2005
Persoonlijke toewijding
September 2005


Persoonlijke toewijding

Er is een verhaaltje over een kip en een varken die bespraken wat zij bijdroegen aan het ontbijt van de boer. De kip beklaagde zich dat ze haar eieren moest afstaan voor het ontbijt. Het varken antwoordde: ‘Ja, maar dat is voor jou slechts een gering offer. Maar ik ga er helemaal in op!’

Deze anekdote bevat onmiskenbare lessen voor de leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. De vraag is of we de soort mensen zijn die zo nu en dan een eitje of twee aan de opbouw van het koninkrijk bijdragen of de soort die alles wat ze hebben toewijden aan deze zaak.

We kunnen aannemen dat ware bekering tot het evangelie van Jezus Christus tot uiting komt in de daden van de leden van de kerk. Dat wil zeggen dat wie een innerlijke bevestiging hebben ontvangen en dientengevolge een sterk getuigenis, doorgaans verlangen de evangeliebeginselen goed na te leven. Ze doen alles wat nodig is om hun roeping groot te maken, betalen een volledige tiende en royale vastengaven, heiligen de sabbat, houden gezinsavond, bestuderen de Schriften enzovoort. Al die prijzenswaardige handelingen, en nog eens ontelbare andere, vormen de persoonlijke inspanningen van hen die toegewijde leden van de kerk zijn.

Onze geest op die manier te disciplineren bereidt ons voor op een celestiaal leven. De Heer zegt ons in Leer en Verbonden 88:22: ‘Want wie niet in staat is zich aan de wet van een celestiaal koninkrijk te houden, kan geen celestiale heerlijkheid verdragen.’ De mormoonse wetenschapper, Hugh Nibley, heeft gezegd: ‘Het hoofddoel van de Leer en Verbonden is, zo zult u zien, de implementatie van de wet van toewijding.’ Verder zei hij: ‘Deze wet, de uiteindelijke vervulling van de wet van gehoorzaamheid en de wet van offerande, is de drempel van het celestiale koninkrijk, de laatste en moeilijkste eis die de mens in dit leven wordt opgelegd.’1

Verder dan tiende

Bij toewijding denken we vaak eerst aan het toewijden van onze stoffelijke middelen. Wat er momenteel in dit verband van ons wordt gevraagd is dat wij onze tiende en gaven betalen. Zo leren we een deel terug te geven van wat de Vader ons heeft gegeven. Maar de wet van toewijding gaat verder dan het betalen van tiende en gaven of het toewijden van geld en eigendommen aan de Heer. Ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘De wet van toewijding houdt in dat we onze tijd, onze talenten, ons geld en onze middelen toewijden aan de zaak van de kerk; die behoren beschikbaar te zijn, en wel in die mate dat ze nodig zijn om de zaak van de Heer te bevorderen.’2

In de jaren 1820 was de definitie van toewijden ‘door een al dan niet eigenlijke wijding ter beschikking stellen of onder de bijzondere hoede stellen van een godheid, een heilige enz., aan deze overdragen; toeheiligen, wijden aan.’3 Van de leden van de kerk wordt nu met betrekking tot de wet van toewijding verwacht dat ze zich ter beschikking stellen aan gewijde zaken. Dat betekent dat ze hun tijd, talenten en bezittingen toewijden aan De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen en haar doeleinden. Wellicht zal nooit van ons gevraagd worden om alles te offeren, maar onze bereidheid om alles op het altaar te leggen is een teken tussen ons en God dat we in alles bereid zijn om zijn wil te doen.

Toen we voor de kerk werkzaam waren in Zuid-Amerika — mijn man is president van het zendingsgebied Buenos Aires-Zuid (Argentinië) geweest, en later lid van het gebiedspresidium in Chili — hebben we veel voorbeelden gezien van toewijding aan onze hemelse Vader en zijn kinderen. We willen een paar van die voorbeelden noemen.

‘Volgende keer doen we het beter’

Kort nadat we in 1996 onze zending waren begonnen, hoorden we over een groep Cambodjaanse emigranten die in Longchamps vlakbij Buenos Aires (Argentinië) woonden. Eén gezin kreeg de zendelingenlessen. Toen de zendelingen de wet van vasten introduceerden, legden ze die ongeveer in deze bewoordingen uit: ‘Als we vasten onthouden we ons 24 uur lang van eten en drinken. We onderwerpen ons lichaam als het ware aan onze geest. In die tijd lezen we in de Schriften, we bidden en doen andere opbouwende bezigheden. Ter afsluiting wonen we de vasten-en-getuigenisdienst bij, waarna we de bisschop van onze wijk de geldelijke tegenwaarde van het voedsel dat we hebben uitgespaard geven, zodat hij er de armen en behoeftigen mee kan helpen.’

