2005
Blijf op de juiste koers
Januari 2005


BOODSCHAP VAN HET EERSTE PRESIDIUM

Blijf op de juiste koers

De tijd waar onze voorouders van gesproken hebben, is de tijd waarin wij nu leven — het begin van de 21ste eeuw. Dit is een tijd waarin profetieën vervuld worden. En u en ik zijn dankbaar dat wij deel uitmaken van dit opwindende, wonderbare werk dat zoveel mensen in zo veel delen van de wereld voorgoed beïnvloedt.

Die groei is geen overwinning van de mens; het is een manifestatie van de macht Gods. Ik hoop dat we er nooit hoogmoedig of pochend over spreken. Ik bid dat we altijd ootmoedig en dankbaar blijven.

De vruchten van het eerste visioen

Dit werk ving op een lentemorgen in het jaar 1820 aan met een opmerkelijke gebeurtenis, toen de Vader en de Zoon aan de jonge Joseph Smith verschenen. Al het goede dat we tegenwoordig in de kerk zien, is een vrucht van dat opmerkelijke bezoek. Het getuigenis van die gebeurtenis heeft het hart geraakt van miljoenen mensen in vele landen. Ik voeg daar mijn door de Geest ontvangen getuigenis aan toe dat de beschrijving die de profeet van die geweldige gebeurtenis heeft gegeven, waar is: dat God, de eeuwige Vader, en de herrezen Heer Jezus Christus tijdens die gebeurtenis met hem gesproken hebben, net zo werkelijk en persoonlijk als hij beschreven heeft. Ik verhef mijn stem als getuigenis dat Joseph een profeet was en dat het werk dat mede door hem is voortgebracht, het werk van God is.

Ik ben een samenvatting van Joseph Smiths werk gaan waarderen die een van zijn medewerkers gegeven heeft, met een uitspraak over onze plicht om dat werk voort te zetten. Die prachtige, poëtische woorden zijn in 1845, minder dan een jaar na de dood van Joseph, geschreven door ouderling Parley P. Pratt van het Quorum der Twaalf Apostelen:

‘Hij heeft het koninkrijk van God georganiseerd — wij zullen het rijk uitbreiden.

‘Hij heeft de volheid van het evangelie hersteld — wij zullen het wijd verbreiden. (…)

‘Hij heeft een heerlijke nieuwe dag doen gloren — wij zullen hem tot het toppunt van zijn grootsheid brengen.

‘Hij was als “de kleinste”, maar werd machtig. Wij zijn als de kleinste, maar zullen een sterk volk worden.

‘Kortom, hij hieuw de steen uit (…); wij zullen er een grote berg van maken en er de aarde mee vervullen.’1

Wij zien die droom uitkomen. Ik hoop dat wij trouw zullen zijn aan onze heilige opdracht om het koninkrijk op te bouwen. Onze pogingen daartoe zullen gepaard gaan met verdriet en tegenslagen. We mogen tegenwerking verwachten, zowel hardnekkige als geraffineerde tegenwerking.

Onze beste verdediging

Naarmate het werk voortgaat, mogen we verwachten dat de tegenwerking door de tegenstander eveneens toeneemt. Aanval is de beste verdediging, en onze aanval is de stille trouw aan de leringen die ons zijn gegeven via hen die wij als profeten van God hebben gesteund.

De profeet Joseph Smith heeft ons gezegd wat we moeten doen in onze huidige situatie: ‘Predik in alle zachtmoedigheid en ernst Jezus Christus, de gekruisigde; niet om met anderen te twisten over hun geloof, organisatie of godsdienst, maar blijf op de juiste koers. Dit heb ik op gebod gezegd; en allen die zich er niet aan houden, zullen vervolging op zich laden, terwijl zij die zich er wél aan houden altijd vervuld zullen zijn met de Heilige Geest; dat heb ik als profetie uitgesproken.’2

Ik wil enkele woorden uit die uitspraak nemen als thema voor ons, leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in deze tijd.

Ik bid dat de Heer ons zal inspireren om de wijsheid te begrijpen in deze raad van de profeet: twist niet met anderen, maar blijf op de juiste koers.

Op de juiste koers blijven

Wij leven in een tijd van verschuivende waarden, veranderende normen, van vluchtige programma’s die opbloeien in de ochtend en afsterven in de avond. Wij zien dat bij de overheid, in de openbare en individuele zeden, bij de mensen thuis, in de kerken, en zelfs onder enkele van onze eigen leden die door de bedrieglijke redeneringen van de mens zijn weggeleid.

