfgoed van de zustershulpvereniging generaties lang van moeder op dochter is doorgegeven. Iedere dochter schaarde zich achter het motto van de zustershulpvereniging: ‘De liefde vergaat nimmermeer’.
Hun erfgoed begon bij Elizabeth Haven Barlow, die in 1837 lid werd van de kerk. Elizabeth werd op 28 april 1842 lid van de vrouwenhulpvereniging van Nauvoo, en hoorde de profeet Joseph Smith de fundamentele beginselen van de organisatie uitleggen. Die leringen waren haar tot steun in een leven waarin ze het slachtoffer werd van bendes en vervolgingen, een kind ter wereld bracht op de tocht naar de Salt Lake Valley, en zorgde voor een jong gezin terwijl haar man een zending vervulde. Zij was van 1857 tot 1888 werkzaam als ZHV-presidente in Bountiful (Utah), drie jaar voordat ze op haar eenentachtigste overleed.
Het verhaal ging verder met haar dochter Pamela Barlow Thompson. Pamela en haar man werden geroepen om de nederzetting Panaca (Nevada) op te zetten, waar zij ZHV-presidente werd. Zij bracht de zusters huishoudelijke vaardigheden bij, waaronder het gebruik van een nieuw mechanisch wonder: de naaimachine. Toen ze in Nevada woonden, werd haar man gedood. Zij verhuisde daarop met haar grote gezin naar Bountiful (Utah), waar ze opnieuw in een ZHV-presidium werd geroepen.
Pamela gaf dit erfgoed door aan haar dochter Theresa Thompson Call. Kort na haar huwelijk verhuisden Theresa en haar man naar Mexico. Een groot deel van haar leven was ze tegelijkertijd werkzaam als ZHV-presidente en raadgeefster in het jeugdwerkpresidium. Ze stond bekend om haar liefdediensten, waarbij ze maaltijden naar de behoeftigen bracht. Ze maakte er een gewoonte van om haar buren op leeftijd op hun verjaardag met een taart te verwennen. Op een keer dacht ze pas na het avondeten aan de verjaardag van een van haar buren. Trouw aan het beginsel ‘de liefde vergaat nimmermeer’ stookte ze het vuur weer op en bakte een taart. Toen ze die avond nog laat voor de deur stond, barstte de zuster in tranen uit en zei: ‘Ik heb de hele dag op je gewacht en was net tot de conclusie gekomen dat je me deze keer vergeten was.’
Theresa’s dochter Athelia Call Sears hield ook van de zustershulpvereniging. Ze haastte zich elke dinsdagochtend altijd om het strijkwerk af te krijgen zodat ze op dinsdagmiddag de ZHV kon bijwonen. Toen ze al goed en wel in de zeventig was, werd ze als ZHV-presidente van de wijk geroepen. In een tijd waarin wijken zelf geld moesten inzamelen voor spullen en activiteiten, wisten de ZHV-zusters onder haar leiding genoeg geld in te zamelen om keukenapparatuur voor het kerkgebouw aan te schaffen, met nog eens duizend dollar extra voor de bisschop om in andere behoeften in de wijk te voorzien.
Athelia Sears Tanner, een dochter van zuster Sears, werd als jonge moeder als ZHV-presidente van de wijk geroepen. Haar liefdediensten bestonden voornamelijk uit de zorg voor en het brengen van maaltijden aan moeders van pasgeboren baby’s. Zij had een natuurlijk talent om te onderwijzen en een sterk getuigenis van Jezus Christus, bracht haar dertien kinderen groot en redde zielen in diverse hoedanigheden in de zustershulpvereniging gedurende haar leven.
Het erfgoed van naastenliefde werkt in deze familie nog steeds door. Alle dochters van zuster Tanner hebben trouw in de zustershulpvereniging gediend, en haar kleindochters hebben hun moeders’ voorbeelden gevolgd.6
Liefdadigheid is het geestelijke erfgoed van alle leden van de zustershulpvereniging. President Eyring heeft uitgelegd: ‘U geeft het erfgoed door als u anderen helpt om de gave van naastenliefde in hun hart te ontvangen. Zij zijn vervolgens in staat om het door te geven aan anderen. De geschiedenis van de zustershulpvereniging is in woorden en cijfers opgetekend, maar het erfgoed wordt van hart tot hart doorgegeven.’7
‘Mijn beurt om te dienen’
Na vele voorbeelden van mensen met een groot geloof te hebben aangehaald, schreef de apostel Paulus: ‘Laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs.’8
De vrouwen van de kerk zijn omgeven door talloze getuigen, waaronder ‘onze heerlijke moeder Eva’ en ‘velen van haar getrouwe dochters die door de eeuwen heen [hebben] geleefd en de ware en levende God [hebben] vereerd.’9 Getrouwe dochters van God maken van de hun vergunde voorrechten gebruik door in de voetsporen van deze getuigen te treden, de problemen en verleidingen af te leggen die hen in de weg staan en de wedloop te lopen die de Heer vóór hen legt.
