2012
Tot besluit van deze conferentie
Mei 2012


Tot besluit van deze conferentie

President Thomas S. Monson

Moge u de waarheden die u hebt gehoord overpeinzen, en mogen ze u helpen om een nog beter mens te worden dan u was voordat de conferentie gisteren begon.

Mijn hart loopt over nu wij deze heerlijke conferentie besluiten. We zijn zo rijk gezegend door de raad en het getuigenis van de sprekers. Ik denk dat u het wel met me eens zult zijn dat we de Geest van de Heer hebben gevoeld toen ons hart werd geraakt en ons getuigenis gesterkt.

We hebben weer prachtige muziek gehoord, die elke bijeenkomst van de conferentie heeft opgeluisterd en verrijkt. Ik spreek mijn dank uit aan allen die ons in dit opzicht hebben laten meegenieten van hun talent.

Mijn hartgrondige dank gaat uit naar ieder die tot ons heeft gesproken of een gebed heeft uitgesproken in een van de bijeenkomsten.

Er zijn voor elke conferentie talloze mensen achter de schermen aan het werk of in andere minder zichtbare posities actief. Het zou onmogelijk zijn om deze bijeenkomsten te houden zonder hun hulp. Mijn dank gaat ook uit naar hen allen.

Ik weet dat u met mij uw dank zou willen uitspreken aan broeders en zusters die tijdens deze conferentie zijn ontheven. We zullen ze missen. Hun bijdragen aan het werk van de Heer zijn groot en zullen nog generaties lang te merken zijn.

We hebben ook met opgestoken hand broeders en zusters steun verleend die deze conferentie een nieuwe functie hebben gekregen. We heten hen welkom en willen hun zeggen dat we ernaar uitzien om met hen samen te werken voor de zaak van de Meester. Zij zijn door inspiratie van omhoog geroepen.

We hebben met onze uitzendingen van deze conferentie meer gebieden bereikt dan ooit, ze zijn over continenten en oceanen heen naar mensen overal uitgezonden. Hoewel we ver van u af zijn, voelen we uw geest en uw toewijding, en wij schenken u onze liefde en waardering, waar u ook bent.

Hoe gezegend zijn wij, broeders en zusters, met het herstelde evangelie van Jezus Christus in ons leven en in ons hart. Het geeft antwoord op de grote levensvragen. Het geeft ons leven zin en richting en hoop.

We leven in moeilijke tijden. Ik verzeker u dat onze hemelse Vader op de hoogte is van onze moeilijkheden. Hij heeft ieder van ons lief en wil ons zegenen en helpen. Mogen wij Hem in gebed aanroepen, waartoe Hij ons aanspoorde toen Hij zei: ‘Bid altijd, en Ik zal mijn Geest op u uitstorten, en groot zal uw zegen zijn — ja, groter dan wanneer u aardse schatten zou verkrijgen en alle vergankelijkheid van dien.’1

Geliefde broeders en zusters, moge er bij u thuis een sfeer van liefde en hoffelijkheid heersen, en moge de Geest van de Heer daar zijn. Heb uw gezinsleden lief. Als er meningsverschillen of twisten onder u zijn, dan spoor ik u aan om die nu op te lossen. De Heiland heeft gezegd:

‘En er zal geen woordenstrijd onder u zijn (…).

‘Want voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, hij die de geest van twisten heeft, is niet van Mij, maar van de duivel, die de vader van twisten is, en hij hitst het hart der mensen op om in toorn te twisten, de een met de ander.

‘[Maar] zie, dat is niet mijn leer (…) ; dit is daarentegen mijn leer: dat zulke zaken moeten worden weggedaan.’2

Als uw nederige dienstknecht herhaal ik de woorden van koning Benjamin in zijn toespraak tot de mensen, waarin hij zei:

‘Ik heb u niet geboden (…) om te denken dat ik uit mijzelf meer ben dan een sterfelijk mens.

‘Integendeel, ik ben net als gij, onderhevig aan allerlei gebreken van lichaam en geest; niettemin ben ik […] gekozen […] door […] de hand des Heren (…) en ik ben door zijn weergaloze macht behouden en bewaard om u te dienen met alle macht, verstand en kracht die de Heer mij heeft gegeven.’3

Mijn geliefde broeders en zusters, ik wil met heel mijn hart Gods wil doen, en Hem en u dienen.

Nu wij deze conferentie gaan verlaten, roep ik de zegeningen van de hemel op ieder van u af. Moge u die een lange reis voor de boeg heeft, veilig thuiskomen. Moge u de waarheden die u hebt gehoord overpeinzen, en mogen ze u helpen om een nog beter mens te worden dan u was voordat de conferentie gisteren begon.

Totdat wij over een half jaar weer bijeenkomen, vraag ik dat de zegeningen van de Heer op u mogen rusten, ja, op ons allen. En dat doe ik in zijn heilige naam, die van Jezus Christus, onze Heiland en Heer. Amen.