Pioniers in elk land
Harriet en de zendelingen
Zou ze papa ooit nog terugzien?
Harriet staarde naar de foto van papa aan de muur. Hij was acht maanden geleden overleden. Ze vroeg zich af of ze hem ooit nog zou terugzien. Ze miste hem heel erg.
Klop, klop, klop.
Harriet deed de deur van hun kleine appartement open. Er stonden twee jonge mannen voor de deur.
‘Guten Tag! Hallo! Wij zijn zendelingen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. We willen jullie graag over Jezus Christus vertellen.’
Harriet glimlachte. Door iets wat ze zeiden, voelde ze zich goed vanbinnen. ‘Ik zal het aan Mutti (mama) vragen.’
Harriet ging naar Mutti. ‘Er staan zendelingen voor de deur’, zei ze. ‘Ze willen over Jezus praten.’
Mutti fronste. ‘Zeg maar dat we geen tijd hebben.’
‘Maar ze lijken zo aardig’, zei Harriet. ‘Het duurt vast niet lang.’
Mutti keek naar de klok. ‘Goed. Een paar minuten dan.’
De zendelingen kwamen binnen en spraken met Mutti, Harriet en Harriets zus, Carmen. Ze spraken over Jezus en over das Buch Mormon, het Boek van Mormon. Toen gaven ze hun een exemplaar om te lezen.
‘Een paar bladzijden kunnen we wel lezen’, zei Mutti terwijl ze het boek opensloeg. De dagen daarna bleef Mutti er maar in lezen. Soms las ze Harriet en Carmen een stukje voor.
Ik wou dat papa dit kon lezen. Hij zou het fantastisch vinden, dacht Harriet.
Toen de zendelingen terugkwamen, praatten ze over Gods plan. ‘We woonden vóór onze geboorte bij God. We zijn op aarde om te leren en meer op Hem te gaan lijken. Na onze dood kunnen we weer bij Hem zijn.’
En papa dan? vroeg Harriet zich af.
Een van de zendelingen keek naar Harriet. ‘Omdat Jezus gestorven en opgestaan is, kunnen wij als gezin voor altijd samen zijn. Zelfs met onze familieleden die dood zijn.’
Harriet kreeg hoop. Ze kon papa terugzien! Mutti glimlachte ook breed – voor het eerst in lange tijd.
De zendelingen bleven Harriet, Mutti en Carmen onderwijzen. Ze gingen naar de kerk. Harriet sloot er vriendschap met een leuke jongen die Dieter heette.
Het leek nu wel of thuis de zon in elke kamer scheen. Al gauw besloten ze zich te laten dopen.
De avond voor hun doop knielden Harriet, Mutti en Carmen om te bidden. ‘Hemelse Vader,’ zei Harriet, ‘we zijn heel dankbaar voor de zendelingen, het evangelie en ons gezin. We willen ons dolgraag laten dopen.’
Harriet deed haar ogen open, keek naar de foto van papa en glimlachte. Ze stond te popelen om hem op een dag weer te zien.