Voor Hem
Als we beseffen voor wie en waarom we anderen dienen, begrijpen we dat toewijding aan God de grootste uiting van liefde is.
Op deze gedenkwaardige avond spreek ik mijn liefde en waardering voor ieder van u uit, mijn geliefde zusters. Ongeacht onze leeftijd, woonplaats of situatie zijn we vanavond eensgezind in sterkte, in doel en in het getuigenis dat onze hemelse Vader, onze Heiland, Jezus Christus en onze levende profeet, president Russell M. Nelson van ons houden en ons leiden.
Toen we pas getrouwd waren, werden mijn man en ik door onze bisschop geroepen om een gezin te bedienen dat jarenlang niet naar de kerk was gekomen. We aanvaardden de opdracht en gingen een paar dagen later bij hen op bezoek. Het was meteen duidelijk dat ze niet op bezoekers van de kerk gesteld waren.
Daarom namen we bij ons volgende bezoek chocoladekoekjes mee in de hoop dat die hun hart zouden verzachten. Nee dus. De ouders spraken ons door de hordeur toe en zeiden met nog meer nadruk dat we niet welkom waren. Toen we weer naar huis reden, waren we ervan overtuigd dat koekjes met gepofte rijst ons meer succes zouden hebben opgeleverd.
Door ons gebrek aan geestelijk perspectief raakten we na elke mislukte poging nog meer gefrustreerd. Afgewezen worden, is nooit aangenaam. Na een tijdje vroegen we ons af: Waarom doen we dit eigenlijk? Wat willen we bereiken?
Ouderling Carl B. Cook heeft gezegd: ‘Dienen in de kerk kan […] lastig zijn als we iets te doen krijgen wat ons angst inboezemt, als we het dienen moe zijn of als we geroepen worden iets te doen waar we in eerste instantie niet om staan te springen.’1 We hadden aan den lijve ondervonden dat ouderling Cook gelijk had, en we besloten om leiding te vragen van Iemand met een beter perspectief dan het onze.
Na veel oprecht gebed en studie ontvingen we antwoord op de vraag waarom we moesten dienen. Het was een verandering in ons denken, een verandering van hart, een echte openbaring.2 Toen we in de Schriften naar leiding zochten, leerde de Heer ons hoe we anderen op een eenvoudigere en meer zinvolle manier konden dienen. Het volgende vers bracht een verandering van hart en aanpak bij ons teweeg: ‘U zult de Heer, uw God, liefhebben met geheel uw hart, met geheel uw macht, verstand en kracht; en u zult Hem dienen in de naam van Jezus Christus.’3 Hoewel we dit vers goed kenden, leek het ons plots nieuw en belangrijk toe.
We beseften dat we oprecht probeerden dit gezin en onze bisschop te dienen, maar dat we ons moesten afvragen of we dat wel uit liefde voor de Heer deden. Koning Benjamin heeft het verschil duidelijk uitgelegd. Hij zei: ‘Zie, ik zeg u dat hoewel ik u heb gezegd mijn dagen in uw dienst te hebben doorgebracht, ik niet wens te roemen, want ik ben louter in dienst van God geweest.’4
Wie diende koning Benjamin dus eigenlijk? Onze hemelse Vader en de Heiland. Als we beseffen voor wie en waarom we anderen dienen, begrijpen we dat toewijding aan God de grootste uiting van liefde is.
Toen we er geleidelijk een andere kijk op kregen, veranderden ook onze gebeden. We gingen naar onze bezoekjes aan dat fijne gezin uitkijken vanwege onze liefde voor de Heer.5 We deden het voor Hem. Hij zorgde ervoor dat de strijd geen strijd meer was. Nadat ze ons maandenlang op de stoep hadden laten staan, begon het gezin ons binnen te laten. Uiteindelijk baden we geregeld samen en praatten liefdevol over het evangelie. Het was het begin van een jarenlange vriendschap. We aanbaden Hem en hadden Hem lief door zijn kinderen lief te hebben.
Herinnert u zich een gelegenheid waarbij u iemand liefdevol de hand reikte om oprechte hulp te bieden, en het gevoel had dat uw moeite niet werd opgemerkt of gewaardeerd, of zelfs niet gewenst was? Hebt u toen de waarde van uw dienstbetoon in twijfel getrokken? Zo ja, laat deze woorden van koning Benjamin dan de plaats van uw twijfel en zelfs van uw pijn innemen: ‘U [bent] louter in dienst van uw God’.6
In plaats van wrok te koesteren, kunnen we door dienstbetoon een meer volmaakte band met onze hemelse Vader vormen. Onze liefde en toewijding voor Hem maken erkenning of waardering overbodig, en zorgen ervoor dat zijn liefde in en door ons vloeit.
