De Godheid en het heilsplan
De waarheid over de Godheid en onze relatie tot Hen geeft ons de ultieme routekaart en zekerheid voor onze reis door het sterfelijk leven.
I.
In ons eerste geloofsartikel staat: ‘Wij geloven in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige Geest.’ Samen met andere christenen geloven wij in een Vader en een Zoon en een Heilige Geest, maar wat we over Hen geloven, wijkt af van wat anderen geloven. Wij geloven niet in wat in de christelijke wereld de heilige drie-eenheid wordt genoemd. In zijn eerste visioen zag Joseph Smith twee afzonderlijke Personen, twee Wezens. Daarmee weerlegde hij de toen gangbare opvattingen over God en de Godheid.
In tegenstelling tot de zienswijze dat God een onvatbaar en onkenbaar mysterie is, is de waarheid dat we het wezen van God en onze relatie tot Hem kunnen weten en dat dit de sleutel tot al het overige in onze leer is. In de Bijbel vinden we Jezus’ hogepriesterlijk gebed waarin Hij verkondigde: ‘Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt’ (Johannes 17:3).
Onze inspanning om God en zijn werk te kennen, is vóór dit sterfelijk leven begonnen en zal hier niet worden voltooid. De profeet Joseph Smith leerde ons: ‘Het zal nog lang duren nadat u door de sluier bent gegaan, voordat u […] alle beginselen van de verhoging hebt geleerd.’1 We bouwen voort op de kennis die we in de voorsterfelijke geestenwereld hebben opgedaan. Zo verkondigde de profeet Jesaja in een poging om de Israëlieten het wezen van God en zijn relatie tot zijn kinderen uit te leggen. In de Bijbel staat:
‘Met wie zou u God willen vergelijken, of welke vergelijking zou u op Hem willen toepassen? […]
‘Weet u het niet? Hoort u het niet? Is het u vanaf het begin niet bekendgemaakt? Hebt u niet gelet op de fundamenten van de aarde?’ (Jesaja 40:18, 21).
Wij weten dat de drie leden van de Godheid drie afzonderlijke, onderscheiden Personen zijn. Dat weten we dankzij de leringen van de profeet Joseph Smith: ‘De Vader heeft een lichaam van vlees en beenderen, even tastbaar als dat van de mens; de Zoon eveneens; maar de Heilige Geest heeft geen lichaam van vlees en beenderen, maar is een Persoon van Geest. Ware het niet zo, dan kon de Heilige Geest niet in ons wonen’ (LV 130:22).
Over de hoogste positie van God de Vader binnen de Godheid, en de rol van iedere persoon daarin, heeft de profeet Joseph uitgelegd:
‘Ieder die de hemelen open heeft gezien, weet dat er drie Personen in de hemel zijn die de sleutels van de macht dragen en dat één Hen presideert. […]
‘[…] Deze Personen […] worden God de Eerste, de Schepper; God de Tweede, de Verlosser; en God de Derde, de Getuige genoemd.’
‘[Het is] de taak van de Vader om als hoofd of president te presideren, met Jezus als Middelaar en de Heilige Geest als Getuige.’2
II. Het plan
We begrijpen onze relatie tot de leden van de Godheid uit wat over het heilsplan is geopenbaard.
Vragen als: waar komen we vandaan?, waarom zijn wij hier?, en: waar gaan we naartoe?, worden beantwoord in wat de Schriften het ‘heilsplan’, het ‘grote plan van geluk’, of het ‘verlossingsplan’ noemen (Alma 42:5, 8, 11). In dit plan staat het evangelie van Jezus Christus centraal.
Toen we ons als geestkinderen van God in een voorsterfelijke staat bevonden, verlangden we het eeuwige leven te bezitten. Daar kon zonder een stoffelijk lichaam en een sterfelijke proeftijd geen sprake van zijn. Om ons die kans te geven, presideerde onze hemelse Vader de schepping van deze wereld, waar we, zonder herinnering aan wat aan onze geboorte voorafging, onze bereidheid konden tonen om zijn geboden te onderhouden, de problemen van het sterfelijke leven te ervaren en daardoor te groeien. Maar in de loop van dat sterfelijke leven, en door de val van onze eerste ouders, zouden wij een geestelijke dood ondergaan doordat we van de tegenwoordigheid van God worden afgesneden, door zonde besmeurd worden en aan de lichamelijke dood onderworpen worden. Het plan van de Vader voorzag in en verschafte manieren om al deze barrières te overwinnen.
