Hoofdstuk 13
De heilige betekenis van de tempel
Ik bid met heel mijn ziel dat alle leden van de kerk en hun kinderen en hun kindskinderen zich bewust zijn van de grote waarheden die in het huis van de Heer worden gepresenteerd.1
Inleiding
Toen David O. McKay in 1951 president van de kerk werd, waren er acht tempels in gebruik: vier in Utah, de andere in Arizona, Hawaï, Idaho en Alberta. In de zomer van 1952 reisde president McKay door negen Europese landen. Tijdens deze reis koos hij de bouwterreinen uit voor de tempels in Zwitserland en Engeland. Daarmee ontsloot hij een nieuw tijdperk waarin de zegeningen van de tempel ook binnen bereik kwamen van de leden buiten de Verenigde Staten en Canada.2
President McKay is bij de keuze en aankoop van de tempelterreinen door goddelijke inspiratie geleid. Toen hij het terrein voor de Londentempel had uitgekozen, hadden de bouwkundigen hun twijfels, omdat zij de grond te drassig vonden. Uit nader onderzoek bleek echter dat er op de juiste diepte vaste bodem was om het fundament van de tempel te kunnen dragen. Toen president McKay en andere kerkleiders in Zwitserland niet de hand wisten te leggen op het terrein waar zij hun oog op hadden laten vallen, baden ze de Heer om hulp. Spoedig vonden ze een ander terrein dat groter was en maar de helft kostte. Ongeveer tegelijkertijd begon men op het terrein dat men aanvankelijk had willen aankopen onverwachts met de aanleg van een snelweg, waardoor het nieuwe terrein des te meer een goede vondst bleek te zijn.3
President McKay heeft de Berntempel in 1955 ingewijd en de Londentempel in 1958. Ook heeft hij de Los Angelestempel (1956), de Hamiltontempel (Nieuw-Zeeland, 1958) en de Oaklandtempel (Californië, 1964) ingewijd. Het leiderschap van president McKay zorgde ervoor dat er wereldwijd tempels kwamen, waardoor ontelbare leden, hun voorouders en hun nageslacht werden gezegend. Een zin uit zijn dagboek werpt licht op zijn getuigenis van het belang van tempelwerk; op de dag dat hij de Berntempel inwijdde, schreef hij: ‘Ik wil de tempel naar de mensen brengen.’4
Leringen van David O. McKay
De begiftiging leidt ons naar het koninkrijk van God
Dan hebben we de ‘begiftiging’, (…) een verordening die verband houdt met de eeuwige reis van de mens en zijn onbegrensde mogelijkheden en ontwikkeling, en is ingesteld door een rechtvaardige en liefdevolle Vader voor de kinderen die Hij naar zijn eigen beeld heeft geschapen — voor het hele mensdom. Daarom worden er tempels gebouwd.5
God geve dat wij het herstelde evangelie van Jezus Christus waarderen, dat allesomvattend is. Het sluit een levensfilosofie in, die in onze tempels bij de begiftiging wordt gepresenteerd; als iemand daaraan gehoorzaam is, zal dat hem (en dit is mijn getuigenis, want ik weet het) wegleiden van de zelfzuchtige, afgunstige, vijandige, hatelijke kenmerken van het dierlijk niveau, naar het hoogste geestelijke niveau en naar het koninkrijk van God.6
In de tempel kunnen een echtpaar en hun kinderen voor de eeuwigheid worden verzegeld
Een van de vragen die verslaggevers en mensen in het algemeen steevast stellen is: ‘Wat is het verschil tussen uw tempels en uw andere kerken?’ Zoals alle leden van de kerk weten is het antwoord dat tempels worden gebouwd om heilige verordeningen te verrichten — niet geheim, maar heilig. Onze tempels zijn geen openbare gebedshuizen. Ze hebben een bijzonder doel. Nadat een tempel is ingewijd hebben alleen de getrouwe leden van de kerk toegang.
