De kerk: plek van eerbied en aanbidding
De Geest van de Heer is in onze kerken en zal ons inspireren als wij ons met eerbied voor Hem gedragen.
Een toegewijde collega vertelde me eens dat hij de taak had om na een ringconferentie stoelen op te ruimen en het ringgebouw netjes achter te laten. Hij besefte na een half uur zwoegen dat hij nog als enige in het gebouw was. Hij merkte ook dat hij zo in zijn eentje niet de drang had om zo snel mogelijk weg te gaan. Hij had nog steeds datzelfde vredige gevoel dat hij tijdens de conferentie had gehad, of nog sterker zelfs.
Toen hij de klus had geklaard en de kerk verliet, trof hij een medelid dat hem indringend leek gade te slaan. Dat lid besefte kennelijk waar mijn vriend mee bezig was geweest, pakte hem bij de hand en zei: ‘Broeder, de Heer ziet die kleine dingen die u voor Hem doet. Hij kijkt er met een goedkeurende glimlach naar.’
Diezelfde vriend bevond zich jaren later als bisschop weer als enige in de kerk waarin zijn wijk samenkwam. Hij deed de verlichting in de kapel uit, waarna hij nog even het maanlicht bewonderde dat door de ramen op het spreekgestoelte scheen.
Het bekende vredige gevoel overspoelde hem weer. Hij ging ergens voorin de kapel zitten en mijmerde over de talloze heilige momenten die hij daar had meegemaakt – de vele malen dat hij de priesters het brood aan de avondmaalstafel had zien breken, de keren dat hij bij het houden van een toespraak in een wijkconferentie het gezelschap van de Heilige Geest gevoeld had, de doopdiensten die hij geleid had, de prachtige koorliederen die hij gehoord had en de talrijke getuigenissen van wijkleden die hem zo diep geraakt hadden. Zittend in zijn eentje in die donkere kapel, werd hij door de collectieve impact van die ervaringen op zijn leven en op het leven van zijn wijkleden overmand, en boog intens dankbaar zijn hoofd.
Mijn vriend was wijselijk en juist bijgebracht dat de tempel en ons huis de heiligste plaatsen op aarde zijn. Maar door de twee genoemde gebeurtenissen kreeg hij ook meer inzicht in het heilige karakter van onze kerken. Die gebouwen worden met priesterschapsgezag gewijd en zijn zo een plek waar de Heer openbaringen over zijn volk uitstort. Bovendien ‘is de macht der goddelijkheid [er] kenbaar’ door de verordeningen die daar plaatsvinden (zie Leer en Verbonden 84:20).
De kerk zorgt samen met de beleving thuis voor de beloofde vreugde die trouwe heiligen op de sabbat kunnen ervaren. Het wordt een plek waar de heiligen gezamenlijk aanbidden, zodat zij ‘met hun harten in eenheid en in liefde jegens elkaar’ (Mosiah 18:21), alsook jegens de Heiland, verweven worden. We tonen gepaste dankbaarheid en respect voor de overvloedige geestelijke zegeningen die we dankzij onze kerken krijgen, door die huizen van aanbidding met een houding van diepe en oprechte eerbied te betreden.
De betekenis van eerbied
In onze hedendaagse kerkcultuur heeft het woord eerbied de betekenis van het woord stil gekregen. Hoewel zachtjes praten zeker gepast is in onze kerken, omvat deze beperkte kijk op eerbied niet de volledige betekenis van het woord. Eerbied is afgeleid van het verouderde werkwoord eer-bieden, wat iemand eer bewijzen betekent.1 Is er een term die de gevoelens van onze ziel mooier beschrijft dan eerbied, als we werkelijk overdenken wat de Heiland voor ieder van ons gedaan heeft?
Ik moet aan de woorden van de prachtige lofzang denken die we in onze kerken zingen: ‘’k Sta spraak’loos dat Christus zo’n liefde mij schenken kan.’2 Dat diepe gevoel van dankbaarheid, lofprijzing en verwondering is de essentie van eerbied. Het weerhoudt ons ervan om taal te uiten of gedrag te vertonen waardoor die gevoelens bij onszelf of anderen wegebben.
De kerk en de sabbat
We weten door hedendaagse openbaring dat het voor onze aanbidding op de sabbat van wezenlijk belang is dat we ‘naar het huis van gebed gaan en [onze] offeranden offeren op [de] heilige dag’ van de Heer (Leer en Verbonden 59:9). Het ‘huis van gebed’ waar we op de sabbat bijeenkomen, is onze heilige kerk.
President Russell M. Nelson heeft ons meer inzicht gegeven in het nauwe verband tussen onze eerbied voor de Heiland en onze gevoelens ten opzichte van de sabbatdag. President Nelson vertelde eens hoe hij zelf de sabbat is gaan heiligen: ‘Ik [leerde] uit de Schriften dat mijn gedrag en houding op de sabbat een teken was, iets tussen mij en mijn hemelse Vader.’3
Net zoals ons gedrag en onze houding op de sabbat een teken van onze toewijding aan de Heer zijn, kunnen ons gedrag, onze houding en zelfs onze kleding in zijn huis van gebed de mate van eerbied aangeven die we jegens de Heiland voelen.