Overal lijken de mensen in het duister te tasten. Enerzijds verwerpen ze de tradities die eens de kracht van onze samenleving waren; anderzijds hebben ze echter geen aanknopingspunt om een nieuw begin te maken.

Ik herinner me de morele kracht die een Japanse overheidsfunctionaris voorstond die een spreekbeurt had bij de inwijding van het paviljoen van de kerk op de wereldtentoonstelling van 1970 in Japan. Hij complimenteerde de kerk hartelijk met haar deelname aan de tentoonstelling en betreurde de afnemende invloed van godsdienst bij zijn eigen volk, met het daaruit voortvloeiende verval van normen en idealen.

Dat lijkt overal zo te zijn. Enige tijd geleden las ik een stimulerend artikel van Barbara W. Tuchman, historica en winnaar van de Pulitzerprijs. Zij zei: ‘Wat leiders betreft hebben we een overvloed — honderden rattenvangers van Hameln (…) — klaar en begerig om het volk te leiden. Zij rennen rond om zoveel mogelijk tot een consensus te komen en zo breed mogelijk geaccepteerd te worden. Maar wat zij niet doen, en dat is heel duidelijk, is ergens bij stilstaan en zeggen: “ Dit is wat ik geloof. Dit zal ik doen, en dat zal ik niet doen. Dit is mijn gedragscode en dat valt erbuiten. Dit is uitstekend en dat is rotzooi.” Men doet afstand van moreel leiderschap in de zin dat men over het algemeen niet bereid is om normen te formuleren.

‘Van alle ziekten waaraan onze arme (…) samenleving ten prooi valt, is naar mijn mening het gebrek aan normen de voornaamste waar zoveel ongemak en verwarring uit voortvloeit. Wij zijn te onzeker van onszelf om ze zo nodig te verdedigen, om achter ze te staan, om ze — als wij leiddinggevende functies uitoefenen — op te leggen. Wij lijken behept met een wijdverbreide en uithollende schroom om enig standpunt in te nemen inzake waarden, hetzij morele, gedragsmatige of esthetische waarden.’3

Maar ook al wankelen de normen over het algemeen, wij in de kerk hebben geen verontschuldiging als we op diezelfde wijze afdrijven. We hebben normen die zeker, beproefd en doelmatig zijn. Voor zover we ons eraan houden, maken we vooruitgang. Voor zover we ze verwaarlozen, worden we gehinderd in onze vooruitgang en beschamen we het werk van de Heer. Die normen zijn van Hem afkomstig. Sommige lijken in onze samenleving misschien een beetje uit de tijd, maar dat doet niets af aan het feit dat ze geldig zijn en dat het goed is om ze toe te passen. De subtiele redeneringen van de mens, hoe slim die ook zijn, hoe plausibel ze ook klinken, kunnen niets afdoen van de wijsheid van God.

Ik heb Hans Kindt, de wijze patriarch van de ring Milwaukee-Noord (Wisconsin), eens horen zeggen: ‘God is geen celestiaal politicus die onze stem vraagt. Nee, wij moeten God zoeken en Hem gehoorzamen.’

Het bevredigende daaraan is dat gehoorzaamheid geluk teweegbrengt. Het brengt gemoedsrust en groei teweeg voor het individu, en zijn of haar goede voorbeeld kweekt respect voor de organisatie waartoe hij of zij behoort.

Twisten onnodig

Mensen om ons heen hoeven zich niet aan ons te storen als we ons aan die door God gegeven normen houden. We hoeven niet met hen te twisten. Integendeel, als we de juiste koers aanhouden, wordt ons voorbeeld zelf juist het doeltreffendste argument ter verdediging van onze zaak.

De Heer heeft ons raad en geboden gegeven aangaande zoveel zaken dat geen enkel lid van deze kerk ooit hoeft te twijfelen wat hij moet doen. Hij heeft richtlijnen gegeven voor onze deugdzaamheid, omgang met onze naasten, gehoorzaamheid aan de wet, trouw aan de overheid, heilig houden van de sabbat, matigheid, onthouden van alcohol en tabak, betalen van tiende en andere gaven, zorgen voor de armen, stichten van een gezin, verbreiden van het evangelie — om er maar een paar te noemen.

We hoeven over geen van die richtlijnen te twisten of te debatteren. Als we de juiste koers aanhouden bij de dagelijkse toepassing van onze godsdienst, doen we de zaak meer goed dan op enige andere wijze.

