2005
Ik voelde me thuis
Juni 2005


Ik voelde me thuis

Ik ben in Rusland opgegroeid, in een hecht en liefhebbend gezin. Mijn ouders werkten hard, en ik woonde bij mijn oma, Anastasia Vasiljevna Oestavsjtsjikova. Ze was altijd druk in de keuken, maakte prachtige bloemen om op hoedjes te zetten, en las veel. Ze las allerlei boeken, maar ik herin-ner me vooral dat ze de Bijbel las. Ze vertelde me dan over God en de liefde die zij voor Hem had, en hoe ze ernaar uitzag om Hem te ontmoeten. Ze zei dat we, als we Gods geboden naleefden, zouden terugkeren naar Hem en een van zijn koninkrijken zouden beërven. Dat is de rest van mijn leven een prettige herinnering gebleven.

Mijn leven voordat ik lid van de kerk werd, is een verhaal vol beproevingen en ervaringen. Maar ik vond het altijd fijn om mijn oma’s eenvoudige, oprechte gebeden te horen. Ze begon altijd met de woorden ‘Hemelse Vader’, en daar kreeg ik kippenvel van.

In juni 1993 ging ik naar het huis van mijn moeder in St.-Petersburg. Daar vroeg een vriendin me of ik samen met haar Engels wilde leren. We belden een nummer dat we in de krant vonden, en een jonge vrouw nam op. Ze zei dat we de volgende dag om twaalf uur ’s middags konden komen. Ze heette Tatjana. Na de les nodigden we haar uit om samen thee of koffie te gaan drinken. Het verbaasde ons toen ze zei ‘Ik drink geen koffie’.

‘Waarom?’

‘Ik ben mormoon.’

‘Wat is dat?’ vroeg ik.

‘Ik ben lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Als het je interesseert, kom dan zondagochtend om elf uur naar ons toe.’

Ze schreef het adres op. Ik was erg nieuwsgierig wat voor kerk dit was.

De week ging slechts langzaam voorbij, maar uiteindelijk was het zondag. De bijeenkomsten werden in een muziekschool gehouden. Er stonden jonge mannen bij de ingang. Ze glimlachten. Toen ze hoorden dat ik voor het eerst kwam, namen ze me mee naar de kapel. Er waren veel mensen, en ik voelde me er niet thuis. Ik vond het openingslied wel mooi, maar toen gebeurde er een wonder. Er liep een man naar voren, en de eerste woorden van zijn gebed luidden ‘Hemelse Vader’. Daar had ik naar gezocht. Plotseling voelde ik me er thuis. Ik had rust gevonden.

Na de bijeenkomst kwamen er twee jonge dames op me af.

‘Volg je al lessen van de zendelingen?’, vroegen ze.

‘Nee.’

‘Mogen we je wat over het evangelie vertellen?’

‘Natuurlijk’, zei ik. ‘Graag.’

Tijdens een van onze gesprekken begonnen ze me over drie koninkrijken te vertellen. Ik onderbrak ze en zei: ‘Mag ik even vertellen wat mijn oma mij vertelde toen ik klein was?’ Nu was het hun beurt om verbaasd te zijn. Hoe meer ze me vertelden, hoe meer ik wilde leren. Op 15 augustus vroegen de zendelingen of ik gedoopt wilde worden.

‘Ja.’ Dat wilde ik al.

Mijn doop zou de daaropvolgende zondag, 22 augustus, plaatsvinden in een meer. Het weer was tot dan toe warm en droog. Maar op maandag 16 augustus begon er gestaag regen te vallen en de temperatuur ging ver omlaag. Op vrijdagochtend werd ik wakker met een flinke amandelontsteking. Mijn keel zat dicht en ik had koorts. Ik dacht dat het voor zondag wel zou overgaan.

Op zaterdag kwamen de zendelingen een doopgesprek met me voeren. Ouderling Parker, een jonge en erg lange zendeling, stelde me de vragen. Hij stemde er ook mee in om me te dopen. Ik zei niets over mijn ziekte.

De dag van mijn doop brak aan. Toen ik wakker werd, was mijn keel er nog even erg aan toe. Toen besefte ik voor het eerst in mijn leven wat de Heer van me verlangde. Ik zei tegen mezelf: ‘Ik zal voor Hem doen wat ik moet doen, wat dat ook is. Ik laat me dopen. Het komt allemaal in orde. Het water zal warm zijn en mijn ziekte zal verdwijnen zodra ik gedoopt ben.’

Onderweg naar het meer vertelde ik de zusters wat er met me aan de hand was. Ze keken allebei in mijn mond en zeiden, diep in hun regenjas gedoken: ‘Dat is niet best. Zullen we maar naar een zwembad gaan?’

‘Nee, nee.’ Ik was vastbesloten om door te gaan met onze plannen.

Het was prachtig weer toen we arriveerden. Het meer was zo glad als een spiegel, het wateroppervlak was volkomen rimpelloos. Van de kleedruimte naar het water was ongeveer honderd meter. Het had de hele week geregend en het was erg modderig. Toen ik uit de kleedruimte kwam, zag ik ouderling Parker vol vertrouwen in zijn witte kleding naar het meer lopen. Dat was een prachtig gezicht.

We gingen in een kring staan en zongen een lofzang. We konden onze adem zien, maar we sloegen geen acht meer op het weer. Toen ik mijn eerste stap in het water zette, wist ik dat er goed aan deed. Het voelde warm aan. En toen ik uit het water omhoog kwam, was ik gelukkig en gezond. Iedereen lachte en huilde. Ik had mijn eerste stap op de weg naar huis gezet. Onze hemelse Vader houdt van ons en Hij geeft ons beproevingen, maar Hij verwacht van ons dat wij de juiste beslissingen nemen en niet twijfelen aan het goede.

Ik zal me die wonderbaarlijke dag de rest van mijn leven herinneren. Hij zal in mijn hart voortleven, samen met de herinneringen aan mijn oma, die het zaad zaaide dat zoveel jaren na haar dood opkwam.

Marina Petrova is lid van de gemeente Kortrijk in de ring Antwerpen (België).