De kerk en verordeningen
Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons in dit opzicht als volgt meer inzicht geboden:
‘Het aangepaste zondagse schema maakt niet alleen tijd vrij voor thuisgerichte evangeliestudie, maar […] zorgt er ook voor dat het sacrament van het avondmaal van de Heer alle nadruk krijgt als het heilige hoogtepunt van onze wekelijkse eredienst. We moeten op de meest individuele manier gedenken dat Christus is gestorven aan een gebroken hart, doordat alleen Hij de zonden, het verdriet en het lijden van de hele mensheid op Zich nam.
‘Omdat wij aan deze dodelijke last hebben bijgedragen, vereist zo’n moment ons respect.’4
Het is belangrijk om in te zien dat de aangewezen plek voor dat ultieme moment van respect jegens de Heiland in de kapel van de kerk is. We voelen die eerbied en het respect tijdens de wekelijkse verordening van het avondmaal nog meer als we aan de andere priesterschapsverordeningen en -zegeningen denken die in de kerk plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan kinderen een naam en zegen geven, dopen en bevestigingen, priesterschapsordeningen en aanstellingen voor roepingen. Elk van die verordeningen en zegeningen kan met de uitstorting van de Heilige Geest gepaard gaan, als de betrokkenen en overige aanwezigen een houding van eerbied hebben.
Foto, James Iliff Jeffery
De kerk en aanbidding
De sabbatdag biedt ons de gelegenheid om de Heer tijdens onze thuisstudie te aanbidden, maar ook samen met de leden van onze wijk tijdens de avondmaalsdienst en andere bijeenkomsten. De heiligen komen al vanaf de begintijd van de kerk graag bij elkaar voor de gezelligheid en om de onderlinge broederschap en zusterschap te versterken. Onze kerken zijn zelfs ingericht met ruimten voor dergelijke activiteiten gedurende de week. We moeten het primaire doel van het gebouw echter nooit uit het oog verliezen, namelijk om in een plek van aanbidding te voorzien.
Aanbidding en eerbied zijn nauw met elkaar verbonden. ‘Wanneer we God aanbidden, benaderen we Hem met eerbiedige liefde, ootmoed en verering. We erkennen en aanvaarden Hem als onze soevereine Koning, de Schepper van het heelal, onze geliefde en oneindig liefdevolle Vader.’5
Dat kerndoel van aanbidding dient ons gedrag in de kerk dan ook te beïnvloeden, zelfs als we er voor sociale of ontspannende activiteiten zijn. We moeten er goed op letten dat onze kerkactiviteiten niet leiden tot ordeverstoringen, rommel of schade aan of om het gebouw. Mocht er toch iets misgaan, dan moeten we dat direct schoonmaken of repareren.
Kinderen en jongeren kunnen leren dat eerbied en zorg voor het kerkgebouw verder dan de zondagse diensten strekken. Leden worden geacht een bijdrage te leveren aan de schoonmaak van het gebouw. Vooral voor ouders en kinderen is dat een prachtige manier om een gevoel van eerbied voor onze heilige kerken te ontwikkelen. Zoals ook uit de ervaring van mijn vriend met het opruimen van het ringgebouw na de ringconferentie blijkt, is de zorg voor de kerk zelf een manier om te aanbidden. We nodigen er de Geest van de Heer door uit.
Foto van leden die buiten staan, Massimo Criscione
De kerk en de Heiland
Er wordt onder president Nelsons profetische leiding hard aan gewerkt om de naam van Jezus Christus steevast aan zijn kerk te koppelen. Zo moeten we de Heiland ook nooit buiten het middelpunt van onze aanbidding plaatsen – met inbegrip van onze plek van aanbidding.
We noemen de tempel altijd het huis des Heren, wat een juiste en belangrijke aanduiding is. We denken er misschien minder snel aan dat onze kerken allemaal door priesterschapsgezag gewijd zijn als plek waar de Geest van de Heer kan vertoeven, en waar Gods kinderen – leden en niet-leden – ‘tot de kennis van hun Verlosser’ kunnen komen (Mosiah 18:30).
Het onlangs aangekondigde initiatief om onze kerken te verfraaien met schilderijen die de Heiland en de goddelijke gebeurtenissen van zijn sterfelijke en nasterfelijke leven respectvol afbeelden, is bedoeld om onze ogen, gedachten en hart meer op Hem te richten. Als we die gebedshuizen voor bijeenkomsten of activiteiten binnentreden, laten we dan eens stilstaan bij die gewijde schilderijen, er met onze kinderen naar kijken en onze gevoelens van aanbidding en eerbied jegens God erdoor laten aanwakkeren.
De oudtestamentische profeet Habakuk heeft gezegd: ‘De Heere is in Zijn heilige tempel. Wees stil voor Zijn aangezicht, heel de aarde’ (Habakuk 2:20). Mogen wij ook indachtig zijn dat de Geest van de Heer in onze kerkgebouwen is. Die zal ieders hart doordringen, zodat wij ons met eerbied voor Hem gedragen.