Sommigen zullen ons misschien proberen te verleiden om van onze koers af te wijken. Sommigen zullen ons misschien proberen weg te lokken. Misschien spreekt men geringschattend over ons. Misschien kleineert men ons. Misschien vaart men tegen ons uit. Misschien maakt men ons voor het oog van de wereld belachelijk.

Zowel in de kerk als erbuiten zijn er mensen die willen dat wij ons standpunt in bepaalde kwesties wijzigen, alsof het aan ons is om gezag op ons te nemen dat God alleen toebehoort.

Wij willen niet met anderen twisten. Wij verkondigen het evangelie van vrede. Maar wij kunnen het woord van de Heer dat tot ons is gekomen door mannen die wij als profeet gesteund hebben, niet verloochenen. Wij moeten er achter staan en, naar de aanbeveling van Barbara Tuchman, zeggen: ‘ Dit is wat ik geloof. Dit zal ik doen, en dat zal ik niet doen. Dit is mijn gedragscode, en dat valt erbuiten.’

Soms zijn we misschien ontmoedigd of diep bezorgd. Ieder van ons komt voor beslissende keuzes te staan. Zo is het altijd geweest.

Voorbeelden van pioniers

Elke man en vrouw in de kerk weet wel iets van de prijs die onze voorouders hebben betaald voor hun geloof. Daar moest ik aan denken toen ik het verhaal van Mary Goble Pay, overgrootmoeder van mijn vrouw, las. Ik wil graag iets uit dat verhaal van een dertienjarig meisje aanhalen. Ze vertelt over haar kinderjaren in Brighton, die prachtige stad aan de Engelse zuidkust, waar de zacht glooiende, groene heuvels van Sussex aflopen naar de zee.

Daar liet haar ouderlijk gezin zich dopen. Hun bekering was het natuurlijke gevolg van de influistering van de Geest dat het waar was. Maar ze hadden kritische familieleden en buren en zelfs benden om hen te bespotten en anderen tegen hen op te zetten. Er was moed voor nodig, die zeldzame eigenschap die morele moed heet, om pal te staan, zich te laten dopen, en zich als mormoon te presenteren.

De familie reisde naar Liverpool, waar ze zich met zo’n negenhonderd anderen inscheepten in het schip de Horizon .

Toen de wind in de zeilen kwam, zeiden ze met een afscheidslied hun vaderland vaarwel. Na zes weken op zee — voor een afstand die we tegenwoordig met een straalvliegtuig in zes uur afleggen — gingen ze in Boston aan land en reisden per stoomtrein naar Iowa City om benodigdheden voor de rest van de reis te kopen.

Ze kochten twee koppels trekdieren, een koppel koeien, een wagen en een tent. Ze werden ingedeeld bij een van de handkargroepen, die ze terzijde moesten staan.

Daar, in Iowa City, vond ook hun eerste drama plaats. Hun jongste kind, dat nog geen twee jaar was, bezweek aan de ontberingen, overleed, en werd begraven in een graf dat geen enkel lid van de familie ooit meer heeft bezocht.

Ik haal nu enkele woorden van dit dertienjarige meisje aan:

‘We reisden [25 tot 40 kilometer] per dag (…) tot we bij de Platte kwamen. (…) Die dag haalden we de handkargroepen in. We zagen hen de rivier oversteken. Er dreven grote ijsschotsen in de rivier. Het was bitter koud. (…) We gingen terug naar het kamp en baden, [waarna we] ‘Komt, heil’gen, komt, geen werk noch strijd gevreesd’ zongen. Ik vroeg me af waarom mijn moeder [die avond] huilde. (…) De volgende ochtend werd mijn kleine zusje geboren. Het was 23 september. We noemden haar Edith. Ze leefde anderhalve maand en stierf toen. (…) [Ze] werd bij de laatste oversteekplaats van [de] Sweeetwater begraven.

