‘De kracht om iemand boven zichzelf uit te tillen’, Liahona, maart 2023.
De wonderen van Jezus
De kracht om iemand boven zichzelf uit te tillen
We kunnen iemand die op Jezus’ redding wacht helpen optillen.
We hadden verloren. Alweer. Ik zakte onderuit in mijn stoeltje en liet mijn hoofd hangen. Ik was slechts toeschouwer, maar ik had niet de energie om te gaan staan. Ons team had er zo hard voor gewerkt. Sommige speelsters hadden blauwe plekken opgelopen. Andere speelsters hinkten het veld af. Na de zoveelste nederlaag van het voetbalteam van onze middelbare school waren we niet alleen verslagen – we zaten in zak en as.
Net toen mijn teleurstelling mij te veel dreigde te worden, kwam een van de jongste meisjes in het team voorbij. Mijn aandacht werd meteen getrokken door de doelbewuste blik in haar ogen.
Ik keek hoe ze ieder meisje de hand toestak, maar niet uit verslagenheid. In plaats daarvan gaf ze iedereen een complimentje, of sprak troostende woorden en uitte medeleven. ‘Ik heb je nog nooit zo hard zien rennen om elke bal te halen. Dit was je beste wedstrijd tot nu toe.’ En tegen een ander: ‘Wauw, geweldig gespeeld. Je was echt goed op dreef vandaag!’
Bij elke high five bleef haar ene hand in hun hand hangen, terwijl haar andere hand op een schouder rustte of zachtjes op een been vol blauwe plekken en grasvlekken klopte. Ik voelde dat ze iets had, een kracht die op de een of andere manier van haar naar het hart van elke speelster oversprong. Ondanks de pijn en teleurstelling braken er glimlachjes door. Langzaamaan kreeg elke speler weer kleur op de wangen.
Wie gaf er om de blauwe plekken en de pijn? Wie gaf er om de boosheid en frustratie? Niemand. Maar hoe kon een enkele hand iemand van wanhoop naar doelbewustheid en kracht tillen?
Ik wil graag vertellen wat ik heb geleerd over Jezus’ opbouwende kracht en hoe we anderen kunnen helpen, net zoals mijn vriendin in het voetbalteam.
In het Nieuwe Testament lezen we dit over de dochter van Jaïrus:
‘En zie, er kwam een van de hoofden van de synagoge, wiens naam Jaïrus was; en toen hij [Jezus] zag, wierp hij zich neer aan Zijn voeten
‘en smeekte Hem dringend: Mijn dochtertje ligt op sterven; ik smeek U dat U komt en de handen op haar legt, zodat zij behouden wordt en zal leven.
‘En Hij ging met hem mee’ (Markus 5:22–24).
‘En Hij ging met hem mee’
Ik vind de zin ‘Hij ging met hem mee’ (Markus 5:24) treffend. Het wonder was nog niet gebeurd. Er zou zelfs nog jammerlijk oponthoud zijn voordat het gezin de zegen ontving waar het om smeekte. Maar Christus had Zich op hun weg al bij hen gevoegd.
Als we iets nodig hebben wat we zelf niet kunnen doen, kunnen we erop vertrouwen dat Jezus komt. En we kunnen erop vertrouwen dat Hij met ons zal meewandelen terwijl we wachten op zijn wonderen voor ons of onze dierbaren. Hij zal met ons meewandelen op onze weg naar redding, wat onze zorgen, angsten en smarten ook mogen zijn.
‘Ik smeek U dat U komt en de handen op haar legt’
Wij kunnen geen genezing bieden, maar net als Jaïrus kunnen we Jezus Christus, de grote Geneesheer, naar onze dierbaren brengen. Jaïrus wist dat de handen van de Heiland iemand uit zijn of haar wanhoop naar doelbewustheid en kracht konden tillen.
Dat zag ik in onze licht brengende voetbalster. Ze straalde het licht van Christus uit op het voetbalveld en dat bood Hem de kans genezing te brengen. Door zijn licht omhoog te houden, hielp ze Israël vergaderen.
Ieder van ons zal door iemand anders dan wijzelf gered moeten worden. Hoe kwetsbaar we daardoor ook lijken te zijn, we kunnen erop vertrouwen dat onze hemelse Vader ons een Heiland heeft gegeven die ons uit onze wanhoop omhoog kan tillen. En we kunnen net als mijn voetbalheldin met Hem meedoen.
Maar stel dat het alleen maar erger wordt terwijl u op zijn zegeningen wacht?
‘Waarom valt u de Meester nog lastig?’
Terwijl Christus onderweg naar het huis van Jaïrus was, werd Hij opgehouden. De straten waren druk en terwijl Hij zich daar een weg door probeerde te banen, raakte een vrouw met een groot geloof, die ook op zijn genezende hand had gewacht, zijn kleren aan.
‘Want zij zei: Als ik maar Zijn kleren kan aanraken, zal ik gezond worden.