III. De Godheid
Nu we het doel van Gods grote plan kennen, staan we stil bij de verschillende rollen van de drie leden van de Godheid in dat plan.
We beginnen met een leerstelling uit de Bijbel. Aan het einde van zijn tweede brief aan de Korinthiërs maakt de apostel Paulus deze bijna terloopse opmerking over de Godheid van Vader, Zoon en Heilige Geest: ‘De genade van de Heere Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van [een gevoel van verbondenheid met3] de Heilige Geest zij met u allen’ (2 Korinthe 13:13).
Deze Bijbeltekst verwijst naar de Godheid en de allesbepalende en motiverende liefde van God de Vader, de genadige en verlossende zending van Jezus Christus, en de verbondenheid met de Heilige Geest.
God de Vader
Het begint allemaal bij God de Vader. Hoewel we betrekkelijk weinig over Hem weten, is wat we wél weten bepalend voor ons begrip van zijn soevereine positie, onze relatie tot Hem, en zijn toeziende rol in het heilsplan, de schepping en alles wat daarop volgde.
Zoals ouderling Bruce R. McConkie kort voor zijn dood heeft geschreven: ‘In de uiteindelijke en hoogste zin van het woord is er maar één ware en levende God. Hij is de Vader, de almachtige Elohim, het Opperwezen, de Schepper en Heerser van het universum.’4 Hij is de God en Vader van Jezus Christus en van ons allemaal. President David O. McKay leert ons dat ‘de eerste fundamentele waarheid die Jezus Christus verkondigde was dat God de Vader achter en boven alles staat, de Heer van hemel en aarde.’5
Wat we over het wezen van God de Vader weten, weten we voornamelijk door de bediening en de leringen van zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus. Zoals ouderling Jeffrey R. Holland ons geleerd heeft, was een van de belangrijkste redenen van Jezus’ bediening om aan de sterfelijke mens te openbaren ‘wat voor God onze eeuwige Vader is, […] om de ware aard van zijn Vader, onze hemelse Vader te openbaren en persoonlijk voor ons te maken.’6 De Bijbel bevat een apostolische getuige dat Jezus ‘de afstraling’ van zijn Vader was (Hebreeën 1:3), waarmee wordt voortgebouwd op Jezus’ eigen leer dat ‘wie Mij gezien heeft, […] de Vader [heeft] gezien’ (Johannes 14:9).
God de Vader is de Vader van onze geest. Wij zijn zijn kinderen. Hij houdt van ons, en alles wat Hij doet is voor ons eeuwige welzijn. Hij is de ontwerper van het heilsplan, en het is door zijn macht dat hij de doelstellingen van het plan bereikt voor de uiteindelijke heerlijkheid van zijn kinderen.
