Bekoelde liefde…en hoe je die weer kunt opwarmen
De sleutel tot het repareren van mijn huwelijk was te leren om mijn man zo te zien als de Heiland hem zag.
Het is volgens de wereld zo makkelijk om verliefd te worden. Helaas kan liefde ook makkelijk bekoelen. Maar opnieuw verliefd worden als de liefde is bekoeld, is moeilijk. Mensen worden niet zomaar weer verliefd; ze besluiten om de bekoelde liefde weer op te warmen. Dat kan lang duren en moeilijk zijn, maar het is de moeite beslist waard. Dat weet ik uit ervaring.
‘Hemelse Vader, ik weet niet wat ik moet doen!’ Ik was het huis uit gestormd na een bijzonder nare ruzie met mijn man. Het was november en ik had het erg koud. Ik was zonder schoenen en jas weg gegaan, maar ik was zo van streek dat ik dat nauwelijks merkte. Er was geen sprake van lichamelijke mishandeling in ons huwelijk, maar het leek wel of we constant ruziemaakten — of in elk geval als hij thuis was, wat niet zo vaak was. Hij bleef bijna dagelijks lang op zijn werk en leek de rest van zijn tijd op de golfbaan door te brengen. Ik kon het hem niet kwalijk nemen. Hij vond het thuis net zo naar als ik. Dus daar was ik dan, in de kou, met alleen maar een dun T-shirt en een spijkerbroek aan, mijn hart vol ellende uitstortend voor mijn hemelse Vader. Tijdens het bidden besefte ik dat ik niet meer van mijn man hield. Ik vond hem niet eens erg aardig.
Het leek me dat ik twee keuzes had. Ik kon hem verlaten en een scheiding aanvragen, of ik kon blijven en me ellendig voelen. Geen van beide leek erg aantrekkelijk. Als ik hem verliet, zou mijn huwelijk mislukken en zou ik mijn hoop op een eeuwig gezin moeten opgeven. Ik zou mijn kinderen ook laten lijden door mijn beslissing, en zij zouden hun kinderjaren in een eenoudergezin doorbrengen.
Maar als ik bleef, zou ik het feit negeren dat we er toch niets van terecht brachten. Ik zou dan ook geen eeuwig gezin hebben, want we waren beslist niet op weg naar het celestiale koninkrijk. Ik zou mijn kinderen dwingen om tot een ongelukkig gezin te behoren omdat mama en papa elkaar niet mochten en elkaar nauwelijks aan konden kijken zonder ergens aanstoot aan te nemen.
‘Hemelse Vader, geen van die keuzes is goed’, bad ik. ‘Zeg me alstublieft wat ik moet doen.’
En toen bedacht ik iets nieuws. De juiste keuze was de mogelijkheid die ik had genegeerd. Ik kon blijven en Mark (naam is gewijzigd) liefhebben en gelukkig zijn. Dat leek een veel betere keus. Hoewel ik geen idee had hoe ik dat moest doen, kreeg ik door de gedachte aan een gelukkig gezin het gevoel dat ik kon omkeren en naar huis gaan.
In de daaropvolgende weken probeerde ik weer liefde op te vatten voor Mark, maar ik raakte alleen maar gefrustreerd. Hoe hard ik ook mijn best deed, het leek altijd mis te gaan. Ik probeerde aardiger voor hem te zijn. Maar als ik een uitgebreid menu klaarmaakte waarvan ik wist dat hij het lekker vond, kwam hij laat thuis. Als ik hem kleine attenties bewees waarvan ik meende dat ze liefdeblijken waren, merkte hij dat niet, waardoor ik nog meer van streek raakte. Ondanks al mijn moeite onderging hij niet de wonderbaarlijke verandering waarop ik hoopte. Na drie weken was ik meer geneigd om het op te geven dan ooit tevoren.
Ik wendde me weer in gebed tot mijn hemelse Vader. Ik schaam me om te zeggen dat het niet een erg nederig gebed was. ‘Het werkt niet’, vertelde ik Hem. ‘Mark is een te grote rotzak. Ik kan niet van hem houden als hij niet bereid is me een beetje tegemoet te komen. Ik heb het geprobeerd en het werkte niet.
