Fietsen en beloften
‘Mama, volgens mij is dat jongetje van zijn fiets gevallen!’ zei Annie. Er zat een klein jongetje op een stoeprand vlak bij hen. Zijn fiets lag op de grond en hij was aan het huilen. Een oudere jongen zat bij hem.
‘Heb je je pijn gedaan?’ vroeg Annie toen zij en haar moeder dichterbij kwamen.
‘Mijn broertje is gevallen en heeft zijn knie pijn gedaan’, zei de oudere jongen. ‘Ik moet hem naar huis brengen. Maar ik kan niet allebei de fietsen meenemen en hem ook helpen met lopen.’
‘Wij kunnen wel helpen!’ zei Annie.
Mama knikte. ‘We kunnen jullie helpen om thuis te komen.’
Het kleine jongetje droogde zijn tranen. Zijn broer hielp hem opstaan. Mama en Annie namen de fietsen mee. Ze liepen langzaam de straat uit.
Ze waren al snel bij het huis van de jongens. Een vrouw kwam met haar handen in haar zij naar buiten. ‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg ze.
‘Uw zoon is van zijn fiets gevallen en heeft zijn knie bezeerd’, zei mama. ‘We liepen toevallig langs. Dus we stopten om hem te helpen.’
De vrouw keek ze aan. Maar ze zei niets. Ze nam het kleine jongetje bij de hand. ‘Kom mee naar binnen. Ik zal je knie schoonmaken. Jason, zet de fietsen in de garage.’
De oudere jongen bracht de fietsen weg. De vrouw deed de deur dicht.
Mama en Annie liepen terug naar huis.
Annie fronste haar wenkbrauwen. ‘Ze hebben ons niet eens bedankt!’
‘Nee, dat klopt’, zei mama. ‘Maar helpen we mensen alleen maar zodat ze ons zullen bedanken?’
Annie dacht even na. ‘Nee. We helpen ze omdat ze onze hulp nodig hebben. Toen ik gedoopt werd, heb ik beloofd dat ik anderen zou helpen.’
‘Inderdaad’, zei mama. ‘Dat beloven we allemaal.’
Annie dacht verder na. ‘De mensen bedankten Jezus ook niet altijd voor alle goede dingen die Hij deed. Maar dat hield Hem niet tegen. Dus ik laat mij er ook niet door tegenhouden.’
‘En onthoud dat onze hemelse Vader ook blij is wanneer we helpen’, zei mama.
Annie glimlachte. ‘Dat is voor mij genoeg.’