2011
Welzijnsbeginselen toepassen
Juni 2011


Welzijnsbeginselen toepassen

Als we de welzijnsbeginselen willen toepassen, moeten we ons geloof in Jezus Christus in daden omzetten — door bijvoorbeeld onnodige schulden af te lossen, minder uit te geven dan onze inkomsten en een voedselvoorraad en een financiële reserve aan te leggen. Door ons geloof kunnen we ons verstand en onze handen ontwikkelen, en kunnen we er iedere dag aan werken om zelfredzaam te zijn. Als we in onze eigen behoeften hebben voorzien, zijn we beter in staat om voor onszelf te zorgen en anderen te helpen. Mogen we de raad opvolgen om niet alleen goed te doen, maar ernaar te streven om goed te zijn, niet alleen beter ons best te doen, maar een betere persoon te zijn.1 Door gehoorzaamheid aan de raad van de Heer worden we stoffelijk en geestelijk gezegend. Dan kunnen we de beproevingen van het leven met moed en vertrouwen het hoofd bieden, zonder angst en twijfel.

President Thomas S. Monson herinnert ons aan onze plicht om anderen op te bouwen en tot zegen te zijn:

‘Broeders en zusters, mogen wij onszelf de vraag stellen (…): “Wat heb ik vandaag voor iemand anders gedaan?” Mogen de woorden van een bekende lofzang diep tot in onze ziel doordringen en een permanent plekje in ons hart vinden:

Heb ik heden iets goeds in de wereld gedaan?

Mij waar nood was ter hulpe gegord?

Heb ik vreugde gesticht, iemands lijden verlicht?

Zo niet, o, dan schoot ik te kort.

Heb ik heden m’om het lot van een zwoeger bekreund,

die tobde met lasten zo zwaar?

Heb ik zieken en zwakken getroost en gesteund?

Toen mijn hulp werd gevraagd, stond ik klaar?

De dienst waartoe wij allen zijn geroepen, is de dienst van de Heer Jezus Christus.’2

Noten

  1. Zie Robert D. Hales, ‘A Gospel Vision of Welfare: Faith in Action’, in Basic Principles of Welfare and Self-Reliance (brochure, 2009), p. 1.

  2. Thomas S. Monson, ‘Wat heb ik vandaag voor iemand anders gedaan?’ Liahona en Ensign, november 2009, p. 87.

Foto-illustratie Jerry Garns