Een van de kenmerkende eigenschappen van de herstelde kerk van Jezus Christus is het eeuwige karakter van haar verordeningen en ceremonies. Zo wordt een echtpaar bijvoorbeeld voor de burgerlijke stand en bij een kerkelijke plechtigheid ‘voor dit leven’ of ‘tot de dood u scheidt’ in de echt verbonden. Maar liefde is net zo eeuwig als de geest van de mens; en als de mens na de dood verder leeft, en dat doet hij, zo ook de liefde.
Dat interesseert bijna iedere intelligente navorser en onderzoeker, vooral wanneer hij of zij de waarheid beseft dat liefde — de goddelijkste eigenschap van de mensenziel — net zo eeuwig is als de geest zelf. Wanneer er dus iemand sterft, blijft de liefde bestaan, en als iemand in de onsterfelijkheid van de ziel gelooft, of gelooft dat de persoonlijkheid in stand blijft, moet hij toegeven dat de liefde ook blijft bestaan.
(…) De opdracht van de Heiland [is] onze naasten lief te hebben als onszelf. Maar als het aardse een afspiegeling van het hemelse is, zullen we in de geestenwereld onze dierbaren herkennen en kennen, zoals we ze hier hebben liefgehad. Ik hou meer van mijn vrouw dan van andere mensen. Ik hou van mijn kinderen. Ik kan sympathie hebben; ik kan het verlangen hebben om anderen te helpen, maar ik hou van de vrouw aan wier zij ik heb gezeten aan het ziekbed of, wellicht, het sterfbed van een dierbare. Dergelijke ervaringen smeden harten aaneen, en het is een verheffende gedachte, een om te koesteren, dat de dood de harten die aldus aaneen zijn gesmeed, niet kan scheiden; want ieder van u, echtgenoten, zal uw vrouw herkennen in de andere wereld, en u zult haar liefhebben zoals u haar hier liefhebt, en u zult voortkomen in een nieuwheid van eeuwig leven in de opstanding. Waarom zou u zich door de dood laten scheiden als de liefde na de dood blijft bestaan?
Dat hoort niet, en het hoeft niet, want toen Jezus op aarde was, zei Hij tegen zijn apostelen: ‘Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.’ (Matteüs 16:19.) En met de herstelling van het heilige priesterschap op aarde verklaart de kerk dat deze macht weer aan uitverkoren mannen is gegeven; en dat in het huis des Heren, waar de huwelijksplechtigheid wordt voltrokken door hen die het gezag bezitten om onze Heer en Heiland, Jezus Christus, te vertegenwoordigen, de verbintenis tussen man en vrouw, en tussen ouders en kinderen, voor tijd en eeuwigheid van kracht wordt, en dat voor hen die aldus in het huwelijk treden het gezin in alle eeuwigheden zal voortduren.7
De ziener Joseph [Smith] (…) heeft de eeuwigheid van het huwelijksverbond geopenbaard, een leer zo mooi, zo logisch, zo verreikend in haar betekenis dat als zij volledig werd aanvaard, veel van de huidige maatschappelijke kwaden zouden worden tenietgedaan.8
Tempelwerk biedt de mensen die zonder het evangelie zijn overleden, heil
Een Chinese student die terugkeerde naar zijn vaderland, na te zijn afgestudeerd aan een van onze beste universiteiten, raakte in gesprek met een christelijke geestelijke, eveneens op weg naar China. Toen deze predikant de waarheid verkondigd had dat iemand alleen gered kan worden door de leringen van Christus te aanvaarden, vroeg de [student]: ‘Hoe zit het dan met mijn voorouders die de naam van Jezus nooit hebben gehoord?’ De predikant antwoordde: ‘Ze zijn verloren.’ De reactie van de student: ‘Ik wil niets te maken hebben met een godsdienst die eeuwige verdoemenis uitspreekt over mannen en vrouwen die net zo edel zijn als wij, wellicht edeler, maar die nooit in de gelegenheid waren om de naam van Jezus te horen.’