‘En meteen droogde de bron van haar bloed op, en merkte zij aan haar lichaam dat zij van die aandoening genezen was’ (Markus 5:28–29).
Hoe wanhopig zal Jaïrus geweest zijn? Hoe gefrustreerd over het oponthoud? Toen hij zijn huis verliet, stond zijn dochter al op het punt te sterven. Terwijl de Heiland de genezen vrouw zocht en met haar sprak, kwam iemand uit het huis van Jaïrus slecht nieuws brengen: ‘Uw dochter is gestorven; waarom valt u de Meester nog lastig?’ (Markus 5:35.)
Wat een zegen voor de vrouw die zo lang had gewacht! Maar wat een drama voor Jaïrus en zijn gezin, die helemaal geen tijd hadden om te wachten! Terwijl we wachten is het soms moeilijk om hoop te houden dat Hij zal komen. Maar voor Jaïrus en zijn gezin leek het nu te laat voor het wonder dat ze nodig hadden. Zijn dochter was dood. Waarom zou hij de Meester nog lastigvallen?
Waarom? Omdat de grenzen die we soms aan de wonderen van de Heiland stellen, niets zijn. Hij is niet gebonden aan onze tijdslimieten, noch wordt zijn macht beperkt door ons begrip van wat mogelijk is.
Als we terwijl we wachten met ogen van geloof kijken, zullen we de geruststelling krijgen dat Hij ons komt redden (zie Alma 58:11). Die geruststelling kan ons hart veranderen en ons geloof in Hem bevestigen. Zelfs als de kans verkeken lijkt te zijn, komt Hij nog steeds; uw tijd zal komen.
‘Wees niet bevreesd, geloof alleen’
Zodra de Heiland het slechte nieuws hoorde, zei Hij tegen Jaïrus: ‘Wees niet bevreesd, geloof alleen’ (Markus 5:36). Uit de woorden van de Heiland aan Jaïrus blijkt hoe graag Hij ons gerust wil stellen terwijl wij wachten. Zijn bediening houdt nooit op, zelfs niet wanneer wij dat wel doen. Hij spoorde Jaïrus onmiddellijk aan om in geloof verder te gaan.
‘En toen Hij naar binnen gegaan was, zei Hij tegen hen: Waarom maakt u misbaar en huilt u? Het kind is niet gestorven, maar het slaapt. […]
‘En Hij pakte de hand van het kind en zei tegen haar: Talitha, koemi! Dat is vertaald: Meisje (Ik zeg je), sta op’ (Markus 5:39, 41).
Valt u hier iets op? ‘Hij pakte de hand van het kind.’ Er schuilt kracht in zijn handen. President Howard W. Hunter (1907–1995) heeft gezegd: ‘Alles wat Jezus aanraakt, [komt] tot leven.’1 Wat kunnen we doen om zijn genezende hand beter te ontvangen? En hoe kunnen wij zijn handen zijn om anderen op te bouwen in tijden van hartzeer en wanhoop?
‘En meteen stond het meisje op en het liep’
Meteen keerde het leven terug in de dochter van Jaïrus: ‘En meteen stond het meisje op en het liep’ (Markus 5:42). Dit leven kent bedden waaruit wij moeten opstaan. Voor ieder van ons zullen die bedden er een beetje anders uitzien – van ontmoediging na een verloren wedstrijd tot de dood van een dierbare. Leed zal zich onvermijdelijk aandienen. Maar Hij zal ons nooit in de steek laten, hoe moeilijk of definitief de omstandigheden ook lijken. Soms laat Hij ons door dorre of woeste plekken dwalen, zodat Hij zijn hand kan uitstrekken en ze vruchtbaar kan maken.
Met het teken van zijn verzoening – het litteken van een nagel in elke hand – toont Hij ons dat wij zijn bediening zijn: ‘Zie, Ik heb u in mijn handpalmen gegraveerd’ (1 Nephi 21:16). De bediening van Christus was, is en zal er altijd zijn om ons uit de dood op te wekken, een dood waar we lichamelijk of geestelijk niet aan kunnen ontkomen, en dat is allemaal mogelijk door zijn zoenoffer.
Als dergelijk hartzeer en zulke problemen zich voordoen, kunnen we denken aan de handen met een litteken in elke palm, die niet alleen mildheid en liefde brengen, maar ook de kracht om te overwinnen. Door geloof in Hem te oefenen, zal de Verlosser van de wereld ons volledig herstellen, waar we ook mee te maken krijgen.
En wij kunnen een verlengstuk van zijn handen zijn voor mensen die zijn aanraking nodig hebben.
Ik getuig dat ieder van ons boven zijn gebreken uit zal worden getild en uiteindelijk uit het graf zal worden opgewekt. Vergeet niet dat Hij er is, zelfs als alles verloren lijkt, en dat Hij zijn reddende handen naar ons zal uitstrekken. Stel u de vreugde voor die u krijgt als Hij zijn hand naar de uwe uitstrekt en zegt: ‘Ik zeg je, sta op.’ En dan zullen wij opstaan.