‘Kunt U me niet helpen?’ vroeg ik. ‘Kunt U hem niet wat aardiger maken? Kunt U hem alstublieft veranderen?’
Bijna meteen kreeg ik deze sterke ingeving: ‘Verander jezelf .’
‘Ik ben niet het probleem’, dacht ik. Daar was ik van overtuigd. Ik begon alle verschrikkelijke eigenschappen van Mark te bedenken die ik beslist niet over het hoofd kon zien, en die beslist het probleem waren.
Maar door mijn verdrietige gedachten heen dacht ik: ‘Verander jezelf.’
‘Oké’, bad ik — nu wat nederiger. ‘Dat is goed, alleen weet ik niet hoe. Wil mij alstublieft leiden. Zeg me alstublieft wat ik moet doen.’
Ik bad dagelijks tot de Heer en smeekte Hem om mij te leiden. Ik knielde lang neer in gebed en vertelde Hem hoe belangrijk het was, in een poging om Hem te overtuigen mij te helpen, maar het leek wel of ik geen antwoord kreeg.
Uiteindelijk kwam ik tot inzicht dankzij onze leerkracht in de klas Evangelieleer. In de les lazen we Moroni 7:47–48: ‘Maar naastenliefde is de reine liefde van Christus (…). Daarom, mijn geliefde broederen, bidt tot de Vader met alle kracht van uw hart, dat gij met deze liefde moogt worden vervuld, die Hij op allen, die oprechte volgelingen zijn van zijn Zoon, Jezus Christus, heeft uitgestort.’
We bespraken wat naastenliefde is. Het is de liefde die Jezus Christus voor ieder van ons heeft. Ik kwam erachter dat de Heiland het goede in ieder van ons kent. Hij kan in ieder iets vinden dat de moeite waard is om lief te hebben.
De leerkracht verwees ons weer naar de tekst. ‘In vers 48 staat dat naastenliefde een gave van de Vader aan u is. Naastenliefde is niet iets dat u zelf kunt ontwikkelen. Het moet u gegeven worden. Misschien hebt u een buurman die u kwaad maakt of iemand die u niet mag. Wat is het probleem? Het probleem is dat u geen naastenliefde hebt, de reine liefde van Christus, voor hem of haar. Hoe krijgt u die? U moet “bid[den] tot de Vader met alle kracht van uw hart” en Hem vragen om u naastenliefde voor die persoon te geven. U moet vragen om die persoon met de ogen van de Heiland te mogen zien, zodat u in staat bent om hem of haar als een goed mens te zien die u lief kunt hebben.’
Dat was mijn antwoord. Als ik Mark met de ogen van de Heiland kon zien, kon ik niet anders dan hem liefhebben. Het leek zo makkelijk, veel makkelijker dan alles wat ik tot nu toe had geprobeerd. Ik zou gewoon om naastenliefde vragen, God zou me die geven, en dat zou mijn probleem oplossen. Maar ik had moeten weten dat mijn hemelse Vader zou eisen dat ik zelf op zijn minst ook wat moeite deed.
Die avond knielde ik in gebed neer en vroeg om naastenliefde voor mijn man. Ik vroeg of ik iets mocht voelen van de liefde die Jezus Christus voor Mark had, om het goede in hem te zien dat Hij kon zien. En toen kreeg ik sterk het gevoel dat ik al goede kanten van Mark moest kennen en dat ik die moest benoemen. Ik dacht lang na. Ik had me al heel lang niet op de goede dingen geconcentreerd. Uiteindelijk zei ik: ‘Hij zag er vandaag goed uit.’ Maar ik had het gevoel dat ik meer moest zeggen: ‘Hij zet het vuilnis buiten als ik dat vraag.’ Nog een: ‘Hij werkt hard.’ Nog een: ‘Hij gaat leuk met de kinderen om.’ Nog een? Ik kon er geen meer bedenken.
