7. Verordeningen en Verbonden, Basisdocument kerkleerbeheersing (2018)
7. Verordeningen en verbonden
Verordeningen
7.1. Een verordening is een gewijde handeling die verricht wordt met het gezag van het priesterschap. Elke verordening is door God ingesteld om geestelijke waarheden over te brengen.
7.2. Sommige verordeningen zijn van essentieel belang voor onze verhoging en worden heilsverordeningen genoemd. Alleen door de heilsverordeningen te ontvangen en de daarbij behorende verbonden na te leven, kunnen wij alle zegeningen ontvangen die door de verzoening van Jezus Christus beschikbaar worden gesteld. Zonder deze heilsverordeningen kunnen wij niet worden zoals onze hemelse Vader nu is of terugkeren om voor eeuwig in zijn tegenwoordigheid te leven (zie LV 84:20–22). De heilsverordeningen worden verricht op aanwijzing van hen die daartoe de priesterschapssleutels bezitten.
7.3. De eerste heilsverordening van het evangelie is de doop door onderdompeling door iemand die daartoe het gezag bezit. De doop is noodzakelijk om lid van de kerk te worden en om het celestiale koninkrijk in te gaan (zie Johannes 3:5).
7.4. Na de doop, bevestigen een of meer dragers van het Melchizedeks priesterschap de dopeling tot lid van de kerk en verlenen hem of haar de gave van de Heilige Geest (zie 3 Nephi 27:20). De gave van de Heilige Geest verschilt van de invloed van de Heilige Geest. Vóór de doop kan iemand de invloed van de Heilige Geest voelen en een getuigenis van de waarheid ontvangen. Als de gave van de Heilige Geest is verleend, heeft iemand die zijn of haar verbonden naleeft het recht op het voortdurende gezelschap van de Heilige Geest.
7.5. Andere heilsverordeningen zijn bijvoorbeeld ordening van een man tot het Melchizedeks priesterschap, de tempelbegiftiging en de huwelijksverzegeling. In de tempel kunnen deze heilsverordeningen ook plaatsvervangend voor de doden worden verricht. Plaatsvervangende verordeningen zijn alleen van kracht als de overledenen die verordeningen in de geestenwereld aannemen en de bijbehorende verbonden nakomen.
7.6. Andere verordeningen, zoals aan het avondmaal deelnemen om ons doopverbond te hernieuwen, het zalven van zieken, en kinderen een naam en een zegen geven, zijn ook van belang voor onze geestelijke ontwikkeling.
Gerelateerde verwijzingen: Maleachi 4:5–6; Mattheüs 16:15–19; 1 Petrus 4:6; LV 131:1–4
Gerelateerde onderwerpen: De Godheid: de Heilige Geest; Het heilsplan: het leven na de dood; De verzoening van Jezus Christus; Priesterschap en priesterschapssleutels
Verbonden
7.7. Een verbond is een heilige overeenkomst tussen God en de mens. God stelt de voorwaarden van het verbond en wij beloven te doen wat Hij ons vraagt. God belooft ons dan bepaalde zegeningen voor onze gehoorzaamheid (zie Exodus 19:5–6; LV 82:10). Als we onze verbonden niet naleven, ontvangen we ook de beloofde zegeningen niet.
7.8. Alle heilsverordeningen van het priesterschap gaan altijd van een verbond vergezeld. Wij sluiten bijvoorbeeld door de doop een verbond met de Heer (zie Mosiah 18:8–10). Mannen die het Melchizedeks priesterschap ontvangen, gaan de eed en het verbond van het priesterschap aan. Wij hernieuwen verbonden die wij hebben gesloten door aan het avondmaal deel te nemen.
7.9. Daarnaast sluiten wij verbonden wanneer we de heilsverordeningen van de begiftiging en de huwelijksverzegeling in de tempel ontvangen. Door te leven volgens de evangelienormen die de Heer heeft gesteld, maken wij ons klaar om in de tempel aan verordeningen deel te nemen en verbonden te sluiten (zie Psalmen 24:3–4). Het is essentieel dat we het waardig zijn om de tempel binnen te gaan, want de tempel is letterlijk het huis des Heren. De tempel is de heiligste plek op aarde om God te aanbidden.