VAN VRIEND TOT VRIEND
Over hekken springen
‘Kinderen, gehoorzaamt uw ouders in alles, want dit is welbehagelijk in de Here’ (Kolossenzen 3:20).
Toen ik als jongen op een boerderijtje in Fielding (Utah) woonde, wilde ik een paard hebben. Toen ik oud genoeg was om ervoor te zorgen, kocht mijn vader een groot, zwart paard voor me. Ik noemde hem Smokey.
Ik was gek op Smokey en ik zorgde zo goed voor hem als ik kon. Op een ochtend ging ik naar buiten om hem te voeren, maar hij was niet in het paardenkamp. Ik ging op zoek en vond hem in de hooiberg, die door een omheining van het paardenkamp was afgesloten. Hij had flink rommel gemaakt — hij had het hooi vertrapt en het onbruikbaar gemaakt. Alle hekken waren dicht; Smokey was blijkbaar over het hek gesprongen. Er zat hooi in zijn voederbak, dus hij had geen reden om naar de hooiberg te gaan.
Enkele dagen later was Smokey weer weg. Dit keer vond ik hem in de wei. Al gauw begon hij ook uit het paardenkamp en de wei te springen. Ik fietste het hele dorp door om hem te zoeken. Soms reden mijn vader en ik heel wat kilometers om hem te zoeken en terug te brengen.
Vader besloot om kluisters voor Smokey te kopen. Dat zijn een soort handboeien voor paarden om te voorkomen dat ze weglopen. ‘Dat zal Smokey wel tegenhouden’, zei vader.
Het hield hem niet eens op. Over hekken springen werd een spelletje voor hem, en ik vond hem niet erg leuk meer. Hij was wild. Ik kon hem niet vangen en ik kon hem vaak ook niet berijden. Uiteindelijk zei vader: ‘We zullen Smokey een lesje leren.’ We bonden een zware ketting aan Smokeys kluisters, zodat hij overal waar hij heenging een zware ketting van twee en een halve meter tussen zijn benen meesleepte. We dachten dat dát hem wel zou tegenhouden.
Maar die avond probeerde Smokey weer over het hek te springen. De ketting bleef steken en hij struikelde. Hij viel in de afrastering en bleef in het prikkeldraad hangen. We haalden hem eruit en belden de veearts, die hem kwam oplappen.
Mijn huisonderwijzer, die ik oom Claude noemde, was een echte paardenkenner. Hij had een idee voor Smokey, en dus ruilde hij een grijs paard met mij voor Smokey. Oom Claude deed aan harddraverij, en hij meende dat hij, als hij Smokey zou koppelen aan een paard dat goed was in de harddraverij, Smokey zijn slechte gewoontes wel kon afleren en ze wat wedstrijden konden winnen. Dus zette oom Claude Smokey in, en ze oefenden enkele keren. Smokey leek het goed te doen — tot de wedstrijd. Plotseling week hij af naar rechts en probeerde over het hek langs de renbaan te springen. Oom Claude kwam daarbij bijna om en Smokey raakte zo ernstig gewond dat men hem in moest laten slapen.
Ik heb sindsdien vaak aan mijn oude paard gedacht. Hij had geen goede reden om over het hek te springen, die eerste keer dat hij in de hooiberg belandde. Hij was net als sommige jonge mensen die besluiten dat ze ongehoorzaam willen zijn. Springen we eenmaal over dat eerste hek, dan wordt het makkelijker om over andere hekken te springen — de geboden en de evangeliebeginselen te overtreden — en dan kunnen we ons leven al snel verknoeien door ongehoorzaamheid.
Het is belangrijk om je vader en je moeder te eren en gehoorzaam te doen wat ze je vragen. Hun regels zijn vaak het eerste hek. Het is een droeve dag in iemands leven als hij of zij besluit om zijn of haar ouders, de evangeliebeginselen of onze hemelse Vader niet te gehoorzamen. Als je al jong besluit om gehoorzaam te zijn, word je veel gelukkiger.