2014
De vreugdevolle last van het discipelschap
Mei 2014


De vreugdevolle last van het discipelschap

Onze leiders steun verlenen is een voorrecht, dat gepaard gaat met de persoonlijke verantwoordelijkheid om hun last mede te dragen en om een discipel van de Heer te zijn.

Ouderling Ronald A. Rasband

Op 20 mei vorig jaar sloeg een gigantische tornado toe in de buitenwijken van Oklahoma City, in hartje Amerika, waarbij een strook van ruim anderhalve kilometer breed en 27 kilometer lang werd verwoest. Die storm, met talloze ziedende tornado’s, zette het landschap en het leven van de mensen in zijn spoor op de kop.

Nog maar een week na die gigantische storm kreeg ik de opdracht het gebied te bezoeken waar huizen en bezittingen overal in de platgeslagen, vernielde buurten verstrooid lagen.

Voordat ik vertrok, sprak ik met onze geliefde profeet, president Thomas S. Monson, die dergelijke opdrachten van de Heer koestert. Met respect voor zijn ambt maar ook voor zijn goedheid vroeg ik: ‘Wat wilt u dat ik doe? Wat wilt u dat ik zeg?’

Hij pakte liefdevol mijn hand beet, zoals hij dat zou hebben gedaan bij elk slachtoffer en bij ieder die hulp bood in die grote ontreddering als hij daar was geweest, en zei:

‘Ten eerste, zeg hun dat ik van ze houd.

‘Ten tweede, zeg hun dat ik voor ze bid.

‘Ten derde, bedank iedereen die hulp biedt.’

Als lid van het Presidium der Zeventig kon ik het gewicht op mijn schouders voelen, in de woorden die de Heer tot Mozes sprak:

‘Vergader Mij uit de oudsten van Israël zeventig mannen, van wie gij weet, dat zij oudsten en opzieners van het volk zijn […].

‘Dan zal Ik nederdalen en daar met u spreken en een deel van de Geest die op u [Mozes] is, nemen en op hen leggen, opdat zij met u de last van het volk dragen, en gij die niet alleen behoeft te dragen.’1

Die woorden komen uit een ver verleden, maar de wegen van de Heer zijn niet veranderd.

Momenteel heeft de Heer in de kerk 317 zeventigers geroepen, die in acht quorums werkzaam zijn, om de twaalf apostelen bij te staan in het dragen van de last die op het Eerste Presidium is gelegd. Ik voel die verantwoordelijkheid met vreugde tot in het diepst van mijn ziel, zo ook mijn medebroeders. Wij zijn echter niet de enigen die bij dit heerlijke werk helpen. Als leden van de kerk over de hele wereld hebben wij allemaal de geweldige gelegenheid om anderen tot zegen te zijn.

Ik had van onze geliefde profeet vernomen wat de door de storm geteisterde mensen nodig hadden — liefde, gebeden en waardering voor hulpvaardige handen.

Vanmiddag zullen wij allen onze rechterarm in een rechte hoek opheffen en het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen steun verlenen als profeten, zieners en openbaarders van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Dat is niet slechts een formaliteit, evenmin is het voorbehouden aan wie als algemene functionarissen geroepen zijn. Onze leiders steun verlenen is een voorrecht, dat gepaard gaat met de persoonlijke verantwoordelijkheid om hun last mede te dragen en om een discipel van de Heer Jezus Christus te zijn.

President Monson heeft gezegd:

‘Wij worden omringd door mensen die behoefte hebben aan onze aandacht, onze aanmoediging, onze steun, onze troost en onze vriendelijkheid — of het nu om familieleden, vrienden, kennissen of vreemden gaat. Wij zijn de handen van de Heer hier op aarde, en wij hebben de opdracht om al zijn kinderen te dienen en op te beuren. Hij is afhankelijk van ieder van ons. […]

‘“[…] In zoverre gij dit aan één van deze [minsten] hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan” [Matteüs 25:40].’2

Zullen wij met liefde reageren op een gelegenheid om iemand te bezoeken of op te bellen, een berichtje te sturen, of een dag in andermans noden te voorzien? Of zullen wij als de jongeling zijn die verklaarde dat hij alle geboden van God onderhield:

‘Dat alles heb ik in acht genomen; waarin schiet ik nog te kort?

‘Jezus zeide tot hem: Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben, en kom hier, volg Mij.’3

De jongeling werd tot groter dienstbetoon aan de zijde van de Heer geroepen om het werk van het koninkrijk van God op aarde te doen. Maar hij wendde zich af, ‘want hij bezat vele goederen’.4

Hoe zit het met onze aardse goederen? We kunnen zien wat een tornado in een paar minuten kan aanrichten. Het is zo belangrijk dat ieder van ons ernaar streeft zich geestelijke schatten in de hemel te verzamelen — door onze tijd, talenten en keuzevrijheid in dienst van God te stellen.