Iemand die de waarheid inzake deze leer kent zoals die aan de profeet Joseph Smith is geopenbaard, zou geantwoord hebben: ‘Ze zullen in de gelegenheid zijn om het evangelie te horen, en gehoorzaam te zijn aan elk beginsel en elke plaatsvervangende verordening. Iedereen hier of in het hiernamaals zal worden geoordeeld en beloond naar zijn werken.’9
Daar bekering en de doop in water alsmede door de Geest noodzakelijk zijn voor het heil, hoe zullen de miljoenen die nooit van het evangelie hebben gehoord, die nooit de kans hebben gehad om zich te bekeren of zich te laten dopen, dan het koninkrijk van God binnengaan? Het lijkt mij dat een God van liefde nooit tevreden kan zijn als de meerderheid van zijn kinderen zijn koninkrijk niet in kunnen en zich eeuwig in onwetendheid, ellende of hel ophouden. Een dergelijke gedachte is weerzinwekkend voor de weldenkende mens. Aan de andere kant, als deze miljoenen die zonder kennis van het evangelie zijn gestorven, het koninkrijk van God konden binnengaan zonder de beginselen en verordeningen van het evangelie te gehoorzamen, dan zijn Christus’ woorden tegen Nicodemus [zie Johannes 3:2–5] niet een algemene en eeuwige waarheid, en hebben de woorden van Petrus op Pinksteren [zie Handelingen 2:38] geen universele toepassing, hoewel hij duidelijk heeft gezegd: ‘Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.’ [Zie Handelingen 2:39.]
Het evangelie van Jezus Christus leert dat de gehele mensheid kan worden gered door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie. [Zie Geloofsartikelen 1:3.] Noch is de term ‘gehele’ in betekenis beperkt tot een paar bevoorrechten; het betekent ieder kind van een liefdevolle en goddelijke Vader. En toch zijn honderden miljoenen gestorven zonder ooit gehoord te hebben dat er zoiets is als een evangelieplan.
Alle naties en rassen hebben recht op Gods barmhartigheden. Aangezien er slechts één heilsplan is, moeten er stellig maatregelen zijn getroffen waardoor de ‘ontelbare doden’ dat plan kunnen horen en kunnen accepteren dan wel verwerpen. Een dergelijk plan komt tot uiting in het beginsel van de verlossing van de doden. (…)
Paulus verwees naar [het] gebruik van de doop [voor de doden] in zijn argumentatie ten gunste van de opstanding. Hij zei: ‘Wat zullen anders zij doen, die zich voor de doden laten dopen? Indien er in het geheel geen doden opgewekt worden (…)? (1 Korintiërs 15:29.) (…) Nogal wat bijbeluitleggers hebben geprobeerd de ware betekenis van [deze tekst] weg te praten; maar de context bewijst duidelijk dat in de tijd van de apostelen de doop voor de doden in gebruik was; dat wil zeggen, dat de levenden zich in water lieten dopen voor en namens diegenen die gestorven waren — niet ‘der zonde gestorven’ maar die ‘het tijdelijke voor het eeuwige hadden verwisseld’.
In de Kirtlandtempel is op 3 april 1836 de profeet Elia aan Joseph Smith en Oliver Cowdery verschenen. Hij bracht hun ‘machten van het priesterschap’, die de levenden de bevoegdheid gaven om het werk voor de doden te doen. Deze ‘sleutels’ werden hersteld ter vervulling van de profetie van Maleachi:
‘Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt. Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban’ (Maleachi 4:5–6). Het hart van de vaders en dat van de kinderen zullen tot elkaar worden teruggevoerd als de vaders in de geestenwereld, die het evangelie horen en beseffen dat ze de verordeningen van het evangelie moeten gehoorzamen, weten dat hun kinderen op aarde die verordeningen voor hen verrichten.
Al dat ‘werk voor de doden’ wordt verricht in tempels, tot dat doel ingewijd en ingericht, waar de verslagen worden bijgehouden en waar dit alles als heilig wordt beschouwd.
