Zij zagen Hem
Deze personen zagen de herrezen Heiland, maar jij kunt op je eigen manier ook een getuige van Christus zijn.
Hoe zou het volgens jou zijn om de herrezen Heiland te zien? Duizenden mensen uit de tijd van Jezus hoefden dit zich niet in te beelden — zij beleefden het. De Schriften bevatten een twaalftal voorbeelden in het Nieuwe Testament en verschillende in het Boek van Mormon waarin de herrezen Heer aan de mensen verscheen. Deze personen namen een van de grootste wonderen in de geschiedenis waar: Jezus Christus die de dood overwon en ons allen in staat stelde om weer te leven. Is dat niet ongelooflijk?
Wat houdt het eigenlijk in om een getuige van Christus te zijn? Laten we enkele van die momenten in de Schriften bekijken en nadenken hoe wij ook getuige van Christus kunnen zijn, zelfs zonder Hem in levenden lijve te zien.
Maria Magdalena
Maria Magdalena was de eerste getuige. De zondagochtend na de kruisiging begaf zij zich met enkele vrouwen naar het graf om het lichaam van de Heer te zalven. Toen Maria ontdekte dat het graf leeg was, huilde zij. Iemand benaderde haar en vroeg: ‘Vrouw, waarom huilt u?’ Stel haar verrassing eens voor toen ze zag dat het Jezus was, die uit de dood was opgestaan. (Zie Johannes 20:1–18.)
Twee discipelen op weg naar Emmaüs
Kleopas ging samen met een andere discipel naar Emmaüs toen een vreemdeling zich bij hen voegde. Zij herkenden hem niet tot hij tijdens hun gezamenlijk avondmaal het brood brak. Toen werden hun ogen geopend en ze beseften dat ze de hele tijd met de Heiland hadden gereisd. ‘Was ons hart niet brandend in ons […]?’ vroegen zij elkaar. Zij dachten na over de bevestiging die zij hadden ontvangen dat Hij waarlijk bij hen was geweest. (Zie Lukas 24:13–34.)
De tien apostelen
De twee discipelen die met Christus naar Emmaüs waren gereisd, keerden terug naar Jeruzalem en vertelden de apostelen wat zij hadden meegemaakt. Terwijl zij deze dingen bespraken, verscheen de Heiland in hun midden en zei: ‘Zie mijn handen en mijn voeten, want Ik ben het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb.’ (Zie Lukas 24:36–41, 44–49.)
De apostel Thomas
De apostel Thomas was er niet bij toen de Heiland de eerste maal aan de andere apostelen verscheen. Daarom geloofde hij niet dat Christus was herrezen. Een week later verscheen Christus opnieuw aan de apostelen. Dit keer was Thomas er wel bij en omdat hij Christus zag, geloofde hij dat Hij was herrezen. De Heiland berispte Thomas omdat hij niet had geloofd zonder te zien: ‘Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven.’ (Zie Johannes 20:24–29.)
De elf apostelen aan de zee van Tiberias
Kort na de opstanding gingen enkele van de apostelen in de zee van Tiberias vissen, echter zonder al te veel succes. De volgende ochtend verscheen de Heiland en raadde hen aan hun net aan de rechterzijde van het schip uit te werpen. Toen ze dat deden, zat hun net zó vol dat ze het maar nauwelijks konden binnenhalen! Zij aten samen en daarna leerde de Heiland hun hoe belangrijk dienstbetoon was, door te zeggen: ‘Weid mijn schapen.’ Dát was wat de apostelen de rest van hun leven deden — de mensen over Christus vertellen. Enkelen van hen offerden hiervoor zelf hun leven op. (Zie Johannes 21:1–22.)
De Nephieten in Amerika
Het land in Amerika werd tijdens de kruisiging door aardbevingen, vuren en andere natuurrampen geteisterd. Daarna volgden er nog drie dagen van duisternis ten teken van de dood van de Heiland. Later daalde Christus uit de hemel neer en bezocht Hij een menigte van 2500 personen die zich bij de tempel in het land Overvloed had verzameld. Hij nodigde de mensen uit de wonden in zijn handen en voeten en zijde te voelen, hield een toespraak, en zegende de kinderen van de Nephieten één voor één. De volgende dag waren er nog meer mensen bijeengekomen en de Heiland bezocht en onderwees hen. De discipelen richtten uiteindelijk de kerk van Christus op en de Nephieten en de Lamanieten ontwikkelden zo’n krachtige getuigenis dat zij zich allen tot de Heer bekeerden. (Zie 3 Nephi 11–18; zie ook 3 Nephi 8–10; 4 Nephi 1.)
Getuigen toen en nu
Christus verscheen nog aan vele anderen. Dat was onder meer aan een groepje vrouwen die Maria Magdalena naar het graf hadden vergezeld om het lichaam van Christus te zalven, een groep van meer dan vijfhonderd mensen, Jakobus, en Paulus. (Zie Mattheüs 28:9; Handelingen 9:4–19; 1 Korinthe 15:6–7; zie ook 3 Nephi 19; 26:13.)
Misschien krijgen we de kans niet om de Heiland te zien zoals deze getuigen Hem zagen, maar je kunt nog altijd een getuige van Christus zijn. Je kunt, net zoals Maria dat deed toen ze naar het graf ging, zelf de Heiland zoeken door meer over Hem te weten te komen. Of je oefent je geloof in Hem door de geboden te onderhouden en de raad van de profeten op te volgen. Of je kunt, zoals de twee discipelen die naar Emmaüs gingen, de zegeningen van de Heiland in je leven herkennen. Denk in deze paastijd eens na over wat het betekent om een getuige van Christus te zijn. Deze mensen waren letterlijk getuigen die de herrezen Christus zagen — maar dat is niet de enige manier waarop je Hem in je leven kunt waarnemen.