2012
Hoe weet ik wanneer ik vergeving heb ontvangen?
Augustus 2012


Hoe weet ik wanneer ik vergeving heb ontvangen?

Ouderling Tad R. Callister

Toen ik als zendingspresident werkzaam was, stelden zendelingen me vaak de volgende twee vragen: (1) Hoe weet ik wanneer ik vergeving van mijn zonden heb ontvangen? en (2) Als ik vergeving heb ontvangen, waarom voel ik me dan nog steeds schuldig?

Ik beantwoordde die vragen doorgaans als volgt: ‘Als je de Geest voelt — wanneer je bidt, in de Schriften leest, onderwijst, getuigt of wanneer dan ook — is dat je bewijs dat je vergeving hebt ontvangen, ofwel dat het reinigingsproces bezig is, want de Geest kan niet in een onheilige tabernakel verblijven’ (zie Alma 7:21). In de meeste gevallen neemt het reinigingsproces tijd in beslag omdat onze verandering van hart tijd vergt. Maar wij mogen dan wel voorwaarts gaan in het vertrouwen dat God onze vooruitgang goedkeurt, wat uit de aanwezigheid van zijn Geest blijkt.

Hoe weet ik wanneer ik vergeving heb ontvangen?

Illustraties Scott Snow

Sommige mensen zijn harder voor zichzelf dan de Heer dat is. Uiteraard moeten we ons bekeren om in aanmerking te komen voor de reinigende en vergeving-schenkende kracht van de verzoening. Maar als we ons eenmaal hebben bekeerd, bestaat er niet zoiets als een gemarkeerde bekeerlijke in Gods koninkrijk. Er is geen zwarte markering op onze rechterenkel aangebracht met de tekst ‘zonde 2008’ of een bruine vlek achter ons linkeroor waarop staat ‘overtreding 2010’. De Heer bracht de alomvattende reinigende kracht van de verzoening als volgt onder woorden: ‘Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw’ (Jesaja 1:18). Dat is het wonder van de verzoening van Jezus Christus.

Ik geloof ook dat onze zonden soms worden uitgewist zonder dat het schuldgevoel direct verdwijnt. Waarom? Wellicht is de herinnering aan die schuld in Gods barmhartigheid een waarschuwing, een geestelijk ‘stopteken’ dat op momenten dat we met soortgelijke verleidingen geconfronteerd worden: ‘Sla die weg niet in. Je weet welke ellende eruit kan voortvloeien.’ Voor wie met hun bekeringsproces bezig zijn, is het wellicht als bescherming en niet als straf bedoeld.

Gaat ons schuldgevoel ooit over? De belofte van de Heer staat wat dat betreft vast. De Heer zei tot de rechtvaardigen dat de tijd zou komen dat er geen ‘rouw, noch geklaag, noch moeite […] meer [zal] zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan’ (Openbaring 21:4; cursivering toegevoegd).

Ik weet niet of we onze zonden zullen vergeten, maar er komt wel een tijd dat wie zich bekeren niet langer onder hun zonden gebukt gaan. Dat was bijvoorbeeld het geval bij Enos, wiens schuld was ‘weggevaagd’ (Enos 1:6), en bij de bekeerde Lamanieten, die getuigden dat de Heer ‘de schuld uit ons hart heeft weggenomen’ (Alma 24:10), en bij Alma, die verklaarde dat hij zich zijn ‘pijnen niet meer herinneren’ kon (Alma 36:19; cursivering toegevoegd). Ze konden zich ongetwijfeld allemaal nog hun zonden herinneren, maar werden er niet meer door geplaagd. De oneindige kracht van de verzoening heelde op wonderbaarlijke wijze ieders wonden en vertroostte ieders geweten met ‘de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat’ (Filippenzen 4:7).

Er zijn kennelijk twee zaken die ons van alle schuld en pijn verlossen. Ten eerste ons onwankelbare geloof in Jezus Christus en zijn verzoening. Toen Enos vroeg hoe zijn schuld was ‘weggevaagd’ (zie Enos 1:6–7), antwoordde de Heer: ‘Door uw geloof in Christus’ (Enos 1:8). Dus hoe meer we over de verzoening leren en geloof oefenen in de genezende macht van Christus, hoe beter we vergeving kunnen ontvangen en onszelf kunnen vergeven. Ten tweede de ontwikkeling van een karakter dat ‘niet meer geneigd [is] om kwaad te doen, maar wél om voortdurend goed te doen’ (Mosiah 5:2). Wanneer dat gebeurt, zien we onszelf niet langer in onze ‘vleselijke staat’ (Mosiah 4:2), maar als geestelijk gewonnen zoons en dochters van God. We zien in dat we een andere persoon zijn dan degene die zondigde. Scrooge, de beroemde figuur in A Christmas Carol van Charles Dickens, had zijn leven zo veranderd dat hij met recht kon verklaren: ‘Ik ben niet meer de mens die ik was.’1

Als we ons bekeren, worden we een andere persoon dan we waren. Het besef van onze nieuwe identiteit, gekoppeld aan ons geloof in de louterende macht van Christus, doet ons uiteindelijk net als Alma zeggen: ‘Ik [kon] mij mijn pijnen niet meer herinneren; ja, ik werd niet meer verscheurd door de gedachte aan mijn zonden’ (Alma 36:19). We kunnen ook troost vinden in de waarheid dat God ons uiteindelijk zal oordelen naar wie we zijn geworden, niet naar wie we waren.

De apostel Paulus gaf ons allen die hebben gezondigd maar naar bekering streven bemoedigende raad. Hij zei dat we moeten vergeten ‘hetgeen achter [ons] ligt’ en ons moeten uitstrekken ‘naar hetgeen vóór [ons] ligt’ (Filippenzen 3:13). In andere woorden, we moeten het verleden achter ons laten en met vertrouwen in Gods verlossende macht voorwaarts gaan. Daarmee geven wij blijk van ons geloof. Paulus gaf verder de raad: ‘Zalig is hij, die zich geen verwijten maakt’ (Romeinen 14:22).

Als we de Geest van de Heer voelen, mogen we, tot het laatste restant van onze schuld is uitgewist, de draad oppakken vol vertrouwen dat we zijn gereinigd of dat het reinigingsproces bezig is het goddelijke wonder in ons leven te voltrekken. De belofte staat vast — als we ons best doen om ons te bekeren, worden onze zonden uitgewist en wordt onze schuld uiteindelijk weggevaagd, want de Heiland is door zijn verzoening niet alleen tot onder onze zonden maar ook onder onze schuld neergedaald. Dan zijn we volkomen in het reine met onszelf en met God.

Noot

  1. Charles Dickens, A Christmas Carol in Prose (1843), p. 150.