Overeenkomstig de verplichting om dat belangrijke onderdeel van de evangeliebediening uit te voeren, zijn de heiligen der laatste dagen een tempelbouwend volk geworden.10
Het is uw taak om de namen van uw voorouders op te zoeken. Wanneer zij plaatsvervangend zijn gedoopt, kunnen zij in de andere wereld lid worden van het koninkrijk van God, zoals wij hier lid zijn.
Sinds de herstelling van dit beginsel en gebruik, hebben de kerkleden ijverig in de documenten van de wereld gezocht naar de namen van hun voorgeslacht, opdat hun voorvaders plaatsvervangend de zegeningen van het evangelie van Christus kunnen ontvangen. In verband met dit werk heeft de kerk een uitgebreide genealogische organisatie.11
Dit beginsel van heil voor de doden impliceert de alomvattendheid van de reddende kracht van het evangelie, en de toepasselijkheid van de leringen van de Heiland op het hele mensdom. Stellig, ‘Er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.’ [Handelingen 4:12.] Alle verordeningen die door de priesterschap van de Allerhoogste worden verricht, zijn zo eeuwig als de liefde, zo veelomvattend en blijvend als het leven, en door er gehoorzaam aan te zijn, kan het hele mensdom, levend en dood, het koninkrijk van God binnengaan en daar eeuwig wonen.12
We moeten waardig zijn om de tempel te betreden en trouw zijn aan de verbonden die we daar sluiten
Wie de tempel binnengaan, doen dat met een aanbeveling dat ze een waar christen zijn; dat ze een getrouw lid van de kerk van Christus zijn; dat ze eerlijk zijn tegenover hun medemens; dat ze in overeenstemming leven met de idealen van het evangelie van Jezus Christus.13
Voordat [een tempel]huwelijk kan worden voltrokken, is het noodzakelijk dat een jonge man en een jonge vrouw eerst een aanbeveling van de bisschop krijgen (…). Daar, in het bijzijn van de priesterschap, voordat ze de huwelijksplicht op zich nemen, ontvangen die jonge mensen instructies inzake de heilige plicht die voor hen ligt; bovendien stellen ze vast of ze al dan niet voorbereid zijn om in heiligheid en reinheid naar het altaar van God te gaan en hun beloften en liefde te laten verzegelen.14
Het huwelijk in de tempel is een van de mooiste dingen in de wereld. De liefde, de goddelijkste eigenschap van de mensenziel, leidt een paar daar naartoe. (…) Samen staan ze in het huis des Heren voor God om te getuigen en zich ertoe te verplichten dat ze de verbonden die ze die dag sluiten, zullen naleven en zich aan elkaar toewijden en aan niemand anders. Dat is het hoogste huwelijksideaal ooit aan de mens gegeven. Als die heilige verbonden worden nageleefd zoals heilige verbonden behoren te worden nageleefd, zouden er minder gebroken harten onder de echtgenotes zijn en minder onder de echtgenoten. Een verbond is heilig (…). Houd u eraan, wees het trouw.15
Wie verbonden sluiten voor hun dierbaren en deelnemen aan het hoogste huwelijksideaal ooit aan de mens gegeven, zullen in de Geest wandelen en zich niet overgeven aan het vlees. U zult trouw zijn aan de verbonden die u in het huis van God sluit.16
‘Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben’ (Genesis 6:3) zegt de Heer. ‘Mijn geest zal niet in een onreine tabernakel wonen.’ Wie een dubbelleven probeert te leiden, wie een dubbelleven leidt ten koste van zijn verbonden, is, om een schrijver te citeren, ‘een boef of een dwaas’. Vaak is hij beide, omdat hij zijn keuzevrijheid gebruikt om zijn begeerten te botvieren, zijn vermogen erdoor heen te jagen in een losbandig leven, de verbonden te schenden die hij in het huis van God heeft gesloten.17
Het is onze taak om de zegeningen van de tempel aan anderen beschikbaar te stellen
Onze tempels zijn gebouwd voor het heil en de verhoging van het mensdom en dragen bij tot de uitvoering van het eeuwige heilsplan. Op alle kinderen van onze Vader, of ze nu leven in een sterfelijk of een geestelijk bestaan, zijn dezelfde wetten van eeuwige vooruitgang van toepassing. Een dergelijke universele vereiste getuigt van goddelijke gerechtigheid. (…)
De herstelde kerk van Jezus Christus is het plan dat onze hemelse Vader gegeven heeft en ieder mens die voor zichzelf kan denken in staat stelt samen met God aan het geluk en heil voor zijn of haar ziel te werken. Rede en recht eisen de universele toepassing van eeuwige beginselen en verordeningen op personen die op aarde leven, en op wie in de geestenwereld zijn.
