2014
Wat voor mannen?
Mei 2014


Wat voor mannen?

Welke wijzigingen moeten we aanbrengen om de mannen te worden die we behoren te zijn?

Ouderling Donald L. Hallstrom

Als we nadenken over deze wereldwijde bijeenkomst worden we eraan herinnerd dat er in de hele wereld niets vergelijkbaars is. Het doel van de priesterschapsbijeenkomst van de algemene conferentie is ons als priesterschapsdragers te leren wat voor mannen we behoren te zijn (zie 3 Nephi 27:27) en ons te inspireren om dat ideaal te bereiken.

Toen ik een halve eeuw geleden in Hawaï Aäronisch-priesterschapsdrager was en later als zendeling in Engeland, kwamen we in ons kerkgebouw bijeen om via de telefoonverbinding (met veel moeite) naar de priesterschapsbijeenkomst te luisteren. Jaren later konden we de bijeenkomsten via satellietverbinding zien en horen met behulp van enorme schotelantennes in enkele kerkgebouwen. We stonden versteld van die technologie! Niemand had kunnen dromen dat iedereen met een smartphone, tablet of computer de toespraken in deze bijeenkomst vandaag via het internet zou kunnen ontvangen.

Maar het heeft weinig zin dat we zo makkelijk naar de stem van de dienstknechten van de Heer, ofwel naar zijn stem (zie LV 1:38), kunnen luisteren als we niet bereid zijn om zijn woord te verkrijgen (zie LV 11:21) en er dan gehoor aan te geven. Kortom, we bereiken het doel van de algemene conferentie en van deze priesterschapsbijeenkomst alleen als we bereid zijn om te handelen — als we bereid zijn om te veranderen.

Jaren geleden was ik als bisschop werkzaam. Ik had uitvoerige gesprekken met een man in onze wijk die veel ouder was dan ik. Deze broeder had een slechte relatie met zijn vrouw en geen contact met zijn kinderen. Hij had moeite om een baan te behouden, hij had geen goede vrienden, en hij vond het zo moeilijk om met andere leden in de wijk om te gaan dat hij uiteindelijk geen roeping meer wilde aanvaarden. Aan het einde van een emotioneel onderhoud over zijn problemen boog hij zich naar me toe en gaf mij zijn conclusie over onze vele gesprekken: ‘Bisschop, ik heb een opvliegend karakter, en zo ben ik nu eenmaal!’

Zijn uitspraak verbaasde me die avond en is mij altijd bijgebleven. Toen deze man besloot — of wie ook onder ons besluit: ‘Zo ben ik nu eenmaal’, geven we ons vermogen tot veranderen op. Dan kunnen we net zo goed de handdoek in de ring werpen, onze wapens neerleggen, de strijd staken en ons gewoon overgeven, want alle hoop op de overwinning is weg. Sommigen onder ons denken misschien dat dit voor hen niet van toepassing is, maar iedereen heeft wel één of twee slechte gewoontes waarover we lijken te zeggen: ‘Zo ben ik nu eenmaal.’

We komen in deze priesterschapsbijeenkomst samen omdat we weten dat we anders kunnen worden dan wie we zijn. We komen hier in de naam van Jezus Christus samen. We komen samen en vertrouwen erop dat zijn verzoening ieder van ons in staat stelt te veranderen — wat onze zwakheden, tekortkomingen of verslavingen ook zijn. We komen samen in de hoop dat onze toekomst beter kan zijn, ongeacht ons verleden.

Als we met een ‘eerlijke bedoeling’ om te veranderen (Moroni 10:4) aan deze bijeenkomst deelnemen, krijgt de Geest onbeperkte toegang tot ons hart en onze geest. De Heer heeft aan de profeet Joseph geopenbaard: ‘En het zal geschieden dat Ik, voor zoverre zij […] geloof in Mij oefenen — denk eraan dat geloof een machts- en handelingsbeginsel is — mijn Geest op hen zal uitstorten ten dage dat zij bijeenkomen’ (LV 44:2). Dat betekent nu!

Als u denkt dat uw beproevingen onoverkomelijk zijn, luister dan naar het verhaal van deze man die we in 2006 in een dorp nabij Hyderabad (India) ontmoetten. Hij was een voorbeeld van bereidheid om te veranderen. Appa Rao Nulu is op het Indiase platteland geboren. Toen hij drie jaar was, kreeg hij polio waardoor hij lichamelijk beperkt werd. De mensen in zijn omgeving zeiden hem dat zijn mogelijkheden ernstig beperkt waren. Maar als jongvolwassene kwam hij onze zendelingen tegen. Ze leerden hem over grotere mogelijkheden, zowel in zijn huidige leven als in de eeuwigheid. Hij liet zich dopen en als lid van de kerk bevestigen. Met een sterk verbeterd perspectief stelde hij zich ten doel om het Melchizedeks priesterschap te ontvangen en een voltijdzending te vervullen. In 1986 werd hij tot ouderling geordend en op zending in India geroepen. Wandelen was niet makkelijk. Hij deed zijn best met een wandelstok in beide handen en viel vaak, maar hij dacht nooit aan opgeven. Hij had zich voorgenomen om een eervolle en toegewijde zending te vervullen, en dat deed hij.