‘[We kregen met hevige sneeuwval te maken. Ik verdwaalde in de sneeuw.] Mijn voeten en benen waren bevroren. [De mannen] wreven me in met sneeuw. Ze deden mijn voeten in een emmer water. Ik had vreselijk veel pijn. (…)

‘Toen we bij Devils Gate aankwamen, was het bitter koud. We lieten daar veel van onze spullen achter. (…) Mijn broer James (…) was zo gezond als altijd toen hij [die avond] naar bed ging. ’s Morgens was hij dood. (…)

‘Mijn voeten waren bevroren[;] mijn broer Edwin en mijn zus Caroline hadden ook bevroren voeten. Er was alleen maar sneeuw, [overal sneeuw en de bitter koude Wyoming-wind]. We konden de haringen van onze tenten niet inslaan. (…) We wisten niet wat er met ons zou gebeuren. [En toen] kwam op een avond een man naar ons kamp en zei (…) dat Brigham Young mannen en wagens had gestuurd om ons te helpen (…). We zongen liederen, sommigen dansten, en sommigen huilden. (…)

‘Mijn moeder was nooit meer beter geworden. (…) Ze stierf tussen de kleine en de grote bergen. (…) Ze was 43 jaar. (…)

‘We arriveerden op 11 december 1856 om negen uur ’s avonds in Salt Lake City. Drie van de vier levenden waren bevroren. Mijn moeder lag dood in de wagen. (…)

‘De volgende ochtend vroeg (…) kwam (…) Brigham Young. (…) Toen hij onze toestand zag, onze bevroren voeten en onze overleden moeder, rolden de tranen over zijn wangen. (…)

‘De dokter amputeerde mijn tenen (…) [terwijl] de zusters mijn moeder kleedden voor haar begrafenis. (…) Toen mijn voeten gedaan waren, [droegen] ze ons naar binnen om afscheid te nemen van onze moeder. O, hoe hebben we dat verdragen. Die middag werd ze begraven. (…)

‘[Ik heb nog vaak gedacht aan wat moeder zei voordat we Engeland verlieten.] “Polly, ik wil naar Zion zolang mijn kinderen nog klein zijn, zodat ik ze kan opvoeden in het evangelie van Christus, want ik weet dat dit de ware kerk is.”’4

Ik besluit met de vraag: zou het ons moeten verbazen als we gevraagd worden om een beetje kritiek te verduren, om ons een kleine opoffering te getroosten voor ons geloof, terwijl onze voorouders zo’n hoge prijs voor hun geloof betaald hebben?

Laten wij zonder te twisten, te debatteren of anderen te ergeren de juiste koers aanhouden en voortgaan met de bouw van Gods koninkrijk. Als er moeilijkheden ontstaan, laten we die dan rustig onder ogen zien. Laten we het kwade overwinnen met het goede. Dit is Gods werk. Het zal mensen overal op aarde blijven sterken, en zal het leven van talloze duizenden mensen wier hart luistert naar de boodschap van de waarheid ten goede beïnvloeden. Geen enkele macht onder de hemel kan dat verhinderen.

Dat is mijn geloof, en dat is mijn getuigenis.

VOOR DE HUISONDERWIJZERS

Denk onder gebed over deze boodschap na en kies dan een onderwijsmethode die deelname aan het gesprek aanmoedigt. Enkele voorbeelden:

  1. Help de gezinsleden om de eerste zin van de profetie van de profeet Joseph Smith uit het hoofd te leren (zie de tweede alinea onder ‘De beste verdediging’). Prijs hen of bied ze een kleine beloning aan als ze de zin uit het hoofd kunnen opzeggen. Noem denkbeelden uit het artikel van president Hinckley en bespreek wat het inhoudt om de juiste koers aan te houden.

  2. Wat zegt president Hinckley over morele kracht als hij Barbara W. Tuchman aanhaalt (zie de vierde alinea onder ‘De juiste koers aanhouden’)? Vraag de gezinsleden om een situatie uit te beelden waarin ze morele kracht moeten hebben. Het is misschien nodig om aan kleinere kinderen uit te leggen dat het betekent dat je niet bang bent om het goede te doen. Bespreek manieren waarop gezinsleden zachtmoedig kunnen zijn en toch morele moed kunnen tonen.

  3. Hoe zou de belofte aan de rechtschapenen in de profetie van de profeet Joseph in Mary Goble Pays leven vervuld zijn? Bespreek de laatste vraag die president Hinckley in zijn artikel stelt. Hoe kunnen we de raad van de profeet Joseph beter opvolgen?

Noten

  1. ‘Proclamation’, Millennial Star, maart 1845, p. 151–152.

  2. History of the Church, deel 2, p. 431.

  3. ‘The Missing Element—Moral Courage’, McCall’s, juni 1967, p. 28.

  4. A Pioneer Story: Mary Goble Pay, 1856, in de archieven van de afdeling kerk- en familiegeschiedenis van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, p. 2–4, 10.

Afdrukken