Iedere generatie kent edele, liefdadige, trouwe, heilige vrouwen. Hoewel slechts enkele van die vrouwen in de annalen van de geschiedenis worden opgetekend, zijn ze bij hun hemelse Vader goed bekend. En daar gaat het volgens Eliza R. Snow uiteindelijk om: ‘Er zijn veel vrouwen van wie de werken niet buiten hun eigen woning bekend zijn en misschien daar niet eens op waarde worden geschat, maar wat maakt dat uit? Als uw werken voor God aannemelijk zijn, hoe eenvoudig de taken ook zijn, als u ze getrouw uitvoert, hoeft u nooit ontmoedigd te raken.’10
Het volgende verhaal is een van de ontelbare voorbeelden van de invloed van getrouwe ZHV-zusters. In dit geval veranderde een handjevol vrouwen het leven van een jongvolwassene die Lynne heette. Omdat Lynne deze zusters anderen zag helpen, besloot ze later hetzelfde te doen toen ze zelf tot de zustershulpvereniging was toegetreden.
In haar laatste tienerjaren kregen Lynne en haar moeder het bericht dat haar stiefvader op reis zwaargewond was geraakt. Ze stapten snel op het vliegtuig om hem te bezoeken, maar hij stierf voordat ze bij hem waren. Lynne vertelde later wat er gebeurde toen ze weer thuiskwamen:
‘Toen mijn moeder en ik uitgeput en vol verdriet het vliegtuig uitstapten, kwamen [een] man en vrouw naar ons toe gelopen die hun armen om ons heen sloegen. Het waren de gemeentepresident en de ZHV-presidente. (…)
‘Die dagen waren verwarrend omdat we de dood van [mijn stiefvader] een plek moesten geven. (…) Maar er was steeds een zuster bij ons, stilletjes op de achtergrond — ze nam boodschappen aan, deed de deur open en hield onze hand vast tijdens telefoongesprekken met onze familie en vrienden. Ze waren er om te helpen met inpakken, om alles af te handelen wat gedaan moest worden.
‘Door dat alles groeide bij mij zoveel dankbaarheid, dat ik me niet kon voorstellen hoe ik ooit iets gepasts terug kon doen voor die lieve zusters. Ik probeerde wanhopig iets te bedenken, maar mijn gedachten putten me uit.’
Toen Lynne een aantal jaren was getrouwd en drie kleine kinderen had, werd ze in een ZHV-presidium geroepen. Ze vroeg zich zo nu en dan af of ze haar roeping wel aankon. Maar toen moest ze denken aan de hulp die ze had gekregen nadat haar stiefvader was overleden. Nu is het mijn beurt, dacht ze bij zichzelf. Ze deed de volgende ervaringen uit de doeken:
‘Een vrouw in de wijk had haar veertienjarige dochter verloren. De moeder vroeg me een prachtige jurk te kopen en haar dochters lichaam daarmee te kleden ter voorbereiding op de begrafenis. Ik was in staat dat te doen — en ik hield er een zeer dierbare ervaring aan over. Nu was het mijn beurt om te dienen, zoals [andere zusters] mij hadden gediend.
‘Een oudere vrouw in de wijk die alleen woonde, had teveel medicijnen ingenomen en bevond zich drie dagen lang in een hulpeloze toestand. De andere raadgeefster en ik troffen haar nog levend in haar appartement aan en wasten haar voordat de ambulance arriveerde. We bleven in het appartement achter en boenden alles — de muren en de vloeren — met een desinfecterend middel. Het was weer mijn beurt.
‘Een jonge moeder in de wijk, een van mijn vriendinnen, verloor plotseling haar enige kind, een knap meisje van drie jaar oud, door een infectie die haar het leven kostte voordat de artsen zelfs maar doorhadden hoe ernstig haar ziekte was. Ik ging samen met de andere raadgeefster naar haar huis zodra we hoorden dat de kleine Robin overleden was. Toen we bij de hordeur op het terras aankwamen, hoorden we de vader (die geen lid van de kerk was) snikken terwijl hij zijn moeder aan de lijn had die ver weg woonde. Toen hij opkeek en ons zag, zei hij, nog steeds snikkend, in de telefoon: “Het komt wel goed, moeder. De mormoonse vrouwen zijn er.” Weer mijn beurt.’
