Digitaal thema-artikel
Geboden – een prachtig reservoir met verzoeken en zegeningen
Ik wilde alles doen wat de Heer van me verwacht, maar ik vroeg me af hoe ik alles in mijn drukke agenda kon passen.
Tijdens zijn aardse bediening riep de Heer mensen op om alles wat ze hadden op te geven en Hem te volgen (zie bijvoorbeeld Mattheüs 8:18–22; Markus 3:31–35; Markus 10:17–22).
Hoewel ons niet gevraagd wordt om onze vissersboot of al onze rijkdom op te geven, kunnen we Hem op twee manieren alles geven wat we hebben: door onze tijd en door gehoorzaamheid.1
Met alle bezigheden op onze dagelijkse takenlijsten kan het overweldigend lijken om alles te doen wat de Heer en zijn profeten van ons vragen. Bijvoorbeeld:
-
Zinvol, ongehaast bidden
-
Het Boek van Mormon dagelijks bestuderen
-
Elke week Kom dan en volg Mij bestuderen
-
Regelmatig de tempel bezoeken (indien redelijk bereikbaar)
-
Onze stamboom uitzoeken en uitbreiden, en plaatsvervangende verordeningen verrichten
-
Anderen over het evangelie vertellen
-
Bedieningswerk doen
-
Thuisavond houden
-
Een dagboek bijhouden
-
Dienen in roepingen, thuis en in de samenleving
-
Verzoeken van kerkleiders opvolgen om de Schriften op onderwerp te bestuderen (bijvoorbeeld president Nelsons verzoek om alle verzen te bestuderen over de Heiland2 of Gods priesterschapsmacht3)
-
En nog veel meer
Het kan haast onmogelijk lijken om dat allemaal te doen terwijl ook uw gezin, vrienden, het huishouden, uw werk, het schema van uw kinderen en andere interesses de nodige tijd en aandacht vragen. Ik had dat gevoel ook en soms maak ik me er nog steeds zorgen over. Maar door de ingevingen die ik jaren geleden kreeg, zie ik deze kwestie nu anders.
Ik bad eens hoe ik de Heiland beter kon volgen. Toen werd ik eraan herinnerd dat ik de genoemde dingen getrouwer zou kunnen doen. Hoewel ik sommige steevast deed, deed ik andere af en toe als ik tijd had.
Bij de inspiratie om te proberen ze allemaal consequenter te doen, moest ik aan twee profetische boodschappen denken:
-
1 Nephi 3:7: ‘Ik zal heengaan en de dingen doen die de Heer heeft geboden, want ik weet dat de Heer geen geboden aan de mensenkinderen geeft zonder een weg voor hen te bereiden, zodat zij kunnen volbrengen wat Hij hun gebiedt.’
-
President Henry B. Eyring, tweede raadgever in het Eerste Presidium, heeft in een algemene conferentie over het opschrijven van bewijzen van de hand van de Heer in het leven van zijn gezin gezegd: ‘Ik heb de afgelopen jaren elke dag een paar regels geschreven. Ik heb geen enkele dag overgeslagen, ongeacht hoe moe ik was of hoe vroeg ik de volgende dag moest beginnen.’4
Ik besloot op Nephi’s woorden te vertrouwen en te bedenken dat de Heer me geen gebod (of meerdere geboden) zou geven zonder mij te helpen alles na te leven. Ik werd ook geïnspireerd door president Eyrings trouw aan de aansporing om dagelijks een dagboek bij te houden, ook als hij daar eigenlijk te moe voor was. Ik wist: als hij met zijn drukke schema gehoorzaam kon blijven als hij moe was, dan kan ik dat ook.
