Tot we elkaar weerzien
De macht van God
Uit een toespraak gehouden tijdens een algemene priesterschapsbijeenkomst, met de titel ‘The Doctrine of the Priesthood’, Ensign, mei 1982, 32–34.
Geloof is macht en macht is priesterschap.
God is God omdat Hij de belichaming van alle geloof en alle macht en alle priesterschap is. Het leven dat Hij leidt, heet eeuwig leven.
De mate waarin wij worden zoals Hij, is de mate waarin wij zijn geloof en zijn macht krijgen, en zijn priesterschap uitoefenen. En als we in de ruimste zin van het woord geworden zijn zoals Hij, dan zullen wij ook voor eeuwig leven.
Geloof en priesterschap gaan hand in hand. Geloof is macht en macht is priesterschap. Als we geloof ontwikkeld hebben, krijgen we het priesterschap. Dan groeien we door het priesterschap in geloof totdat wij alle macht hebben en zoals onze Heer worden.
Onze tijd in dit sterfelijk leven is een proeftijd. In dit leven kunnen wij ons geloof vervolmaken en in priesterschapsmacht toenemen. […]
In de tijd van Henoch heeft het heilig priesterschap meer betekend voor de vervolmaking van de mens dan in enig ander tijdperk. Destijds heette het de orde van Henoch (zie LV 76:57), de macht waardoor hij met zijn volk werd opgenomen. En zij werden opgenomen omdat zij geloof hadden en priesterschapsmacht uitoefenden.
De Heer sloot een eeuwig verbond met Henoch dat allen die het priesterschap ontvingen door geloof macht zouden hebben om alles op aarde te besturen en te beheersen, om de legers van volken te tarten, en in heerlijkheid verhoogd voor de Heer te staan.
Melchizedek was een man van zulk geloof ‘en zijn volk wrocht rechtschapenheid en verkreeg de hemel, en zocht naar de stad van Henoch’ (zie de Bijbelvertaling van Joseph Smith van Genesis 14:34). […]
Wat is dan de leer van het priesterschap? En hoe zullen we als dienstknechten van God leven?
Deze leer houdt in dat God onze Vader een verheerlijkte, volmaakte en verhoogde Persoon is, die alle macht, alle gezag en alle heerschappij bezit, die alwetend is en oneindig is in al zijn eigenschappen, en in gezinsverband leeft.
Het houdt in dat onze eeuwige Vader deze hoge status van heerlijkheid, volmaking en macht geniet, omdat zijn geloof volmaakt is en zijn priesterschap onbeperkt.
Het houdt in dat priesterschap de naam van de macht Gods is, en dat wij, als we zoals Hij willen worden, zijn priesterschap of macht moeten ontvangen en uitoefenen zoals Hij het uitoefent. […]
Het houdt in dat we uit geloof de macht hebben om alles te regeren en te beheersen, zowel stoffelijk als geestelijk; wonderen te verrichten en levens te vervolmaken; in de tegenwoordigheid van God te komen en zoals Hij te zijn, omdat we zijn geloof, zijn volmaakte eigenschappen en zijn macht hebben gekregen, of met andere woorden de volheid van zijn priesterschap.
Dat is dus de leer van het priesterschap, en er kan niets en zal nooit iets groters zijn. Dat is de macht die we door geloof en rechtschapenheid kunnen bemachtigen. […]
Er schuilt echt macht in het priesterschap — een macht die wij graag willen gebruiken, een macht waarvan we willen dat die altijd op ons en onze nakomelingen zal rusten.