2010
Het gezin eerst
Februari 2010


Ons gezin, ons thuis

Het gezineerst

Ik wist dat onze drukke agenda ons binnenkort boven het hoofd zou groeien. Wat konden we veranderen?

De week was net begonnen toen ik met lood in de schoenen op de gezinskalender keek. Hoe we die week aan alle verplichtingen konden voldoen was voor mij een raadsel.

Ik zette mij schrap en deed mij best als vrijwilliger op scholen, bracht de kinderen naar de verschillende sportclubs en verenigingen, maakte tussendoor allerlei maaltijden, en bereidde mijn les voor het ochtendseminarie voor. Mijn man haastte zich naar zijn werk en naar diverse kerkbijeenkomsten, ging op huisonderwijs, en fungeerde als voetbaltrainer. We probeerden gedreven bij goede zaken betrokken te zijn en actief bezig te zijn in de kerk, maar er ontbrak iets. Ik weet dat er gezinnen zijn die hun hand niet omdraaien voor een volle kalender, maar voor ons werkte het niet: we dreigden eraan onderdoor te gaan.

Toen ik over dit probleem nadacht, begon het mij op te vallen hoe vaak ik nee zei als mijn kinderen iets wilden of nodig hadden. Dat zat mij niet lekker, en ik begon mij af te vragen wat we daaraan konden doen.

Ik raadpleegde de Schriften. Toen stuitte ik in het Boek van Mormon op de rede van koning Benjamin, waarin hij zegt: ‘En ziet toe dat al deze dingen in wijsheid en ordelijkheid worden gedaan, want het is niet nodig dat iemand harder loopt dan hij kracht heeft. En voorts is het noodzakelijk dat hij ijverig is om daardoor de prijs te kunnen behalen; daarom moeten alle dingen ordelijk worden gedaan’ (Mosiah 4:27).

De prijs die we wilden behalen was een gelukkiger, saamhoriger gezin. We wilden minder stress en meer blijheid, maar het leek erop dat we niet naar deze prijzen op weg waren.

We waren ijverig, maar onze wielen slipten weg. We bereidden alle dingen voor in plaats van alle noodzakelijke dingen. Ik bad over onze situatie, maar aanvankelijk kreeg ik geen antwoord.

Het leven ging verder. Onze roepingen vergden aandacht, de afwas moest gedaan worden, en iedereen wilde bij hun club of vereniging worden afgezet. Terwijl ik mij voorbereidde op mij dagelijkse seminarieles begon ik de antwoorden voor mijn probleem te vinden in de wijze woorden van de hedendaagse profeten en leiders. Ik vond een toespraak van president Spencer W. Kimball (1895–1985) waarin hij de heiligen aanraadde om gezinsavond te houden. Hij zei: ‘Maar de Heer heeft een tijdloos programma in een nieuw jasje aangeboden, en de belofte is dat het de wereld kan terugvoeren tot een gezond leven, tot een waar gezinsleven, tot onderlinge afhankelijkheid in het gezin. Het behelst dat de vader weer zijn rechtmatige plek als hoofd van het gezin krijgt, dat de moeder thuiskomt van de werkvloer en het sociale leven, en dat de kinderen meer gaan doen dan alleen maar pret en plezier maken.’1

Ik besefte dat een van de eerste dingen die onder onze drukke leven hadden geleden de gezinsavond was. Niet lang daarna las onze bisschop in de avondmaalsdienst een brief van het Eerste Presidium voor, waarin het vroeg om onze bezigheden verstandig uit te kiezen en goede zaken niet in de weg te laten staan van de gezinsavond.

Toen mijn man en ik deze raad bespraken, zagen we in dat veel van onze bezigheden voor plezier zorgden maar niet noodzakelijk waren, en dat het ons gezin ten goede zou komen als we hier en daar snoeiden. We maakten een lijst van onze bezigheden en verdeelden die over categorieën zoals ‘noodzakelijk’, ‘niet noodzakelijk’ en ‘vatbaar voor verbetering’.

Toen we de lijst nader bekeken, vroegen we ons af wat onze kinderen ervan dachten. De meeste bezigheden die we wilden schrappen, betroffen hen, zoals clubs en verenigingen. We besloten een gezinsavond te houden en het met onze kinderen te bespreken. Toen we het probleem met de kinderen bespraken, verbaasde het ons dat ze veel liever tijd met ons wilden doorbrengen dan dat wij hun elftal trainden of hun vereniging voorzaten.

Uit dit besef werd onze ‘gezinsclub’ geboren.

Toen we de bestaande verplichtingen hadden afgerond, gaven we ons niet meer op voor andere. Als we op een avond geen kerktaken te vervullen hebben, komt mijn man thuis van werk en zegt dan: ‘Vanavond zie ik jullie op de gezinsclub!’ en dan haasten onze kinderen zich met hun huiswerk en klusjes, zodat we de avond samen kunnen doorbrengen.

Onze kinderen houden zich graag met projecten bezig, vooral met hun vader. Op een avond hebben ze een computer gebouwd uit losse onderdelen. Soms doet iedereen een gereedschapsriem om en wordt er in of om het huis geklust. Het punt is dat we de tijd, de energie en het verlangen hebben om bij elkaar te zijn.

Ik heb nu meer tijd om met mijn kinderen door te brengen en om meer voedzame maaltijden klaar te maken. Voor de gezinsclub hoeven we niet de hort op, ons gezin niet op te splitsen, of buitenshuis te eten. Niemand lijkt ons jachtige leven en de snelle hap te missen. We genieten zozeer van de tijd die we samen doorbrengen, dat de kinderen geen behoefte meer hebben aan buitenschoolse activiteiten.

We hebben de gezinsavond en het gezinsgebed weer in ere hersteld. Ook maken we schoon, houden schriftstudie, en hebben gezinsuitjes. We begrijpen dat ouder wordende kinderen meer bezigheden buitenshuis zullen hebben. Daar zullen we in voorzien als die tijd zich aandient, maar tot dan genieten we van elke minuut in onze gezinsclub.

Noot

  1. Spencer W. Kimball, ‘Home: The Place to Save Society’, Ensign, januari 1975, p. 4.

Del Parson, Gezinsavond

Afdrukken