De videovraag
Josué had antwoorden nodig, maar aan wie kon hij zijn vragen stellen?
Josué liep het internetcafé binnen. De ruimte stond vol computers en de piepjes en knallen van computerspelletjes vlogen hem om de oren. Hij had thuis geen computer, dus hij kwam altijd hier om er eentje te gebruiken. Hij kon niet wachten om wat leuke video’s te bekijken!
Zijn vriend Carlos kwam na hem binnen. Josué gaf de eigenaar wat geld. Toen vonden Carlos en hij een computer die ze konden gebruiken.
Eerst zocht Josué een grappige video op waarover een schoolvriend hem had verteld. Toen koos Carlos een video om te bekijken. Ze kozen er steeds om de beurt eentje.
‘Kijk, deze gaat over de kerk’, zei Josué. Hij klikte op de video en begon te kijken.
De man in de video zei verwarrende dingen over de kerk. Hij zei dat de kerk niet waar was. Door de video kreeg Josué een gevoel alsof zijn buik werd samengeknepen.
‘Denk je dat wat die man zei waar is?’ vroeg Josué toen de video afgelopen was.
Carlos schudde zijn hoofd. ‘Denk jij dat wat hij zei waar is?’
Josué fronste. Hij had gebeden om te weten dat de kerk waar was en had er een goed gevoel over gehad. Hij voelde zich altijd rustig als hij naar de kerk ging of in de Schriften las. Maar hij wist niet wat hij moest denken van wat hij in de video had gehoord.
Die avond lag Josué in zijn bed te woelen. Hij kon niet slapen! Er gingen zoveel vragen door zijn hoofd. Maar aan wie kon hij zijn vragen stellen? Papá was geen lid van de kerk en Mamá had het te druk met werk. Er was niemand om mee te praten.
De volgende dag op school had Carlos een grote glimlach op zijn gezicht. ‘Ik vroeg mijn vader waar de man in de video het over had. Hij heeft al mijn vragen beantwoord.’
Josué keek op. ‘Echt waar? Denk je dat ik er ook met je vader over zou kunnen praten?’
‘Ja hoor! Kom na school maar naar mijn huis, dan kunnen we met mijn vader praten.’
De rest van de schooldag ging langzaam voorbij. Josué zat te wiebelen op zijn stoel. Hij kon zich moeilijk concentreren. Alle vragen die in hem opborrelden, zouden beantwoord kunnen worden!
Na school ging broeder Zavala, de vader van Carlos, bij Josué en Carlos zitten. Ze praatten lang over de video. Broeder Zavala had antwoorden op alle vragen van Josué!
‘Ik was bang dat u de antwoorden op mijn vragen niet zou weten’, zei Josué.
‘Zelfs als dat zo was, heeft onze hemelse Vader altijd antwoorden’, zei broeder Zavala.
‘Maar als ik bid om iets te weten, krijg ik alleen een gevoel. Ik krijg niet echt een antwoord’, zei Josué.
‘Soms is een gevoel ons antwoord’, zei broeder Zavala. ‘We kunnen de Schriften altijd blijven onderzoeken en om begrip bidden. Antwoorden komen misschien niet meteen, maar dat is niet erg. Onze hemelse Vader weet alles wat wij niet weten. En de Heilige Geest kan ons gemoedsrust geven.’
De rest van de dag dacht Josué na over wat broeder Zavala gezegd had. Die avond knielde hij neer om te bidden. ‘Hemelse Vader’, zei hij, ‘is wat broeder Zavala zei waar? Ik wil niet in de war zijn.’
Josué voelde zich rustig en blij. Hij was dankbaar dat hij vragen kon blijven stellen. En hij was blij dat zijn hemelse Vader hem het antwoord had gegeven dat hij nodig had.