6. Priesterschap en priesterschapssleutels, Basisdocument kerkleerbeheersing (2018)
6. Priesterschap en priesterschapssleutels
6.1. Het priesterschap is de oneindige macht en het eeuwige gezag van God. Door het priesterschap bestuurt God de hemelen en de aarde die Hij heeft geschapen. Door deze macht verlost en verhoogt Hij zijn kinderen. Het priesterschap wordt verleend aan getrouwe mannelijke kerkleden. Door middel van de verordeningen en verbonden van het evangelie zijn de zegeningen van het priesterschap voor al Gods kinderen beschikbaar.
6.2. De sleutels van het priesterschap zijn de rechten van presidentschap, ofwel de macht die God aan de mens geeft om zijn koninkrijk op aarde te besturen en te leiden (zie Mattheüs 16:15–19). Priesterschapssleutels zijn nodig om leiding te kunnen geven aan de prediking van het evangelie en de bediening van de heilsverordeningen.
6.3. Jezus Christus bezit alle sleutels van het priesterschap met betrekking tot zijn kerk. Hij heeft ieder van zijn apostelen alle sleutels verleend met betrekking tot het koninkrijk van God op aarde. De president van de kerk is de enige persoon die bevoegd is om al deze priesterschapssleutels uit te oefenen. Tempelpresidenten, zendingspresidenten, ringpresidenten, bisschoppen en quorumpresidenten dragen ook priesterschapssleutels waarmee zij het werk waartoe zij zijn geroepen, kunnen presideren en besturen.
6.4. Ieder die in de kerk een taak vervult, man of vrouw, wordt daarvoor geroepen op aanwijzing van iemand die priesterschapssleutels bezit (zie LV 42:11). Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Al wie in een functie of roeping werkzaam zijn, die zij hebben gekregen van iemand die priesterschapssleutels draagt, oefenen priesterschapsgezag uit in de taak die hem of haar is toegewezen.’ (‘De sleutels en het gezag van het priesterschap’, Liahona, mei 2014, 51.) Het priesterschapsgezag kan alleen in rechtschapenheid worden uitgeoefend (zie LV 121:36, 41–42).
6.5. Broeders die het Melchizedeks priesterschap ontvangen, gaan de eed en het verbond van het priesterschap aan. Als zij hun roeping grootmaken en de Heer en zijn dienstknechten getrouw ontvangen, verkrijgen zij de zegeningen van de verhoging. Op dezelfde wijze wordt vrouwen de zegeningen van de verhoging beloofd als ze getrouw zijn aan de verbonden die ze met de Heer hebben gesloten.
Gerelateerde verwijzingen: Johannes 15:16; Efeze 2:19–20
Gerelateerde onderwerpen: De herstelling; Profeten en openbaring; Verordeningen en verbonden
Aäronisch priesterschap
6.6. Het Aäronisch priesterschap wordt vaak het voorbereidend priesterschap genoemd. Het Aäronisch priesterschap omvat de sleutels ‘van de bediening van engelen en van het evangelie van bekering en van de doop’ (LV 13:1.) Door de uitoefening van dit priesterschap wordt het avondmaal klaargezet, gezegend en bediend. De ambten in het Aäronisch priesterschap zijn diaken, leraar, priester en bisschop.
Melchizedeks priesterschap
6.7. Het Melchizedeks priesterschap is het hogere, of grotere priesterschap en ‘omvat het recht van presideren en bezit de macht en het gezag over alle ambten in de kerk, in alle tijdperken van de wereld, om geestelijke zaken te besturen’ (LV 107:8). Alle zegeningen, verordeningen, verbonden en organisaties van de kerk worden bediend en bestuurd door het gezag van de president van de kerk, die de president van het Melchizedeks priesterschap is. Dit priesterschap is aan Adam gegeven en is altijd op aarde als de Heer zijn evangelie heeft geopenbaard. De ambten in het Melchizedeks priesterschap zijn: ouderling, hogepriester, patriarch, zeventig en apostel.
Relevante verwijzing: Efeziërs 4:11–14