Lynne merkte later op dat ze mensen die haar vroegen wat ze van de zustershulpvereniging vond, over haar ervaringen met het ontvangen en bieden van hulp vertelde. Zij zei: ‘Dat vind ik diep van binnen nou echt van de zustershulpvereniging. En waarom.’11
Over de hele wereld vinden de vrouwen van de kerk ‘diep van binnen’ hetzelfde van de ZHV. Net als Lynne zijn ze geholpen door hun ZHV-zusters, en ze weten dat het nu hun beurt is om anderen met naastenliefde en geloof te dienen. Zij bieden die hulp in verschillende hoedanigheden — als dochters, echtgenotes, moeders, zusters, tantes, huisbezoeksters, ZHV-leidsters, buren en vriendinnen. Soms komt die hulp op aanwijzing van kerkleiders, soms op aanwijzing van een stille ingeving door de Heilige Geest. Nu zij ‘zulk een grote wolk van getuigen rondom [hen] hebben’, zijn ze gereed om ‘met volharding de wedloop [te] lopen die vóór [hen] ligt’.
‘Het is aan u om de wereld te leiden (…) in alles wat prijzenswaardig is’
President Joseph F. Smith, de zesde president van de kerk, spoorde de vrouwen van de kerk aan ‘om de wereld te leiden, en in het bijzonder de vrouwen van de wereld, in alles wat prijzenswaardig is, alles wat goddelijk is, alles wat verheffend en zuiverend is’. Hij zei: ‘U bent daartoe geroepen door de stem van de profeet van God, om de grootste, de beste, de zuiverste en meest toegewijde vereniging te zijn.’12
De hele geschiedenis van de herstelde kerk van de Heer door hebben vrouwelijke discipelen van Christus aan die norm voldaan. Net als Ester hebben ze hun moed en trouw getoond in grote moeilijkheden. Zij hebben hun leven inhoud gegeven, net als Ester dat deed toen haar neef Mordekai tegen haar zei: ‘Wie weet, of gij niet juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid verkregen hebt.’13 Net als Nehemia in het Oude Testament hebben zij zich niet van hun heilige taken laten afbrengen. Toen Nehemia’s vijanden hem van zijn werk om de muren van Jeruzalem te herbouwen probeerden weg te lokken, antwoordde hij: ‘Ik ben bezig een groot werk te doen en kan niet komen. Waarom zou het werk stil liggen, doordat ik het verliet en tot u kwam?’14 Zijn tegenstanders bleven hem verzoeken, maar hij bleef sterk en toegewijd aan zijn belangrijke werk. De wereld blijft proberen de vrouwen van de kerk van hun door God gegeven zending af te brengen, maar de getrouwe ZHV-zusters zullen nog steeds ‘niet komen’.
De opdracht om te leiden in alles wat prijzenswaardig, goddelijk, verheffend en zuiverend is, is een veeleisende taak. Zo is het altijd geweest. Maar individuele ZHV-zusters staan er niet alleen voor om die opdracht te vervullen. Zij maken deel uit van een grote organisatie, opgericht onder priesterschapsgezag en geschraagd door de leringen en verklaringen van profeten. Zij zijn geliefde dochters van God met heilige taken. Zij zijn het verbondsvolk van het Lam, ‘gewapend met gerechtigheid en met de macht Gods in grote heerlijkheid’.15 Verenigd met andere getrouwe heiligen en lerend van de voorbeelden van degenen vóór hen, kunnen zij aardse moeilijkheden het hoofd bieden. Zij kunnen het koninkrijk van God over de hele wereld en bij hen thuis opbouwen. Zij kunnen zeggen: ‘Nu is het onze beurt — onze beurt om te dienen en een hoofdstuk aan de bladzijden van de geschiedenis van de zustershulpvereniging toe te voegen.’ Met de verzekering dat hun hemelse Vader ze liefheeft en een getuigenis van de macht van de verzoening van Jezus Christus kunnen zij boven alledaagse gedachten en ambities uitstijgen, en deel uitmaken van ‘iets bijzonders’.16
De beloften van de Heer staan vast als zusters de raad opvolgen die Hij aan de eerste ZHV-presidente gaf: ‘Voorwaar, Ik zeg u: allen die mijn evangelie aanvaarden, zijn zonen en dochters in mijn koninkrijk. (…) Ik zeg u dat gij de dingen van deze wereld terzijde moet leggen en naar de dingen van een betere moet streven. (…) Kleef de verbonden aan die gij hebt gesloten.’17 Toen de profeet Joseph Smith de ZHV-zusters vertelde dat ze van de hun vergunde voorrechten gebruik moesten maken, verbond hij een belofte aan die aansporing: ‘De engelen kunnen niet anders dan uw metgezel zijn. (…) Als u rein bent, kan niets u in de weg staan.’18