De Zoon
Voor ons mensen is Jezus Christus het meest zichtbare lid van de Godheid. Volgens een belangrijke leerstellige uitspraak van het Eerste Presidium in 1909 is Hij ‘de eerstgeborene onder alle zonen van God — de eerstgeborene in de geest, en de eniggeborene in het vlees.’7 De Zoon, de grootste van allen, was door de Vader gekozen om het plan van de Vader uit te voeren — om de macht van de Vader te gebruiken om ontelbare werelden te scheppen (zie Mozes 1:33) en de kinderen van God door zijn opstanding van de dood en door zijn verzoening van zonde te verlossen. Dit verheven offer wordt terecht ‘de daad waar de hele menselijke geschiedenis om draait’, genoemd.8
Op die unieke en heilige momenten dat God de Vader de Zoon persoonlijk heeft geïntroduceerd, zei Hij: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, luister naar Hem’ (Markus 9:7; Lukas 9:35; zie ook 3 Nephi 11:7; Geschiedenis van Joseph Smith 1:17). Dus is het Jezus Christus, Jehova, de Here God van Israël, die tot en door de profeten spreekt.9 Toen Jezus na zijn opstanding aan de Nephieten verscheen, introduceerde Hij Zich daarom als ‘de God van de hele aarde’ (3 Nephi 11:14). Daarom spreekt Jezus vaak tot de profeten van het Boek van Mormon en tot de heiligen der laatste dagen als ‘de Vader en de Zoon’, een titel die honderd jaar geleden in de geïnspireerde leerstellige uitspraak van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf is uitgelegd.10
De Heilige Geest
Het derde lid van de Godheid is de Heilige Geest, ook Geest Gods, de Geest van de Heer, en de Trooster genoemd. Hij is het lid van de Godheid door wie persoonlijke openbaring tot stand komt. Als persoon van geest (zie LV 130:22) kan Hij in ons wonen en de onmisbare rol van communicator tussen de Vader en de Zoon en de kinderen van God op aarde vervullen. Veel Schriftuurteksten bevestigen dat zijn zending erin bestaat om te getuigen van de Vader en de Zoon (zie Johannes 15:26; 3 Nephi 28:11; LV 42:17). De Heiland heeft beloofd dat de Trooster ons alles zal onderwijzen, ons alle dingen in gedachten zal brengen, en ons naar alle waarheid zal leiden (zie Johannes 14:26; 16:13). Op die manier helpt de Heilige Geest ons waarheid van dwaling te onderscheiden, leidt ons bij belangrijke beslissingen, en helpt ons bij de problemen van de sterfelijkheid.11 Hij is ook het middel waardoor wij worden geheiligd, dat wil zeggen, gereinigd en gezuiverd van zonde (zie 2 Nephi 31:17; 3 Nephi 27:20; Moroni 6:4).
IV.
Hoe helpt ons begrip van de uit de hemel geopenbaarde leer over de Godheid en het heilsplan ons vandaag de dag dan met onze problemen?
De waarheid over de Godheid en onze relatie tot Hen, het doel van het leven, en de aard van onze eeuwige bestemming, geeft ons de ultieme routekaart en zekerheid voor onze reis door het sterfelijk leven. We weten wie wij aanbidden en waarom we aanbidden. We weten wie we zijn en wat we kunnen worden (zie LV 93:19). We weten wie dit allemaal mogelijk maakt, en we weten wat we moeten doen om de hoogste zegeningen te krijgen die door Gods heilsplan beschikbaar zijn. Hoe weten we dat allemaal? Dat weten we door de openbaringen van God aan zijn profeten en aan ieder van ons individueel.
De door Paulus beschreven ‘maat van de grootte van de volheid van Christus’ (Efeze 4:13) vereist veel meer dan alleen maar kennis verkrijgen. Het is zelfs niet voldoende als wij overtuigd zijn van de waarheid van het evangelie. We moeten zo handelen en denken dat we erdoor worden bekeerd. In tegenstelling tot de organisaties in de wereld die ons zeggen dat wij iets moeten weten, moedigen het heilsplan en het evangelie van Jezus Christus ons aan om iets te worden.
Zoals president Thomas S. Monson ons in de afgelopen algemene conferentie voorhield:
‘Onze Heiland, Jezus Christus, speelt een essentiële rol in het [heils]plan. Zonder zijn zoenoffer zou alles verloren zijn. Het is echter niet voldoende om alleen maar in Hem en zijn zending te geloven. We moeten werken en leren, zoeken en bidden, ons bekeren en ons verbeteren. We moeten Gods wetten kennen en ernaar leven. We moeten zijn heilsverordeningen ontvangen. Alleen dan zullen we waar, eeuwig geluk ervaren. […]
‘Uit de grond van mijn ziel, en in alle ootmoed,’ zo verklaarde president Monson, getuig ik van de grote gave die het plan van onze hemelse Vader voor ons is. Het is het enige volmaakte pad naar vrede en geluk in deze en de komende wereld.’12
Ik voeg mijn getuigenis toe aan dat van onze geliefde profeet-president. Ik getuig dat we een liefdevolle hemelse Vader hebben, die van ons houdt. Ik getuig dat er een Heilige Geest is, die ons leidt. En ik getuig van Jezus Christus, onze Heiland, die het allemaal mogelijk maakt. In de naam van Jezus Christus. Amen.