Na deze uitleg gaven de zendelingen het gezin in overweging de zondag daarop te vasten, aangezien dat de eerste zondag van de maand was. De vader stemde ermee in en de zendelingen vertrokken.

De volgende maandagavond gingen de zendelingen weer langs om nog een les te geven, waarbij ze benieuwd waren hoe het ’t gezin vergaan was met vasten. De vader legde nogal schuldbewust uit dat ze het hadden geprobeerd en dat ze het niet zouden blijven proberen. Hij zei: ‘We zijn ons vasten ’s middags met een gebed begonnen, waarna we in de Schriften hebben gelezen en het evangelie hebben besproken. Dat hebben we tot vroeg in de ochtend gedaan. Het spijt me te moeten zeggen dat de jongste kinderen ’s avonds laat in slaap zijn gevallen. We waren heel moe, maar namen een douche en gingen naar de kerk, waar we zijn opgebouwd door de mooie getuigenissen die we daar hoorden. De volgende keer zullen we het beter doen en de kinderen zullen dan vast wel de hele nacht wakker blijven.’

De zendelingen wisten niet wat ze hoorden. ‘Zegt u ons nu dat u 24 uur niet geslapen hebt?’

‘Ja,’ antwoordde de vader. ‘U had niets over slapen gezegd.’

U zult zich kunnen voorstellen dat dit geweldige, nederige gezin zich spoedig liet dopen in de kerk. Zij brachten verschillende andere gezinnen met de zendelingen in contact. Andere bekeringen waren het gevolg. Dit voorval herinnert ons eraan hoeveel we over toewijding kunnen leren van mensen die in alle nederigheid proberen gehoorzaam te zijn.

‘Ik zie veel goeds in deze zendeling’

We hebben ook een mooie les in toewijding geleerd van een zendeling in ons zendingsgebied. Hij was een van de assistenten van de president. Een van onze zendelingen stond op het punt om vervroegd naar huis gestuurd te worden. Hij was verschillende keren ongehoorzaam geweest, ondanks goede raad, afspraken en herhaaldelijke waarschuwingen. Er was een vliegticket gekocht en er was toestemming van het gebiedspresidium Zuid-Amerika-Zuid en de afdeling zendingswerk om deze zendeling naar huis te sturen.

Nadat de assistenten deze zende-ling hadden opgehaald voor zijn laat-ste gesprek, protesteerde hij luid en in tranen dat hij niet naar huis wilde. Hij beloofde dat hij zich zou verbeteren en zich aan nieuwe afspraken zou houden. Vertwijfeld riep presi-dent Oveson de twee assistenten en zuster Oveson binnen en vroeg de zendeling buiten te wachten terwijl zijn lot werd besproken. Zuster Oveson, van wie het geduld op begon te raken, was van mening dat het redelijk was om hem naar huis te sturen. ‘Als hem wordt toegestaan te blijven’, zo was haar redenering, ‘zullen de andere zendelingen wellicht denken dat gehoorzaamheid niet belangrijk is.’

Een van de assistenten zei: ‘Ik ben het met zuster Oveson eens. We hebben geen keus.’

Toen president Oveson de andere assistent naar zijn mening vroeg, zei die: ‘Ik zie veel goeds in deze zendeling. President, als u hem toestaat weer het zendingsveld in te gaan, dan wil ik de rest van mijn zending zijn collega zijn. Ik neem hem onder mijn hoede en zorg ervoor dat hij een liefdevolle en gehoorzame zendeling wordt.’

We hadden allemaal tranen in onze ogen toen deze assistent zijn betoog afrondde. We konden niet geloven dat iemand zo liefdevol en zorgzaam kon zijn, en dat voor een 20-jarige zendeling. We besloten zijn voorstel te volgen. Hij vond het in het begin moeilijk, maar langzaamaan begon zijn junior collega zijn voorbeeld over te nemen en zich te ontwikkelen tot een betrouwbare zendeling. Toen de senior zendeling naar huis ging, vervolgde zijn collega zijn zending. Na verloop van tijd werd hij zelfs zelf senior collega en trainer, voordat hij eervol werd ontheven. En het mooie aan dit waargebeurde verhaal is dat deze eens eigenzinnige zendeling sindsdien is getrouwd en in de tempel is verzegeld. Hij en zijn vrouw hebben een zoon. Ze zijn actief in de kerk en bouwen het koninkrijk op. En het verschil lag hem in een toege-wijd christen die het leven van deze zendeling en zijn toekomstige gezin positief beïnvloedde!