Soms beginnen we aan ons dienstbetoon vanuit een zeker plichtsbesef, maar zelfs dan kunnen we een edelere hulpbron in onszelf aanboren, waardoor we kunnen dienen op een manier ‘die dit alles nog overtreft’.7 Denk daarbij aan president Nelsons aansporing tot ‘een nieuwere en heiligere manier om voor elkaar te zorgen’.8
Als wij voor ogen houden wat God allemaal voor ons heeft gedaan, komt ons dienstbetoon vanuit een dankbaar hart. Als we ons minder druk maken over de status die ons dienstbetoon ons bezorgt, beseffen we dat we met ons dienstbetoon God op de eerste plaats zetten.9
President M. Russell Ballard heeft gezegd: ‘Alleen als we God en Christus met heel ons hart, ziel en verstand liefhebben, zullen we in staat zijn om anderen door vriendelijk dienstbetoon in die liefde te laten delen.’10
In het eerste van de tien geboden wordt deze goddelijke wijsheid aangehaald: ‘Ik ben de Heere, uw God. […] U zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.’11 Het feit dat dit gebod als eerste genoemd wordt, doet ons inzien dat als we Hem de hoogste prioriteit geven, al de rest uiteindelijk op zijn plek zal vallen, zelfs ons dienstbetoon aan anderen. Als wij er bewust voor kiezen Hem op de eerste plaats te zetten, kan Hij onze daden zegenen voor ons welzijn en dat van anderen.
De Heer heeft gezegd: ‘Vertrouw op Mij bij iedere gedachte’.12 En dat is precies hetgeen waar wij ons elke week toe verbinden: om ‘Hem altijd indachtig te zijn’.13 Kunnen we die focus op het goddelijke overal toepassen? Kunnen we door een alledaags klusje onze liefde en toewijding aan Hem tonen? Ik geloof van wel.
We kunnen bij elk punt op onze to-dolijst de kans aangrijpen om Hem te verheerlijken. We kunnen elk karwei beschouwen als een voorrecht en een kans om Hem te dienen, zelfs als we bedolven worden onder deadlines, plichten of vieze luiers.
Ammon zei: ‘Ja, ik weet dat ik niets ben; wat mijn kracht aangaat, ben ik zwak; daarom zal ik niet op mijzelf roemen, maar ik zal in mijn God roemen, want in zijn kracht vermag ik alle dingen.’14
Als onze God dienen onze topprioriteit wordt, verliezen we onszelf, en uiteindelijk vinden we onszelf.15
De Heiland heeft dit beginsel zo eenvoudig en duidelijk verwoord: ‘Laat dan uw licht voor dit volk zo schijnen dat zij uw goede werken kunnen zien en uw Vader die in de hemel is, verheerlijken.’16
Ik wil graag enkele wijze woorden aanhalen die aan de muur van een weeshuis in Calcutta (India) hingen: ‘Als je vriendelijk bent, zeggen mensen soms dat je zelfzuchtige bijbedoelingen hebt. Blijf tóch vriendelijk. Wat jaren heeft gekost om op te bouwen, kan in één klap worden verwoest. Blijf tóch bouwen. Het goede dat je vandaag doet, zal morgen vergeten zijn. Blijf tóch het goede doen. Geef de wereld het beste van jezelf, en misschien is het nooit genoeg. Blijf de wereld tóch het beste van jezelf geven. Uiteindelijk gaat het toch alleen om jou en je God.’17
Zusters, het gaat altijd om ons en de Heer. President James E. Faust heeft gezegd: ‘“Waar heeft de wereld het meest behoefte aan? […] Is het niet de grootste behoefte in de hele wereld dat ieder mens een persoonlijke, groeiende, dagelijkse, blijvende band met de Heiland heeft?” Zo’n band brengt het goddelijke in ons naar boven, en niets kan een groter verschil maken in ons leven dan kennis en begrip van onze goddelijke band met God.’18
Alma zei ongeveer hetzelfde tegen zijn zoon: ‘Ja, laten al je handelingen tot de Heer zijn, en waarheen je ook gaat, laat het in de Heer zijn; ja, laten al je gedachten tot de Heer uitgaan; ja, laten de gevoelens van je hart voor eeuwig op de Heer zijn gericht.’19
En president Russell M. Nelson heeft het zo gezegd: ‘Overdenken wij zijn vrijwillige verzoening, dan wordt elk gevoel van opoffering van onze kant volkomen overschaduwd door een diep gevoel van dankbaarheid voor het voorrecht om Hem te dienen.’20
Zusters, ik getuig dat als Jezus Christus door de macht van de verzoening aan en met ons werkt, Hij door ons gaat werken zodat we anderen tot zegen zijn. Wij dienen hen, maar dat doen we door Hem lief te hebben en te dienen. Dan gebeurt er wat in de Schriften staat beschreven, namelijk dat ‘eenieder het welzijn van zijn [of haar] naaste nastreeft en alle dingen doet met het oog alleen gericht op de eer van God’.21
Misschien wist onze bisschop dat dit de les was die mijn man en ik zouden leren uit onze prille, goedbedoelde maar onvolmaakte pogingen om Gods geliefde zonen en dochters te bedienen. Ik getuig met grote zekerheid van de goedheid en liefde die Hij ons laat voelen als wij ernaar streven om voor Hem te dienen. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.