Toen we broeder Nulu bijna twintig jaar na zijn zending ontmoetten, begroette hij ons vrolijk aan het einde van de weg en ging hij ons voor op een oneffen zandweggetje naar zijn huis met twee kamers waar hij met zijn vrouw en drie kinderen woonde. Het was een erg warme en onaangename dag. Hij liep nog steeds erg moeilijk, maar had geen zelfbeklag. Dankzij zijn ijver is hij nu leerkracht en onderwijst hij de kinderen uit het dorp. Toen we zijn bescheiden huisje betraden, nam hij me meteen mee naar een plek waar hij een doos met zijn meest dierbare bezittingen bewaarde. Hij wilde me een stuk papier tonen. Er stond op geschreven: ‘De beste wensen en zegeningen aan Elder Nulu, een moedige en gelukkige zendeling; 25 juni 1987; [ondertekend:] Boyd K. Packer.’ Toenmalig ouderling Boyd K. Packer had bij zijn bezoek aan India een groep zendelingen toegesproken en de mogelijkheden van Elder Nulu bevestigd. Broeder Nulu vertelde me die dag in 2006 eigenlijk dat het evangelie hem voor eeuwig had veranderd!

De zendingspresident vergezelde ons toen we het gezin Nulu die dag bezochten. Hij had een gesprek met broeder Nulu, zijn vrouw en kinderen, zodat de ouders hun begiftiging konden ontvangen en zodat ze allen aan elkaar verzegeld kon worden. We gaven het gezin ook de middelen om naar de Hongkongtempel (China) te reizen om deze verordeningen te ontvangen. Ze huilden van blijdschap omdat hun langverwachte droom werkelijkheid zou worden.

Wat wordt er verwacht van een drager van Gods priesterschap? Welke wijzigingen moeten we aanbrengen om de mannen te worden die we behoren te zijn? Ik geef u drie suggesties:

  1. We moeten priesterschapsmannen zijn! Of we nu jongemannen met het Aäronisch of mannen met het Melchizedeks priesterschap zijn, we dienen priesterschapsmannen te zijn en geestelijke volwassenheid te tonen omdat we verbonden gesloten hebben. Paulus heeft gezegd: ‘Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Nu ik een man ben geworden, heb ik afgelegd wat kinderlijk was’ (1 Korintiërs 13:11). We moeten anders zijn omdat we het priesterschap dragen — niet arrogant, hoogmoedig of neerbuigend, maar nederig, leergierig en zachtmoedig. Het ontvangen van het priesterschap en de bijbehorende ambten moet iets betekenen voor ons. Het mag geen obligate ‘overgangsrite’ zijn die op bepaalde leeftijden plaatsvindt, maar een heilig verbond waarover we nadenken. We dienen ons zo bevoorrecht en dankbaar te voelen dat we dat met elke daad tonen. Als we alleen maar af en toe aan het priesterschap denken, moeten we veranderen.

  2. We moeten dienen! De essentie van het priesterschap dragen is onze ‘roeping grootmaken’ (zie LV 84:33) door anderen te dienen. Onze belangrijkste plicht — onze vrouw en kinderen te dienen — verwaarlozen, een roeping in de kerk weigeren of halfslachtig uitoefenen, of niet om anderen geven tenzij we er baat bij hebben, is niet wie we behoren te zijn. De Heiland heeft gezegd: ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand’ (Matteüs 22:37), en Hij voegde daar later aan toe: ‘Indien gij Mij liefhebt, zult gij Mij dienen’ (LV 42:29). Zelfzucht is het tegengestelde van priesterschapsverantwoordelijkheid, en als dat een van onze karaktertrekken is, moeten we veranderen.

  3. We moeten waardig zijn! Ik ben misschien niet even begaafd als ouderling Jeffrey R. Holland om, zoals hij een paar jaar geleden in een priesterschapsbijeenkomst zei, ‘even pal voor jullie neus [te] staan en […] je midden in het gezicht [te zeggen] waar het op staat’ (‘Moedig doen wij mee’, Liahona, november 2011, p. 45); maar beste broeders, we moeten beseffen dat bepaalde gewoontes die in de wereld heel gewoon zijn onze priesterschapsmacht verstikken. We worden misleid als we denken dat we met pornografie, overtredingen van de wet van kuisheid of oneerlijkheid in welke vorm dan ook kunnen flirten, zonder dat dit een negatieve invloed op onszelf en ons gezin heeft. Moroni heeft gezegd: ‘Ziet toe dat gij alle dingen in waardigheid doet’ (Mormon 9:29). De Heer heeft de volgende opdracht gegeven: ‘En nu geef Ik u een gebod om over uzelf te waken, om de woorden van eeuwig leven nauwkeurig na te komen’ (LV 84:43). Als onafgewikkelde zonden onze waardigheid in de weg staan, moeten we veranderen.

Het enige volwaardige antwoord op de vraag van Jezus Christus ‘Wat voor mannen behoort gij daarom te zijn?’ is het beknopte en wijze antwoord dat Hij zelf gaf: ‘Zoals Ik ben’ (3 Nephi 27:27). De uitnodiging om tot Christus te komen en in hem vervolmaakt te worden (zie Moroni 10:32) vergt verandering. Gelukkig heeft Hij ons niet alleen gelaten. ‘En indien de mensen tot Mij komen, zal Ik hun hun zwakheid tonen. [Dan] zal Ik zwakke dingen sterk voor hen laten worden’ (Ether 12:27). Als we ons op de verzoening van de Heiland verlaten, kunnen we veranderen. Daar ben ik zeker van. In de naam van Jezus Christus. Amen.