Ik besloot meer geloof te oefenen in het vermogen van de Heer om me te helpen alles te doen wat Hij van mij vraagt. Ik bad tot mijn hemelse Vader en streefde ernaar om de Heer te raadplegen (zie Alma 37:37). Zo kwam ik te weten hoe vaak en hoeveel tijd ik aan elk verzoek en elk gebod moest besteden. Ik wist dat sommige makkelijk te volbrengen zouden zijn, omdat ze al deel uitmaakten van mijn dagelijkse discipelschap. Ik besefte ook dat ik bepaalde bezigheden, zoals familiegeschiedenis, misschien niet zo veel zou kunnen doen als andere mensen. Maar ik wist wel dat ik regelmatig iets kon doen. Ik vertrouwde in deze situaties ook op de belofte van president Russell M. Nelson: ‘De Heer houdt ervan als wij ons inspannen.’5 Ik wist ook dat Hij het muntje van de weduwe waardeert (zie Lukas 21:1–4), evenals alles wat ik kon geven. Tenslotte kunnen we allemaal op verschillende momenten in ons leven, of zelfs in elke dag of week, andere offergaven aanbieden.
Ik stelde met een gebed in mijn hart een plan op om de dingen te doen die ik niet zo regelmatig deed als ik zou kunnen. Vervolgens bad ik om goddelijke hulp en kracht om naar dat plan te handelen. Ik vertrouwde ook op de belofte van president Ezra Taft Benson (1899–1994), die deze raad gaf:
‘Wanneer wij God op de eerste plaats stellen, krijgt al het andere automatisch zijn juiste plaats of het verdwijnt uit ons leven. De roep om onze genegenheid, de aanspraken op onze tijd, de belangen die we nastreven en de volgorde van onze prioriteiten worden door onze liefde voor de Heer bepaald.
‘We moeten God boven alle anderen in ons leven stellen.’6
Ik besloot de Heer in mijn agenda, daden en hart prioriteit te geven, mijn metaforische ‘visnetten’ achter te laten en mijn leven meer aan Hem toe te wijden.
Hield dat in dat ik 24 uur per dag geestelijke dingen deed? Niet in de zin dat ik de hele dag in de Schriften las of aan mijn familiegeschiedenis werkte. Maar het betekende wel dat ik mijn hemelse Vader en Jezus Christus bewust uitnodigde om deel uit te maken van elk moment van mijn dag. Toen ik mijn hart zo tot Hen wendde, bedacht ik dat alle stoffelijke dingen ook geestelijk zijn (zie Leer en Verbonden 29:34–35) en dat de Heer bij al mijn arbeid mijn focus kan zijn (zie Alma 34:17–27). Ik moest me ook blijven richten op wat het belangrijkst is bij mijn streven om een doelbewuster discipel te worden.
Kleine veranderingen begonnen iets teweeg te brengen en leidden tot een pad van meer gehoorzaamheid. Als ik ’s ochtends een paar minuten op mijn telefoon zat, kon ik die tijd aan de Stamboom-app van FamilySearch besteden, in plaats van doelloos op sociale media te bladeren. Als ik ergens in de rij stond, kon ik even bellen, een berichtje sturen om een bekende op te beuren of met iemand een praatje maken.7 Ik sloot de dag af met mijn dagboek in plaats van amusement. Ik werd wakker met een betere focus en een dagschema om ondanks dagelijkse afleidingen prioriteit te geven aan mijn geestelijke studie. Ik volgde de raad van president Nelson op om ‘geregeld een afspraak met de Heer te maken om naar zijn heilige huis te gaan. Houd u daarna exact en blij aan die afspraak.’8 Ik werd me bewust van de momenten waarop ik vaak door goede dingen afgeleid werd, en probeerde die tijd in plaats daarvan voor de beste dingen te gebruiken.9
En weet u wat? Ik kon alles in mijn agenda passen en had nog tijd over om van andere dingen te genieten. De optelsom van mijn tijd leek de logica te tarten, maar ik wist dat dit een andere manier was waarop de Heer wonderen in ons leven verricht die wij niet kunnen verklaren.