Alleen op die wijze kan Gods werk en heerlijkheid voltooid worden door middel van de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens.
Het eeuwige heilsplan is door rechtstreekse openbaring van de Vader en zijn Zoon aan de profeet Joseph gegeven, en het goddelijk gezag om in de beginselen en verordeningen te officieren rust op de mannen die nu leiding geven aan de bestemming van de geopenbaarde kerk.18
Wij hebben de grote verantwoordelijkheid geschikte tempels binnen bereik te brengen van de getrouwe leden in het buitenland. Tienduizenden leden wonen ver af van de tempels, waar ze de zegen van de begiftiging ontvangen, waar hun vrouw en kinderen voor tijd en eeuwigheid aan hen verzegeld worden. Aan ons is de taak de tempel naar hen toe te brengen.19
O hoe heerlijk is het evangelie! Hoe groot onze verantwoordelijkheid om de wereld zicht te geven op zijn grootsheid, zijn alomvattendheid, zijn goddelijkheid! Ik bid met heel mijn ziel dat onze tempels in het hart van tienduizenden edele mensen die de waarheid willen weten de interesse en het verlangen losmaken om Gods wil te leren kennen. God helpe ons allen dat we deze waarheid beter zullen verspreiden en het mensdom er kennis van zullen geven.20
Ideeën voor studie en bespreking
-
Waarom is het van belang dat we de tempelverordeningen ontvangen en de bijbehorende verbonden sluiten en naleven? (Zie pp. 126–128, 130–131.)
-
Hoe kan de begiftiging ons tot het eeuwige leven leiden? (Zie p. 126.) Waarom is het belangrijk om de tempel vaak te bezoeken? Welke zegeningen heeft u gekregen door in de tempel verordeningen te ontvangen en verbonden aan te gaan? Waarom denkt u dat het belangrijk is om deze verordeningen te ontvangen en deze verbonden aan te gaan voordat iemand op zending gaat of een eeuwig gezin begint?
-
Wat is er voor nodig om een huwelijk en een gezin voort te laten bestaan in de eeuwigheid? (Zie pp. 126–128.) Hoe behoort de leer van het eeuwig huwelijk en het eeuwig gezin van invloed te zijn op onze relatie tot onze partner en kinderen? Hoe zouden huidige maatschappelijke kwaden’ teniet worden gedaan als meer mensen gehoor zouden geven aan deze leer?
-
Wat is onze plicht ten opzichte van het heil van de doden? (Zie pp. 128–130.) Hoe kunnen we zoal deelnemen aan het werk voor de doden?
-
Hoe komt Gods grote liefde voor al zijn kinderen tot uiting in de bouw van tempels? (Zie pp. 128–130.) Hoe getuigt het tempelwerk van het universele karakter van het heilsplan? (Zie pp. 128–130.)
-
Wat is het doel van een tempelaanbeveling? (Zie p. 130.) Waarom is het belangrijk dat men gedragsnormen naleeft voordat men de tempel binnengaat? Hoe worden we zoal gezegend als we trouw blijven aan onze tempelverbonden? Waarom is het belangrijk een geldige tempelaanbeveling te hebben ook al kunnen we door omstandigheden niet altijd naar de tempel?
-
Wat kunnen we doen om de tempelzegeningen aan anderen beschikbaar te stellen? (Zie pp. 131–132.)
Relevante teksten: 1 Korintiërs 15:29; LV 124:37–41; 128:1, 15–24; 131:1–4; 132:19; 138:28–37, 57–60