De volgende avond vroeg ik voor het slapengaan om naastenliefde en kreeg weer het gevoel dat ik goede dingen over Mark moest zeggen. Dat was echt moeilijk. Ik was niet gewend om me op de positieve dingen te concentreren. Ik was gewend om al zijn fouten in kaart te brengen, zodat ik ze kon corrigeren.
Ik besefte al gauw dat ik een tijd lang elke avond goede dingen over hem zou moeten zeggen, en kwam tot de conclusie dat het veel makkelijker zou zijn om er overdag op te letten. De volgende dag lette ik goed op en bedacht ik tien van zijn goede kanten: een nieuw record! Dat werd mijn doel: tien goede kanten bedenken voordat ik naar bed ging. Op goede dagen was dat makkelijk. Op slechte dagen waren de laatste drie dingen zoals ‘Zijn haar zat goed’ of ‘Hij had een leuke spijkerbroek aan’. Maar ik deed het elke avond.
Na een tijdje dwong ik mezelf om elke keer tien positieve dingen te noemen als ik een negatieve gedachte had. Vanwege die verhouding, stond ik mezelf niet vaak meer toe om aandacht aan Marks fouten te besteden.
Langzaam begon er iets geweldigs te gebeuren. Allereerst begon ik te beseffen dat Mark helemaal niet zo’n grote rotzak was als ik dacht. Hij had veel goede eigenschappen die ik over het hoofd had gezien, of was vergeten. Bovendien begon Mark, nu ik niet meer op hem vitte, veel slechte gewoonten waarover ik hem zo lang had belaagd te verbeteren. Zo gauw ik niet meer meende dat ik verantwoordelijk was voor zijn gedrag, begon hij daar zelf verantwoordelijkheid voor te nemen. Ik genoot van de tijd die ik met Mark doorbracht, en dat werd meer tijd omdat hij ophield zo lang te werken.
We waren al zo ver gekomen, maar er was nog één probleem: ik voelde geen liefde voor Mark. Het was er gewoon niet. Ik verlangde naar dat gevoel van verbondenheid, het gevoel dat we bij elkaar hoorden. Ik had nu vijf maanden lang elke dag gebeden dat ik de liefde mocht voelen die Christus voor hem had. Ik smeekte God zelfs nog meer om mij liefde voor Mark te geven. ‘Ik ben blij met onze vooruitgang’, zei ik Hem. ‘Ons gezin is veel sterker dan ooit tevoren. Als dit het beste is wat ik kan krijgen, ben ik tevreden. Maar als ik Mark maar kan liefhebben, al is het maar een beetje, dan zou dat de fijnste zegening zijn die ik ooit kon krijgen.’
Ik herinner me levendig op welk moment die zegening werd verleend. We waren op een avond bij mijn ouders thuis spelletjes aan het doen. Ik keek over de tafel naar Mark en plotseling, als een donderslag bij heldere hemel, werd ik geraakt door het sterkste, krachtigste, meest intense gevoel van liefde dat ik ooit heb gehad — het was bijna alsof ik fysiek een klap kreeg. Ik kreeg tranen in mijn ogen, en ik was onder de indruk van de hevigheid van mijn gevoelens. Daar zat mijn eeuwige metgezel tegenover me, en ik had hem meer lief dan ik kon zeggen. Zijn eeuwige waarde was mij zo duidelijk dat ik niet kon geloven dat ik die over het hoofd had gezien. In zekere mate voelde ik wat de Heiland voor mijn Mark voelde, en het was prachtig.
Er zijn enkele jaren voorbijgegaan sinds die bijzondere avond, en door de herinnering eraan krijg ik nog steeds tranen in mijn ogen. Het is beangstigend om te bedenken dat ik die ervaring bijna opgaf en misliep.
Mijn huwelijk is nu erg goed — niet volmaakt, maar erg, erg goed. Ik weiger om mijn liefde nog eens door mijn vingers te laten glippen. Ik doe dagelijks bewust moeite om mijn liefde voor Mark te koesteren. En ik ben mijn liefhebbende hemelse Vader erg dankbaar dat Hij me heeft geholpen om mezelf te veranderen.