Zuster Michelle D. Craig, tweede raadgeefster in het algemeen jongevrouwenpresidium, heeft gezegd: ‘U en ik kunnen al wat we hebben aan Christus geven en dan zal Hij ons werk verveelvoudigen. Wat u te bieden hebt, is meer dan genoeg, zelfs met al uw menselijke zwakheden en tekortkomingen, als u zich op Gods genade verlaat.’10 Ik heb gemerkt dat die belofte in mijn leven is (en wordt) vervuld. Mijn drukke agenda is eigenlijk minder stressvol nu ik ernaar streef om alles te doen wat de Heer van me vraagt. Ik heb gemerkt dat de geboden en verzoeken van de Heer veel meer rijkdom in mijn leven brengen dan wat dan ook.
Ik had niet verbaasd hoeven zijn over wat er gebeurde toen ik met hernieuwd geloof handelde en de wonderen meemaakte die het mogelijk maakten om alles te doen wat de Heer vraagt. Toch ben ik nog steeds onder de indruk van de hulp die mijn hemelse Vader en Jezus Christus me hebben gegeven om te volbrengen wat voorheen met mijn drukke agenda onmogelijk leek (zie Lukas 1:37). De Heer heeft zeker een weg voor mij bereid zodat ik kan volbrengen wat Hij mij gebiedt. Maar de toegenomen vreugde en voldoening had ik niet aan zien komen. Ik begon te beseffen dat deze inspanningen eigenlijk meer gaan om wie ik word dan alleen om wat ik doe.11 Door dat worden ging ik inzien dat mijn hart nader tot mijn hemelse Vader en Jezus Christus kwam, waardoor ik meer op Hen ging lijken.
Ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft eens gezegd: ‘Soms raken mensen in de war, omdat ze denken dat de geboden beperkingen zijn, die het leven ingewikkelder maken en de kans op een gelukkig en prettig leven verminderen. De geboden beschermen ons echter en leiden ons naar het geluk. Ze zijn er niet om ons te beperken, maar om ons in dit leven en in het hiernamaals te laten slagen, om ons te geven wat wij echt verlangen en wat onze liefhebbende hemelse Vader met ons voor heeft.
[…] ‘Dus […] klaag alsjeblieft niet over de geboden. Zeg niet: “Ik wil er geen meer”, maar zeg liever: “Ja, ik wil er meer. Ik wil vooruitgang maken. Ik wil gelukkig zijn. Ik wil zoals mijn hemelse Vader zijn. En de geboden laten me zien hoe dat moet. Door de geboden bevind ik me op het juiste pad.”’12
Als ik trouw mijn best doe om elke profetisch verzoek op te volgen, helpt dat me om het verbondspad beter te bewandelen en meer op mijn Heiland te gaan lijken. Hij geeft ons het volmaakte voorbeeld van gehoorzaamheid aan alles wat de Vader van Hem vraagt. Ik ben gaandeweg gaan beseffen: als ik prioriteit geef aan deze geboden en profetische verzoeken, gaat het niet om het afvinken van een takenlijstje, maar om een levenswijze waardoor ik kan groeien. Ik zie ze als kansen om mijn tempelverbonden na te komen door mijn hart en mijn agenda aan de Heer toe te wijden, als teken van mijn liefde voor Hem en mijn verlangen om meer op Hem te lijken. Bij mijn streven om die verbonden na te komen, heb ik steeds de kracht ontvangen om alles te doen wat God van mij verlangt.13
Ik zie elk verzoek van God nu als een reservoir van vreugde en zegeningen die we ontvangen als we er voor kiezen om erin te stappen. Onze hemelse Vader wil ons zoveel meer zegenen dan wij kunnen begrijpen. Hij voorziet ons van geboden waardoor we die zegeningen door gehoorzaamheid kunnen ontvangen (zie Leer en Verbonden 130:20–21). We hoeven alleen maar te vertrouwen op Hem en zijn vermogen om ons te helpen al zijn geboden te onderhouden. Als we ons hart, onze handen en onze tijd aan Hem geven, gaan we merken dat Hij wonderen in ons leven verricht.