Andere voorbeelden

Er kunnen heel veel voorbeelden van toewijding in het leven van zendingsechtparen genoemd worden. Veel van hen zijn tempelzendeling, welzijnszendeling, medisch adviseur, secretaris van een gebiedspresidium, of familiehistorisch zendeling. De zendingsechtparen, wat voor zending ze ook vervullen, zijn hun gewicht in goud waard.

We achten het een zegen dat we verschillende zendingsechtparen in ons midden hadden in het zendingsgebied Buenos Aires-Zuid. Een typisch voorbeeld is een echtpaar dat leden heractiveerde, muziekles gaf, reparaties aan huizen verrichtte en heel veel uren in de weer was. Hun voorbeeld getuigt van de grote waarde van zendingsechtparen die de wet van toewijding begrijpen en inzien hoe belangrijk het is om ons leven toe te wijden aan heilige doelen.

We hebben veel andere toegewijde leden van de kerk ontmoet die een toonbeeld waren van toewijding en getrouwheid. Een tijdje geleden ging een groep heiligen uit Puntas Arenas (Chili) naar de Santiagotempel. De reis duurt ongeveer 80 uur en vaak gaan daar alle vakantiedagen van die mensen aan op. Ook zuster Álvarez maakte deel uit van die groep. Ze is nog geen 1 meter 20 en heeft moeite met lopen. Ze had 27 namen bij zich waarvoor ze het plaatsvervangende werk wilde doen. Het was geweldig dat we haar behulpzaam konden zijn bij de verwezenlijking van haar droom. Daardoor realiseerden we ons dat er heel veel heiligen zijn die de beginselen van het evangelie zijn toegedaan en verdedigen in toepassing van de wet van toewijding.

Voor sommigen betekent echt toegewijd zijn aan Gods werk dat ze getrouw blijven ondanks welhaast onoverkomelijke tegenspoed. De profeet Joseph Smith heeft verklaard: ‘God heeft gezegd dat Hij een beproefd volk wil, dat Hij het zal zuiveren als goud.’4 We kennen verbazingwekkende ouders die getrouw bleven na gehoord te hebben dat hun zoon of dochter in het zendingsveld was verongelukt. We denken aan hen die tot de Heer naderen wanneer zij geconfronteerd worden met het verlies van een partner, met een echtscheiding, met werkeloosheid of met het hartzeer van een afgedwaald kind. Voor anderen kan toewijding betekenen dat ze zorgen voor bejaarde ouders of een gehandicapt kind. Zo zijn er in ieders leven tijden die ons in meer of mindere mate de kans bieden om ons aan deze levenstaak toe te wijden. Er zijn talloze manieren waarop we ons kunnen toewijden aan gewijde zaken.

Een volk Zions

Als er in de Schriften gesproken wordt over mensen die als volk hebben geleerd de wet van toewijding volledig na te leven, lezen we over een zuiver en vredig volk, ontdaan van strijd en twist — een volk Zions. Het volk van Henoch was zo een volk. We lezen in Mozes 7:18: ‘En de Heer noemde zijn volk Zion, omdat zij één van hart en één van zin waren en in rechtvaardigheid leefden; en er waren geen armen onder hen.’

Onze toewijding moet meer zijn dan één enkele daad. Waar toewijding echt om draait, wordt duidelijk uit het voorbeeld van hen die bereidwillig een roeping accepteren als kinderkamerleidster, leerkracht ochtendseminarie, scoutleider of een andere tijdrovende roeping die in de kerk soms wordt afgedaan met ‘een mindere’ roeping.

Uiteindelijk kan onszelf opofferen aan gewijde zaken eenvoudig betekenen dat we te allen tijde bereid zijn om in alle nederigheid alles te geven wat we maar kunnen, en ook anderen daartoe te inspireren. Toewijding lijkt een dagelijks proces te zijn van toeheiliging, nederigheid, verfijning en zuivering, doordat we het voorbeeld volgen van de meest toegewijde persoon aller tijden — onze Heiland en Verlosser Jezus Christus.

NOTEN

  1. ‘How Firm a Foundation! What Makes It So’. In: Approaching Zion, deel 9 van The Collected Works of Hugh Nibley (1989), pp. 174, 168.

  2. ‘Obedience, Consecration, and Sacrifice’, Ensign, mei 1975, p. 50.

  3. Zie Woordenboek der Nederlandsche taal [1993], zeventiende deel, eerste stuk, onder ‘Toewijden’.

  4. History of the Church, deel 3, p. 294.