Jezus Christus blijft ons oproepen: ‘Kom hier, volg Mij.’5 Hij ging met zijn volgelingen op onzelfzuchtige wijze in zijn eigen land rond. Ook nu gaat Hij met ons mee, staat Hij ons bij en leidt Hij ons. Zijn volmaakte voorbeeld volgen betekent de Heiland erkennen en eren, die al onze lasten heeft gedragen door zijn heilige en verlossende verzoening, de ultieme daad van dienstbetoon. Hij vraagt van ieder van ons dat wij bereidwillig en in staat zijn om de vreugdevolle ‘last’ van het discipelschap op ons te nemen.

In Oklahoma had ik de kans om kennis te maken met enkele families die door de krachtige wervelwinden getroffen waren. Bij mijn bezoek aan de familie Sorrels werd ik in het bijzonder geraakt door de ervaring van hun dochter, Tori, die toen in groep zeven van de basisschool Plaza Towers zat. Zij en haar moeder zijn hier vandaag onder ons.

Tori en een handjevol medeleerlingen zochten dekking in een toiletruimte terwijl de tornado door het schoolgebouw raasde. Luister naar Tori’s eigen woorden wat zich die dag afspeelde:

‘Ik hoorde iets op het dak kletteren. Ik dacht dat het gewoon hagel was. Het geluid werd steeds harder. Ik bad dat onze hemelse Vader ons allemaal wilde beschermen en veilig zou behouden. Plotseling hoorden we een luid zuigend geluid, en toen verdween het dak pal boven ons hoofd. Er was veel wind en er vlogen een hoop spullen in het rond; elk deel van mijn lichaam werd wel geraakt. Het was buiten donkerder en de lucht leek wel zwart, maar dat was niet zo — het was het binnenste van de tornado. Ik deed mijn ogen maar dicht, hopend en biddend dat het gauw voorbij zou zijn.

‘Ineens was het stil.

Toen ik mijn ogen opendeed, zag ik een stopbord pal voor mijn neus! Het scheelde maar een haar.’6

Tori, haar moeder, drie andere kinderen uit het gezin en vele andere vrienden en vriendinnen die ook bij haar in de school waren, overleefden de tornado op wonderlijke wijze. Voor zeven medeleerlingen was dat niet zo.

Dat weekend gaven priesterschapsdragers vele zegens aan leden die in de storm geleden hadden. Het stemde mij nederig om Tori een zegen te geven. Toen ik mijn handen op haar hoofd legde, kwam een favoriete Schrifttekst naar boven: ‘Ik zal voor uw aangezicht uit gaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te schragen.’7

Ik gaf Tori de raad om de dag te onthouden waarop een dienstknecht van de Heer zijn handen op haar hoofd legde en verklaarde dat zij door engelen in de storm beschermd was.

Een reddende hand naar iemand uitsteken is, onder elke omstandigheid, een eeuwige maatstaf van liefde. Dat is het dienstbetoon dat ik die week in Oklahoma gezien heb.

Wij krijgen vaak de kans om anderen te helpen wanneer zij het moeilijk hebben. Als leden van de kerk hebben wij allemaal de heilige taak om ‘elkaars lasten te dragen, opdat zij licht zullen zijn’8, ‘te treuren met hen die treuren’9, en ‘de handen die slap neerhangen [te verheffen] en […] de knikkende knieën [te sterken]’.10

Broeders en zusters, de Heer is ieder van u uitermate dankbaar, voor de talloze uren en daden van dienstbetoon, hetzij groot of klein, die u dagelijks zo gul en welwillend bijdraagt.

Koning Benjamin heeft ons in het Boek van Mormon geleerd dat ‘wanneer gij in dienst van uw medemensen zijt, gij louter in dienst van uw God zijt’.11

Als we ons erop richten om onze broeders en zusters bij te staan, kan dat tot geïnspireerde beslissingen in ons dagelijks leven leiden en leren we te waarderen en lief te hebben wat de Heer liefheeft. Zo getuigen wij door onze levenswandel dat wij zijn discipelen zijn. Wanneer wij met zijn werk bezig zijn, voelen wij zijn Geest heel nabij. Wij nemen dan in getuigenis, geloof, vertrouwen en liefde toe.

Ik weet dat mijn Verlosser leeft, ja, Jezus Christus, en dat Hij in deze tijd tot en bij monde van zijn profeet, onze geliefde president Thomas S. Monson, spreekt.

Mogen wij allen de vreugde vinden die komt door de heilige taak om elkaars lasten te dragen, zelfs de eenvoudige en kleine, is mijn gebed in de naam van Jezus Christus. Amen.